Wim Rhebergen Interviews
► Harmonium
pagina ►
Home ► Contact: rhegie1@planet.nl Januari 2009 |
|
Mijn
oma had een harmonium |
|||||||||||
|
|
|
|||||||||||
Gerard
Zwart 1955,
chemisch analist en organist, woont
in Westbroek, Utrecht Schreef
een brochure over het harmonium Laat
alle tongen klinken ► Pdf-versie ► U
kunt het huisorgel zien en horen ► Het huisorgel van Gerard
Zwart 1989,
gebouwd door S.F. Blank uit Herwijnen
|
|
Inleiding Op
de jaardag van de Harmoniumvereniging Nederland kwam ik in contact met Gerard
Zwart en een bijzonder verhaal rond een harmonium dat van grote invloed op
zijn leven is geweest. Het
was voor mij een reden om hem in het Utrechtse Westbroek op te zoeken. Hij gaf
me meteen een cd-rom met zijn verhaal. In
de huiskamer prijkt een prachtig orgel. Hij
zegt: “Het is een nieuw gebouwd Nederlands huisorgel, maar wel in de
stijl van 1780-1820. Ik zal iets voor je spelen.” “De
ornamentiek van het orgel zie je
terug in de kunst van die tijd. Het
orgel is beschilderd met bloemmotieven en rank bladwerk, en lauwerkransen,
zoals je ze ook kunt zien op schilderijen met Napoleon. Het
instrument heeft een Zuidelijke intonatie door de toepassing van de principes
die Don Bedos de Celles (1709-1779), een
benedictijn en in zijn tijd een beroemd orgelbouwer. Hij
schreef een standaardwerk over het orgel, “L’ art du Facteur d’Orgues”. Hij
heeft een grote invloed op de orgelbouw gehad, die - getuige dit orgel - nog
tot op de dag van vandaag voortduurt. Het
orgel is gebouwd door S. F. Blank uit Herwijnen in 1989. De
stemming is gemodificeerde Werckmeister III. Het
is een oude stemming en daardoor verkrijgt de klank een bijzondere spanning. Toch
kan ik muziek van tot ver in de negentiende eeuw hiermee spelen!” Wie
meer over deze stemming wil weten, kan bij google Werckmeister
III intikken en verkrijgt een aantal interessante websites. Hij
speelt voor mij een sonate van Carl Philipp Emanuel Bach, de zoon van Johann
Sebastiaan, die, doordat zijn muziek gevoeliger en minder complex was, in
zijn tijd een grotere populariteit had dan zijn vader, Ik
geniet van zijn spel en onderwijl maak ik foto's. We
praten de hele middag over zijn passie, over muziek, het orgel en het
harmonium en zijn zienswijze op het leven. Het
werd een boeiende middag. In dit artikel heb ik een dankbaar gebruik gemaakt
van de notities, die hij me mee gaf. Mijn oma had een harmonium
"Mijn
oma in Maartensdijk had een 2-klaviers harmonium. Eigenlijk was het van mijn
grootvader, maar die is gestorven toen ik nog maar twee jaar was; eigenlijk
heb ik hem dus nooit gekend. Voor
mij was het harmonium altijd van mijn grootmoeder, de tweede vrouw van mijn
grootvader en die eigenlijk niet mijn echte oma was, maar dat altijd wel voor
mij was. En
omgekeerd, ik was haar kleinkind; ze hield van mij. Het
instrument maakte als kind een grote indruk op me. Telkens
als ik bij haar was, vroeg ik of ik op het instrument mocht spelen. "Nee,
dat mocht niet! Eerst moest ik orgel
leren spelen en dan pas mocht ik pas op haar orgel spelen." Het
instrument was een harmonium, maar wij noemden het een orgel. Ik
wilde heel graag spelen en vroeg mijn ouders of ik op orgelles
mocht. Zij
hielden de boot wat af. Ze zagen het als een kinderlijke bevlieging, die
mettertijd wel weer zou overgaan. Maar ik gaf niet op en bleef doorzeuren. Op
mijn tiende verjaardag kreeg ik van mijn oma een schriftelijke cursus
klavarscribo. Mijn
ouders zagen een schriftelijke cursus echter niet zo zitten en gingen op zoek
naar iemand die les kon geven in klavarscribo. Mijn
leraar werd mijnheer A. A. de Hoogh uit Bilthoven,
die steevast omhuld door een grijze wolk sigarenrook mij de eerste beginselen
van het musiceren bijbracht. Ik
speelde op het 1-klaviers harmonium van ca. 3 spel, dat mijn vader van mijn
tante had overgenomen. Als ik me goed herinner was het een Malmberg of iets
dergelijks, een instrument ergens uit de jaren dertig. Ik
herinner me een Melodia 8’, een Dolce
8’, hoewel ik daar niet geheel zeker van ben, een Diapason 8’ en
mogelijk nog een Cello 8’. Met
nog een 4’ en stemmenverdeling tussen bas en discant (b/c), een aantal
- defecte - speelhulpen en een paar niet-werkende registers. Er waren ca.
