Overzicht        Home                                             E-Books

 

Piet Gielen

 

 

Boeddha 2525 en andere gedichten

 

 

 

 

 

Boeddha 2525

 

Hij laat weten

dat hij glimlacht naar zijn vele levens,

De robijnen hoer,

De groene boer,

Het vergeelde koekoeksjong

En de donkerblauwe zelfmoordenaar.

 

Op de Boeroeboedoer

Leg ik mijn hand in zijn hand

En beloof dat de wens

Geen verlangen zal zijn.

 

Als de avond is gekomen,

Bidden de bomen. Mediteren de vogels,

Dansen de deernen rond het licht.

 

 

 

De klankschat van Hellas,

keeltonen van Plato’s wereld,

duizenden Om’s uit de Himalaya,

echo’s in Christus-ikonen

en wedergeboortes

in de stemmen van meesters,

in kunstwerken met dB-vibraties van het penseel.

 

 

 

In mijn wagen                                        Gedicht voor ‘Betje’

reis ik mee in de karavaan van levens     Lisa Weiss Sintezza zangeres

door ons land van het lied

dat al eeuwen danst op een rivier

van mineur verdriet.

 

In mijn wagen

reis ik door streken met kerken,

langs piramides en tempelwerken,

terug naar de eerste klanken van ons lied

in het land van het Sanskriet.

 

In mijn wagen

ben ik weer hier in een kil jaar,

en droom ik van daar,

waar het lied van de vogels ons omarmt

en het gouden licht ons volk verwarmt.

 

 

 

 

Erica

 

Jouw geur staat als een flamingo op een poot,

Jouw stem jongleert op het koord van water,

Jouw huid is de zijdeglanzen trampoline.

Zoveel sporten heeft jouw ruimte.

Ook sleur je mij onder de briketzwarte stolp

Met de maan als een dreigend riekende volgele kaas

En jouw wanhopige stap verijzigt

Op de wankele plank

Over ‘t spiegelzwarte water.

 

De roos Alexander

 

Ik zit thuis in mijn stoel

En zoek in mijn hoofd de roos op,

De roos Alexander,

Anders rood dan rode rozen.

 

In het park in de novemberavond staat

Alleen de laatste roos Alexander,

Anders rood dan rode rozen.

 

Op de blaadjes rust de regen

Anders dan de dauw op rode rozen.

 

Gek dat in mijn hoofd die roos Alexander

Nog rood is, terwijl het toch nacht is in het park.

 

Maskers

 

Ik heb niet geweten

dat maskers zich aan je hechten

als patronen van zwammen,

vooral dat van joligheid is hardnekkig

en het snuivend paard

briest sneller dan je diepste aard.

Het meest verraderlijk is het masker

van de eenzaamheid, je langzaam verterend.

Totdat je op een dag te moe bent

om als een nar te blijven neigen

naar groten en kleinen,

en je je met moeite

door een kartonnen maskeroog terugwringt,

waarachter het waarachtige gezicht

rustig en vastberaden omhoog zwemt

in Gods stralend bleekwater,

waarin de maskers langzaam oplossen.

 

En de grove clown wordt een klein kaboutertje,

stappend in de eindeloze sneeuwvelden van het Licht.

 

Oma

 

Je zit daar maar te huilen, oma,

met krampen na een al te werkzaam leven.

Je zit daar maar te beven in de stoel van het tehuis,

zonder macht om de dorheid van je af te slaan.

Je mist opa hè?

Je voelt je niets meer dan een hoopje tranen.

De kinderen zitten op hun eigen stekje

en wat is hier nog jouw eigen plekje?

Ik kan wel janken om je, oma.

Wat kan ik doen?

Ik heb zo weinig zakgeld, ik heb geen eigen huis.

Ik weet nog hoe het voor me opnam

tegen een heel grote hond.

Nu zit ja daar verschrompeld in je stoel

te huilen zonder doel.

 

Zie je ze ook, oma,

die kransjes van licht om je heen?

Sta op oma,

Ze nemen je mee.

Sta op oma, ga met ze mee.

Ga op oma,

vlieg met ze mee naar het Licht.

 

De stervende moeder

 

Haar stem spreekt als vanuit een kelder.

Uitgewoond is ze. De woorden

dwarrelen nog in haar rond.

De laatste vonken vallen uit haar ogen.

 

Haar kind was in levensnood,

en ze gaf het de helderheid van haar ziel

bloot, bestrooide het pad

met nog niet beschreven bloemen.

 

Verpleegster was ze in de oorlogsnacht.

In haar eentje holde ze

met een vracht zieken,

terwijl de bommen de stad in doken.

 

Als ernstig meisje bespeelde zij

af en toe de tamboerijn,

terwijl haar kleine zusje

liever huppelde op de regenboog.

 

Ze wilde eigenlijk non worden,

maar ze was geboren voor het moederleven.

En dat heeft ze licht gegeven…

 

De lichtzaadjes zullen alle ontkiemen,

ook op de donkere plekjes van de ziel

van de kinderen en haarzelf,

al is het lang na haar dood,

als ze zelf, weer als jong meisje,

drinkt uit de bron van Goddelijke liefde.

 

Mongooltje

Als ik opnieuw geboren word,

dan wil ik het liefst

zo’n lief mongooltje zijn

bij leuke ouders.

 

Dan hoef ik me niet te verdiepen

in domme dictators

of hun handlangers,

in eigenwijze schoolmeesters

of onheilsprofeten.

In ziektegeschiedenissen verteld

in wachtkamers,

en noem maar op .

 

Nee dan ben ik er gewoon,

( in het licht,

 een kind in de menselijke zandbak ).

 

En liefde en pijn zullen

er zeker ook wel zijn,

maar niet anders

dan het komen en gaan van een stevig getijde.

 

 

 

CheckStat