|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Piet Gielen |
Artikel |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moer 1984/6. blz. 36-43 Literatuurmeter Een praktische
bijdrage van Piet Gielen, leraar Nederlands aan de
bovenbouw van de havo. Werken met de literatuurmeter, een hulpmiddel voor de leerling
om zijn leeservaring expliciet te maken. De lezer kan er morgen mee aan de
slag. |
Effe uitrekenen wat ik van dat boek
vind? Inleiding Een van de belangrijkste doelstellingen van het
literatuuronderwijs is dat de leerling zichzelf ontmoet via het literaire
werk. Dit betekent in de praktijk dat de leerling leert op persoonlijke wijze
uiting te geven aan zijn leeservaring. Bij ons – havo-top Mariënburg te ’s Hertogenbosch
– krijgen de leerlingen een lange keuzelijst met opdrachten, die als
doel hebben het vorm geven aan de leeservaring. De opdrachten variëren
van het maken van een collage tot het beargumenteerd bespreken van de
spanningsopbouw in het boek (zie bijlage). Naar aanleiding van 12 boeken van
hun boekenlijst werken de leerlingen zo’n opdracht uit in het
leesschrift. Over de overige 13 gelezen boeken formuleren zij hun
leeservaring met behulp van de ‘literatuurmeter’. Je kunt ermee uitrekenen hoe literair
je een werk vindt. Leerlingen leren met behulp van argumenten hun eindoordeel
onder woorden brengen. Hoe de literatuurmeter precies werkt, lees je verderop,
De uitgebreide toelichting erbij is voor de leerlingen geschreven. Wat
theorie betreft is deze meter voor een belangrijk deel afgeleid van T. Anbeek en J, Fortuin Ik
heb al een boek (hoofdstuk 11 en 12) (1). Over het algemeen kunnen de
leerlingen van de havo-top gemakkelijk overweg met de literatuurmeter. De
inleidende lessen verliepen doorgaans plezierig en efficiënt. Onze
leerlingen vonden het leuk om in groepen aan een intrige te werken en er werd
ook aandachtig geluisterd naar elkaars presentaties. In het vervolg is de
opzet van die lessen uitgewerkt. Misschien heb je er wat aan voor je eigen
lessen. De
inleidende lessen bij de literatuurmeter Les
1 De klas wordt verdeel in groepjes van 2 à 3
leerlingen. Ze krijgen de volgende opdracht, waar zij ongeveer 20 minuten aan
mogen werken. (Soms hebben ze meer tijd nodig. Bedenk een intrige
voor een boek in de volgende genres a. doktersroman b. kasteelroman c. science fiction d. horrorverhaal. Geef de
belangrijkste gebeurtenissen beknopt weer (minimaal een halve bladzijde) Geef ook een korte
beschrijving van het uiterlijk en het karakter van de belangrijkste
hoofdpersonen, N.B. Het boek is voor een groot publiek
bestemd. Het moet worden verkocht in sigarenzaken en bij Albert Hein. Je hebt ongeveer
twintig minuten de tijd. Een leerling uit
de groep moet straks het verhaal; vertellen en de personen karakteriseren. Tijdens de tweede helft van de les worden de intriges aan
de gehele klas verteld. Als huiswerk schrijft men per groep de eerste
bladzijde, de laatste bladzijde en eventueel zomaar een boeiende bladzijde
van het verhaal. Les
2 Men leest de resultaten van de schrijfopdracht aan de
klas voor. De resultaten worden geëvalueerd en daarna volgt er
een discussie over de vraag of dit soort vragen als dan niet tot de
literatuur gerekend moeten worden. Les
3 De docent leest het satirische verhaal ‘Met open
ogen als sterren’ voor. (Uit: T. Anbeek en J.