tien trekregisters. Kortom, het was niet veel bijzonders. Het
instrument was windziek en had een iele, wat zeurderige klank, een typische
“psalmenpomp”, die bij sommige mensen nog steeds weerzin opwekt. Ik
weet dat mijn vader het nog een keer helemaal uit elkaar had gehaald en
daarna - beter spelend! - weer in elkaar heeft gekregen. In
1969 werd het vervangen door een elektronisch orgel (Solina
C) met 2 klavieren en pedaal. Het harmonium is toen als waardeloos opgeruimd. Ik
heb er geen traan om gelaten. De
Folk Dean boekjes heb ik stuk voor stuk doorgeworsteld evenals de oefeningen
van Schmidt en Frey. Elke oefening moest ik vier maal daags als op
doktersrecept doorspelen. Muziek
van Edmund Parlow en August Reinhardt kwamen daarna
en klonken direct veel voller en muzikaler. In mijn ogen was het een grote
stap vooruit. Daarna
kwam het echte werk. Bach was de grote passie van meneer De Hoogh. Ik heb bij hem eindeloos Bach gespeeld. In 1970
overleed meneer De Hoogh, zeventig jaar oud.” |
|||||||||||
Klavarskribo is een
muzieknotatiesysteem, dat werd ontwikkeld door Cornelis Pot en in 1931 werd
geïntroduceerd. Vooral in de beginjaren werd het klavarskribo
bij veel spelers van muziek populair. Het
notenschrift van klavarskribo lijkt niet toevallig
op het toetsenbord van een piano of orgelklavier en men kan zeggen dat het
een grafische weergave is van de te spelen noten. De lijnen van de notenbalk
staan verticaal en de notenstokken horizontaal. Elke noot heeft zijn eigen
plek in de notenbalk. De naam Klavarskribo betekent
in het Esperanto 'klavierschrift'.
Leven van tijd Gerard
Zwart: “Het lied Tijd van Leven van Huub Oosterhuis op
muziek van Henri Heuvelmans is gebaseerd op Prediker 3 en heeft voor mij een
grote persoonlijke betekenis. Ik heb hierop geanticipeerd met een
antwoord.” Muziek
Leven van Tijd van Gerard Zwart, naar
een thema van Fred Dom
|
|
Opnieuw les “Na
voor korte tijd orgellesloos te zijn geweest, ging
ik vanaf 1971 wekelijks naar De Bilt, waar op Akker 179 de heer Henk
Valkenier mij orgellessen gaf. Hij vroeg me, wat ik zoal speelde. Ik
antwoordde dat ik Bach speelde, Bach en nog eens Bach. Dat
leek hem te beperkt. Hij liet me kennismaken met componisten als Franck, Boëllmann en Flor Peeters. Deze muziek heeft een
grote invloed op mij gehad. De romanticus in mij ontwaakte. Ik
ging naar orgelconcerten. Mijn voorkeur ging uit naar Piet van der Steen, die
Franck, Vierne, Alain en Messiaen
liet horen, terwijl de meeste organisten in die tijd nog (Neo-)Barokke
smaak aanhingen en wars waren van elke vorm van Romantiek. Denk
aan de prachtige orgelbijbel van Flor Peeters en M.A. Vente: voor hen was de
orgelkunst omstreeks 1750 opgehouden te bestaan. Alles wat nadien
gecomponeerd was, beschouwden zij als mierzoet geneuzel, dat weinig met kunst
te maken had. Ik
kon me hevig opwinden over Willem Hendrik Bakker, de muziekrecensent van het
Utrechts Nieuwsblad, die vond dat Piet van der Steen, mijn favoriet, steeds
hetzelfde speelde. Nota bene na de uitvoering van de Nederlandse
première van de 9 Meditations sur la Mystère de la Sainte Trinité van Messiaen
wist hij niest anders te zeggen dan dat! Hoe haalde zo'n man dat in zijn
hoofd?” Klavarskribo “Ik
speelde nog steeds klavarskribo, maar merkte, in
mijn gesprekken met andere organisten, dat zij deze stijl van noteren als
onvolwaardig beschouwden. Zonder enige kennis van zaken boorden zij deze
muzieknotatie de grond in en een klavarorganist
zoals ik, werd en wordt bijna als randdebiel getypeerd. Ik
wilde serieus genomen worden en begon me af te vragen of ik alsnog niet het
heersende notenschrift zou moeten leren. Bovendien
ontdekte ik dat in het klavarskribo nauwelijks iets
van Messiaen, Alain of Vierne,
voor mij zeer interessante componisten, was uitgegeven. Ik
begon toen opnieuw met Folk Dean
te spelen, maar nu met het gebruikelijke notenschrift voor me. Ondanks de
tegenzin, die ik bij elk stukje dat ik speelde, had, heb ik doorgezet.” Piet van der Steen “In 1974 stootte Henk Valkenier in verband met zijn
leeftijd het grootste deel van zijn leerlingen af. Hij vond, dat ik nu naar
eens een echte organist moest gaan om verder les te nemen. En hij noemde Piet
van der Steen, die al lange tijd mijn idool was. Vanaf oktober 1974 tot juli
1993 heb ik van hem les gehad.
Ik speelde nu op een echt orgel in de Ste.
Gertrudiskerk in Utrecht!
Het lukte mij bovendien om het Van Vulpen-orgel in de
Willem de Zwijgerkerk te Utrecht als studie-instrument te gebruiken, dit
dankzij de medewerking van Peter van Dijk, die daar toen als net afgestudeerd
organist titularis was. En ik speelde de muziek van mijn hart. De
Frans-romantische orgelmuziek werd toentertijd door de meeste organisten als
decadent beschouwd, maar bij Piet van der Steen mocht ik deze spelen, evenals
twintigste eeuwse componisten als Alain en Messiaen.”
Het geheim van klanken “Ik
heb ooit een werkstuk over de Psalmen gepresenteerd en daarbij ontdekt dat de
Psalmmelodieën één en al adrenaline zijn, ontstaan in een
tijd, dat het er hard tussen protestanten en katholieken aan toe ging. Denk
aan het woord protesteren! Als ik ze op het orgel speel, hoor ik de
kromhoorns, de vedels en de trommels. De duizenden jaren oude Bijbelteksten
van deze liederen hebben door hun sterke expressiviteit een enorme kracht en
bewegen de ziel. In
de muziek gaat het altijd om de begeestering, vervoering, inspiratie,
enthousiasme. Het zijn allemaal woorden voor het geheim van klanken. Het
is een wonder, dat overal kan gebeuren als de mens met hart en ziel zingt en
speelt en zich overgeeft aan dit mysterie. Bekend is de opname van een
zwerver, die met zijn schorre stem, halfdronken, ergens op de hoek van straat
Waltzing Mathilda zong. Zijn naam is onbekend,
maar miljoenen mensen hebben iets gevoeld van die vreemde fascinatie van zijn
lied, die meer was dan het zingen van de juiste noten. Het werd een enorme
hit in de jaren negentig.” |
|||||||||||
“Na
mijn vertrek bij Böhm in 1991 heb ik in de
jaren 90 naast mijn huisorgel ook nog een “custommade”
electronisch orgel van Böhm
gehad, omdat ik – zoals ik dat noemde – “Böhm-wee” heb gehad. Het
instrument zou je een voorloper kunnen noemen van het vlaggenschip van Böhm: de Emporio 600, die
ik toen Diamant 450 extra 3 genoemd heb. Het
display is op de foto niet goed te zien, maar het is hetzelfde als op de Emporio, waarvan hier ook een foto bijgevoegd is. Voor
alle duidelijkheid: ik had dus zelf geen Emporio)”. |
|
Het elektronisch orgel “Het
elektronisch orgel met zijn 3-octaafs ’verschoven’ klavieren en
het 13-toons pedaal was ongeschikt voor triospel en andere echte orgelwerken.
In
mei 1975 kocht ik van mijn eigen gespaarde zakgeld een Eminent 650 Classique, waarop wèl
alle orgelliteratuur gestudeerd kon worden. En
ik vond het toen ook nog mooi
klinken ook. Natuurlijk
is het spelen op een orgel het summum, maar het is vaak voor amateurs
moeilijk bereikbaar. Daarom
deel ik de mening van de beroepsorganisten niet, dat je met een wijde boog om
een elektronisch orgel moet lopen. Zij hebben in mijn ogen gemakkelijk
praten, met vaak de mooiste instrumenten ‘onder’ zich. Het
elektronisch orgel zag ik als een bereikbaar, goed alternatief. Ik werd zelfs
verkoper, demonstrateur van Dr. Böhm-orgels
bij een zaak aan de Amsterdamse straatweg in Utrecht. Hoe
ik daar kwam is een story op zich.” Sturing “Ik
geloof in sturing van bovenaf, ook in het leven zelf. Er
zijn mogelijk een heleboel dingen in het leven waarvan we kunnen zeggen dat
ze toeval zijn, maar niet alles kan tot toeval teruggebracht worden. Dat
ik bij Dr. Böhm terecht gekomen ben, beschouw
ik niet als toeval. Ik
liep daarbinnen, omdat ik, na een afgewezen sollicitatie als chemisch
analist, een schuilplaats zocht voor een losbarstend onweer. Wat
bleek, de zaak werd op die dag geopend en men zocht nog iemand, die zaterdags
aan de klanten elektronische orgels wilde demonstreren. En ik kwam
uitgerekend op die dag in een straat , waar ik tot dan niet eerder was
gekomen. Toeval? Ik
noem het heel anders: Ik
houd van improviseren. Om goed te kunnen improviseren moet ik in een zekere
stemming komen. In de Woudkapel in Bilthoven, waar ik vaste organist ben, is
het gebruikelijk om na de preek een muzikale meditatie te spelen. Als ik naar
een preek luister, dan word ik door een bepaalde gedachte gegrepen en als ik
dan enkele tonen begin te spelen, zetten die zich als het ware zelf voort.
Het lijkt wel of de muziek zichzelf voortstuwt en daarbij zijn eigen gang
gaat. Soms heeft het Amen geklonken
en heb ik nog geen idee wat ik moet doen. Na een korte concentratie kan dan
toch – gestuurd! – een mooie improvisatie komen. God zegene de greep is mijn motto en dat
bedoel ik dan letterlijk. Maar
terug naar Dr. Böhm. De klank van die
instrumenten vond ik in die tijd voor elektronische begrippen mooi en deden
mijn nekharen niet recht overeind komen, zoals dat wel gebeurde bij apparaten
van bepaalde firma’s, die beweerden dat het elektronische orgel niet
onderdeed voor het echte orgel. Na
een muziekbeurs vol kakofonische elektronica in 1976 besloot ik te gaan
sparen voor een ècht huisorgel. De
verkoop van Dr.Böhm-orgels heb ik gedaan tot
1991 en tot zelfs eind jaren negentig heb ik diverse soundsoftware, waaronder
vele kerkorgelklanken, maar ook theaterorgel- en zelfs harmoniumklanken, voor
dit bedrijf ontwikkeld, die over heel Europa verkocht is! De
Dr.Böhm-instrumenten herinneren me aan een
fantastische periode in mijn leven en ondanks dat ik nu de gelukkige eigenaar
ben van een schitterend huisorgel.” Het eigen huisorgel “In
de 1986/1987 werd een nieuw orgel in De Woudkapel in Bilthoven geplaatst. Ik
was al enkele jaren vast organist in De Woudkapel en speelde op het orgel van
De Koff, een elektropneumatisch
(deels unit-) orgel, dat de nodige kwalen vertoonde. Het
jarenlange proces om tot de aanschaf van een nieuw kerkorgel te komen, is aan
mij voorbij gegaan, maar ik was wel volop getuige van hoe door Bas Bank het
nieuwe orgel in de kerk geïnstalleerd werd. Deze
ervaring was voor mij de reden om met deze Bas Blank in zee te gaan voor de
bouw van een eigen huisorgel. Tien jaar na mijn besluit om een eigen
huisorgel aan te schaffen, was het nu zo ver. Ik
had inmiddels vele orgelbouwers gesproken en de meeste huisorgels leken
borstwerken van kerkorgels zonder hoofdwerk, iel en pieperig van toon. Bas
Blank bood een orgel met veel meer grondtoon en een zangrijke klank, met een
indrukwekkend mooi front en een Prestant 4’, geïnspireerd op de
Zuid-Nederlandse huisorgelstijl.” |
|||||||||||
Mijn
oma op 90-jarige leeftijd in 1976 |
|
Oma “Toen
ik in 1969 mijn eerste elektronische orgel kreeg, concludeerde mijn oma dat
ik wel niet meer zo vaak bij haar zou komen. Ik
bestreed dat. "Uw
harmonium is veel mooier dan dit elektronische orgel", zei ik overtuigd.
Zeker
één keer per week bleef ik naar haar toe gaan tot in het midden
van de jaren zeventig. Haar
hoge leeftijd begon haar toen parten te spelen. Ze werd doof. Ik
hield van haar, een kleine, pittige vrouw, die wist wat ze wilde. Toen
ze in 1972 bij familie en vrienden in Zeeland was, werd ze ziek, zo ziek dat
ze niet meer naar huis kon. Ze
leefde toen nog vier jaar en stierf op 97-jarige leeftijd, terwijl we er niet
op tijd van op de hoogte waren. Ik
weet niet waar het orgel van mijn oma gebleven is. In
de jaren zestig had een aantal familieleden wel belangstelling voor het
instrument getoond, maar in de jaren zeventig was de tijd van het harmonium
voorbij Iedereen
had een eigen elektronisch kerkorgelsurrogaat, met grote klavieren en pedaal
en met een ‘kerkorgeldispositie’. Men vond het harmonium als
muziekinstrument verouderd en men gaf de voorkeur aan strakke, barokke
muziek. Het harmonium was te sentimenteel en te romantisch. Zou het als zo vele harmoniums in die tijd
naar de schroot zijn gebracht?” |
|||||||||||
Het
harmonium van mijn oma |
|
De droom
“In
februari 2003 had ik een droom. Ik droomde over mijn oma. Ze
verweet me dat ik al dertig jaar niet meer op haar orgel had gespeeld. Ik
zag het harmonium voor me en begon in mijn droom te spelen. Ik
rook opnieuw de geur van het harmonium, de boenwas en de muffige stoflucht.
Het was alsof een geheime kamer in mijn onderbewustzijn geopend werd. Ik
zag de donkerbruine tot zwarte bakstukken opnieuw voor me, met de Johannes de
Heerbundel, het psalmboek, de blauwe kooruitgave van de gezangenbundel uit
1938 en de bundel Glorieklokken, waaruit ze soms speelde. Steeds zei ze mij
dat ze blij was, dat ik zo muzikaal was. Zij
vond zichzelf totaal niet muzikaal. Ze
had last van doofheid en ze vond dat ze de muziek niet kon leren, omdat ze
die niet aanvoelde. Ze zei dat ze haar eigen fouten niet eens hoorde. Ik
was het niet met haar eens. Ik vond haar heel muzikaal. Waarom
speelde ze anders met zo veel plezier op haar harmonium? Ik
herinner me ook de grote, zware klep, die na het spelen de manualen afsloot.
Je moest daarbij de scharnierbare smalle lat, die als lessenaar dienst deed,
omduwen, omdat de klep anders niet goed dichtging. Ik
weet niet waarom mijn oma het instrument steeds dicht wilde hebben. Was
ze bang voor stof, of vond ze het harmonium er dan netter uitzien? Twee
koraalboeken, de ene links en de andere rechts, pasten net onder de klep op
de bakstukken van het ondermanuaal, maar dan
moesten die wel precies op de goede plek worden neergelegd. In
de jaren zeventig bleef het orgel toch open, omdat een klemlampje op de
lessenaar werd geklemd. Een
lichtgroene loper van viltige stof, waarop een Psalm- of Bijbeltekst was
geborduurd, moest altijd, wanneer men ophield met spelen, op het ondermanuaal gelegd, en een zwarte loper van gladde stof
met een dubbele laag, waarop sierlijke art nouveau-achtige
motieven stonden, op het bovenmanuaal. De
zwarte toetsen van het ondermanuaal waren licht
glanzend. De
zwarte lak was in de middelste octaven deels versleten, waardoor de bruinige
tint van het hout er doorheen zichtbaar werd. De
zwarte toetsen van het ondermanuaal waren aan de
voorkant een beetje afgerond. De zwarte toetsen van het bovenmanuaal waren
daarentegen scherphoekig en mat als schoolbordenlak. Ik
zie het rode vilten rondje om de trekregisters nog voor me. De
viltringen kenden enige speling en verschoven soms bij het uittrekken van een
register. Ook was er een vilten rand boven de klaviertoetsen, zowel bij het
onder- als het bovenmanuaal, van helder rood vilt. Of was er groen vilt? Ik
begin nu ineens te aarzelen. Wanneer
ik op het harmonium gespeeld had, gebood oma mij de registers weer in de
“basisstand” te zetten, anders raakte ze gedesoriënteerd. Ze
genoot ervan, dat ik veel meer uit het orgel haalde dan zij deed. Zij
speelde met slechts één vaste registratie. Dat
waren de fluiten 8’+4’ van het ondermanuaal.
Mijn
lievelingsregisters waren: Aeolien Harp 2’,
die zwevend als een Vox Celeste was, Viola
4’, strak en Vox Jubilante 8’, zwevend
en lijkend op een Unda Maris. Ik
herinner me deze registers heel goed. Dat
zal niet alleen geweest zijn, omdat ik als kind een Vox Céleste
op een orgel ook al zo heerlijk zoet vond klinken, maar ook omdat het
harmonium bij ons thuis stug klonk en geen zwevende registers had. In
de discant van het bovenmanuaal was een strijker 16’, die ik nogal
krachtig en boventoonrijk vond, maar ik vond hem niet in het totaalbeeld
passen, al sloot hij wel aan bij de Seraphone
8’, die ook boventoonrijker was dan de andere registers. Ik
gebruikte dit register, waarvan de benaming me niet helemaal bijgebleven is,
weinig, omdat er geen soortgelijke 16’ in de bas was. Met
een paar jaar les kende ik het goede gebruik van uitkomende stemmen nog niet;
evenmin als het geraffineerd gebruikmaken van bas en discant. Alle
klinkende registers hadden een zwarte beschrifting.
Alle speelhulpen zoals de Vox Humana, de
Koppels en de mogelijke Forte hadden een rode beschrifting.” |
|||||||||||
Het
harmonium van mijn oma bij mijn oom
|
|
De queeste “Ogenblikkelijk
had ik na mijn droom de neiging om alles wat ik nog van het harmonium wist, op
te schrijven. Ik vroeg me af waar het harmonium van mijn oma gebleven was? De
droom werd het begin van mijn zoektocht naar dat geliefde instrument van mijn
oma, een queeste. Waar moest ik beginnen? Ik
had weinig gegevens over het harmonium. Er was geen foto. De naam van de
bouwer was onbekend. De dispositie van het instrument kon ik me ook niet meer
zo precies herinneren. Er waren slechts een paar familieleden, die het
harmonium van mijn oma hadden gekend. Wat zouden zij nog weten?” Mijn oom in Maartensdijk “Toen
ik in de familie wat begon rond te vragen, kwam ik er achter dat het
harmonium naar een oom in Maartensdijk was gegaan, met wie ik weinig contact
meer had. Ik
zocht hem op en hij bevestigde
wat ik gehoord had. Hij
hoopte in die tijd dat zijn oudste zoon erop zou gaan spelen, maar daar was
weinig van terecht gekomen. Zijn zoon bleek niet geïnteresseerd. Hij
vertelde dat het orgel toen al door de houtworm was aangetast en dat hij het
had laten restaureren. Midden
in de jaren tachtig was het aan een of andere instantie in Veenendaal
verkocht. Degene, die het harmonium meenam, leek nogal onverschillig en
ongeïnteresseerd en mijn oom had hem er nog op gewezen dat het een
prachtig, antiek Canadees instrument was. De naam van de koper kon mijn oom
zich niet meer herinneren. Het
instrument moest volgens hem in 1915 of daar omtrent gebouwd zijn en was
speciaal voor mijn opa rechtstreeks uit Canada geïmporteerd. Een ander
familielid meent dat het instrument van 1903 zou zijn. Zo
ver ik me kan herinneren, kan dit wel kloppen. De
klank van het instrument leek op die van de meeste Amerikaanse harmoniums,
wat minder op Duitse merken als Mannborg, Hofberg
en Lindholm en zeker niet op die van de Franse
drukwindharmoniums. Het
instrument moet oorspronkelijk een sierlijke kast met torentjes hebben gehad,
maar is door mijn opa vervangen door een strakke kast. De
oorspronkelijke ornamentiek van de kast was een stofnest en erg kwetsbaar. Niettemin
heb ik ook wel eens gedacht dat mijn echte oma, de eerste vrouw van mijn
grootvader, van deze sierlijkheid hield en zijn tweede vrouw, de oma die ik
kende, minder. Hoogstwaarschijnlijk zal de tijdgeest ook wel een rol hebben
gespeeld. De tijd dicteerde dat versieringen en tierlantijnen passé
waren. De nieuwe zakelijkheid was in de mode. Mijn
oom verraste me met een kleine foto van het instrument.” Speculaties over de ombouw “Over
de ombouw zijn verschillende verhalen in omloop. In
oktober 1944 was mijn opa opnieuw getrouwd. Zijn tweede vrouw had echter een
eigen harmonium, dat hoogstwaarschijnlijk kleiner was dan dat van mijn opa.
Twee harmoniums in één huis waren teveel van het goede en mijn
opa, die een sterk dominant karakter had, zou van mijn oma verlangd hebben
dat zij haar harmonium verkocht. Volgens mijn oom is dat ook gebeurd. Van de
opbrengst werd het instrument van opa toen verbouwd en verbeterd. Het
oorspronkelijke instrument van mijn opa zou daarbij grotendeels, afgezien van
de kast, onveranderd zijn gebleven, met twee klavieren. Een
andere versie was die van mijn oma. Zij heeft, in mijn bijzijn, verschillende
malen tegen mijn vader in het begin van de jaren zestig verteld, dat zij
nooit ingestemd heeft met de verkoop van haar eigen harmonium en dat haar
instrument daarom met dat van opa samengebouwd zou zijn. Beide
harmoniums zouden oorspronkelijk één klavier gehad hebben en
bij de ombouw zou een tweeklaviersinstrument zijn
ontstaan! Mijn
oom spreekt dat tegen. Hij heeft in zijn jeugd op het harmonium gespeeld en dat
was voordat grootvaders tweede vrouw op het toneel verscheen. Nog
een ander verhaal komt van een neef. Hij stelt dat delen van oma’s
eigen harmonium geïntegreerd zijn in het mogelijk van origine tweeklaviers- harmonium van mijn opa en dat de resterende
delen verkocht zijn. Ik
heb voor mezelf nog argumenten proberen te verzamelen welke lezing het meest
waarschijnlijk is, maar welk verhaal juist is blijft een vraag. Het totale
instrument moet van grote waarde geweest zijn. Iedereen in de familie roemde er
over. Het was heel jammer dat al vroeg houtworm de nieuwe kast heeft
aangetast. Mijn moeder weet nog hoe ze samen met mijn oma het orgel behandeld
hebben met middelen, die de vermolming moesten tegen gaan.” |
|||||||||||
Mijn
grootvader en grootmoeder |
|
Foto's “Nu we je toch aan de lijn
hebben… De K.O.V. Kerkgezang bestaat 150 jaar en geeft een feest. Is dat
iets voor jou?” "Ja", zei ik.
"Het lijkt me leuk om voor die gelegenheid mee te zingen." En zo zag ik mijn tante in
Maartensdijk vaker dan voorheen. Het contact groeide en zij
trakteerde me op zwart-wit kopieën van kleurenfoto's. De originele foto;s kon ze niet meer vinden. Een week later echter had
ze die wel gevonden. De foto's waren ergens bij
de paperassen van mijn opa terecht gekomen, die mijn oom bewaarde. Daarbij waren twee
kleurenfoto’s, van het harmonium, maar er was meer! Ik heb nooit een foto van
mijn echte oma gezien en nu zag ik haar voor het eerst. Ook was er een kopie van
een uittreksel uit de burgerlijke stand van het huwelijk van mijn oma met
mijn opa. Ik was ontroerd. Ik ontdekte de
harmoniumcultuur in onze familie. Het harmonium was voor hen een belangrijk
instrument, dat de sfeer in het gezin bepaalde. Achterop één
van de foto’s van het harmonium was een notitiebriefje geplakt. Volgens
rekening 28-3-1946 van Vellekoop is het harmonium van Doherty uit Amerika. Op een andere foto was met
potlood door mijn oom vermeld: Advertentie De Orgelvriend
geplaatst oktober 1988 (30e jaargang nr.9): Te Koop: Zeldzaam 2 klaviers harmonium merk: R.A. Worthington, Clinton, Ontario, Canada, bouwjuyjhaar
1900 Verbouwd/Ombouw en herstelling
maart 1946 door Vellekoop Amersfoort 7½-spel 20
registers De foto’s van het
harmonium waren blijkens het stempel van de afdrukcentrale op de achterzijde
afgedrukt op 24-10-1988, dus waarschijnlijk in verband met de te koop
aanbieding.” |
|||||||||||
Een Doherty 2-klaviers zuigwindharmonium, 8 spels,
ca.1890 klavieromvang
sub F-f3 windvoorziening
met de voeten HVN-nr.254,
in bezit van Klaas van Boggelen en geplaatst in de
Boskapel in Groenekan |
|
De
harmoniumverzameling van De Viet uit Veenendaal
“Het was duidelijk
dat ik met de gegevens, die ik nu had, in Veenendaal moest zijn. Natuurlijk
zou een advertentie in een krant iets op kunnen leveren, maar dat zou als een
speld in een hooiberg werken. Ik besloot via de
Harmoniumvereniging Nederland kenners van het harmonium te benaderen. Wanneer
het harmonium van mijn oma gereviseerd zou zijn, zou het niet uitgesloten
zijn, dat een van hen het harmonium zouden kennen.+ In Veenendaal bleek een
harmoniumhersteller met de naam Koppeman. Ik belde
hem op, maar hij vroeg meteen na of ik interesse in het harmonium had. Toen
hij begreep, dat het om informatie ging, stelde hij zich terughoudend op. Na
een gesprek dat niet langer dan anderhalve minuut had geduurd, wist ik dat
hij het harmonium niet kende en niet in onderhoud had gehad. De heer Bron van de HVN
stelde me voor contact op te nemen met de heer De Viet
in Veenendaal, een kenner en verzamelaar van harmoniums. Hoewel ik een geweldig
telefoongesprek van anderhalf uur met hem had en de heer De Viet bijzonder vriendelijk en enthousiast was, kon hij me
niet echt verder helpen: Hij had het harmonium niet en kende ook niemand, die
het wel zou kunnen hebben. Maar wel kende hij de firma
Doherty. Die kwam uit Clinton, Ontario, Canada. De naam Worthington
zei hem niets, maar het leek hem aannemelijk, dat het een tussenverkoper van
Doherty was. Uit een verdere
telefonische omschrijving vond hij het aannemelijk, dat het een van origine tweeklaviers instrument was. Het prettige
telefoongesprek leverde een uitnodiging van de heer De Viet
op om eens zijn verzameling te bekijken. Het toeval wilde, dat ik diezelfde
week op zaterdagmiddag 12 april voor een orgelconcert naar Veenendaal wilde gaan
en ik sprak met hem af om 16.30u. bij hem aan te komen. Het zou een
onvergetelijke middag worden. Hoewel…onvergetelijk:
er was zoveel te zien, dat ik juist nog veel vergeten ben!” |
|||||||||||
|
|
Advertentie en brochure “Bij de heer De Viet heb ik geen harmonium gezien, dat van mijn oma kon
zijn. Ook was er in de grote
verzameling geen Doherty. Maar dankzij de kennis van
de heer De Viet ben ik wel veel wijzer geworden. En sindsdien verdiep ik me
in de kennis over het harmonium. Ik leerde Klaas van Boggelen kennen en die bleek (toeval?) een Doherty, nota
bene in Groenekan, dat tot dezelfde gemeente als Maartensdijk en Westbroek
behoort, te hebben. Ik herkende onmiddellijk daarin de klank van het
instrument van mijn oma. Afgezien van een paar registers is dit instrument zo
vergelijkbaar met het instrument van mijn oma, dat ik welhaast zeker ben dat
ook oma's instrument een Doherty moet zijn geweest. Aan de hand hiervan heb
ik de dispositie verder kunnen reconstrueren. Ik ontdekte dat er weinig
toegankelijke literatuur bestaat voor hen, die iets meer willen weten van dit
instrument dan wat een folder aanreikt, maar die (nog) niet toe zijn aan
ingewikkelde, gespecialiseerde boekwerken. Dit was voor mij de
aanleiding om een eenvoudige brochure te schrijven over dit fascinerende
instrument. Het instrument van mijn
oma heb ik nog steeds niet kunnen vinden. Ik heb een enkele advertentie
geplaatst in een lokale krant in Veenendaal. Dit heeft helaas niets
opgeleverd De naam Worthington
is daarbij helaas verbasterd!. Ik besef dat de kans dat ik het harmonium van
mijn oma ooit zal ontdekken zeer klein is, toch blijf ik hoop houden dat ik
ooit eens….” |
|||||||||||
|
|||||||||||||