Fortuin Ik heb al een boek
hoofdstuk 11.) De leerlingen krijgen daarbij vooraf twee luistervragen:
De antwoorden op de luistervragen worden eerst in
groepjes en dan klassikaal besproken. Les
4 De leerlingen krijgen de literatuurmeter met de
uitgebreide toelichting erbij uitgereikt. Ze lezen de informatie door en
noteren bespreekpunten. Vervolgens worden de bespreekpunten klassikaal
doorgenomen. De leerlingen krijgen voor de volgende les 9les5 (de
opdracht een boek te lezen dat ze met behulp van een literatuurmeter willen
bespreken. Ze brengen voor die les het boek mee, alsook zo veel mogelijk
informatie over de schrijver die van belang is voor het begrip van het boek. Les
5 De leerlingen werken individueel aan de formulering van
de leeservaring met behulp van de literatuurmeter. De docent verleent waar
nodig bijstand. Toelichting
voor de leerlingen bij de literatuurmeter (2) De literatuurmeter is een hulpmiddel bij het verwoorden
van de leesbeleving. Aangezien die leesbeleving erg persoonlijk is, zal niet
iedereen bij hetzelfde boek dezelfde uitkomst hebben. Wat je van een boek
vindt, wordt onder meer bepaald door de volgende factoren:
Kortom, de uitkomst
van de meter is subjectief .Wel
zorgt de meter ervoor dat de redenering
in je beoordeling meer objectief
is. Er zijn verschillende soorten argumenten:
De opbouw van het boek kan zeer origineel
zijn, maar ook uiterst afgezaagd – oftewel stereotiep. Zo’n
stereotypie opbouw vind je vaak in een Boeketreeksboekje.
Zuster A wordt verliefd op de chirurg, maar al gauw blijkt dat zuster B het
op dezelfde arts voorzien heeft. Zuster B gaat stoken tussen de doketer en
zijn inmiddels geliefde zuster A. Er komt een verwijdering tussen de dokter
en zuster A, wie nu troosteloos is. Komt alles nog goed??/? en zo kun je nog
wel enkele voorbeelden van een stereotype opbouw uit je mouw schudden. Als je hiernaast een boek als Metsiers van
Hugo Claus zet, hoef je niet lang naar het verschil te zoeken. Dit boek heeft
een erg geraffineerde opbouw, waarbij de gebeurtenissen vanuit verschillende
personen bezien worden. En dan heeft Claus ook nog listig het heden en het
verleden door elkaar geweven. Een zorgvuldige structuur is een vereiste voor een literair werk.
De werkelijkheid zelf is niet
uit te drukken in een boek. Er gebeurt teveel in de werkelijkheid. De schrijver
moet dus kiezen wat hij opschrijft. Bovendien verzint een schrijver heel wat.
Veel uit een boek is niet echt waar. Toch zeggen we van een boek vaak dat het
levensecht is. Dat we er veel in herkennen, Bijvoorbeeld De moeder van David S van Yvonne Keuls. Dit boek geeft heel goed
de problemen en strijd weer van de moeder van een verslaafde. Met andere
woorden de ‘eigen werkelijkheid’ van het boek lijkt veel op de
echte werkelijkheid, ook al hebben niet alle moeders een verslaafde zoon. Dat
is bijvoorbeeld niet zo in veel kasteelromans. Hoe vaak gaat zo’n roman
niet over een rijke graaf, die een arm bedelmeisje toevallig in de ogen kijkt
en die uiteindelijk – nadat de familie heel lastig heeft gedaan –
haar huwt. Ze is bovendien erg fraai om te zien, zeker sinds ze de robes van
de graaf krijgt. Deze werkelijkheid is onecht en stereotiep. De meeste
bedelmeisjes ‘kregen’ geen graaf, ook al gaan veel kasteelromans
daarover. Soms is de ‘werkelijkheid;
in een boek uiterst apart. Wat dacht je van sprookjes of science
fiction. Ook hier moet het kaf van het koren
gescheiden worden. Science-fictionverhalen waarin
alweer van die groene marsmannetjes in hun blikken schotels door de ruimte
schieten, horen doorgaans niet bij de literatuur. Ze zijn te stereotiep. Kortom, in een literair werk heb je of een levensechte
‘werkelijkheid’ of een zeer originele
‘werkelijkheid’.
‘Haar jurk zat als een
tweede huid om haar heen, en met ogen als stralende sterren keek Joan naar
dokter Kildare, die ondanks zijn wat grijzende
slapen een nog jeugdig voorkomen had”. Dit is typisch een zin uit een
doktersroman. Het taalgebruik is stereotiep. In een literair werk behoort het taalgebruik origineel te zijn, of
bijzonder verfijnd. Dat wil niet zeggen dat het een chique taal
moet zijn. Als een schrijver de gedachtestroom van iemand wil weergeven, kan
hij dat doen met korte onaffe zinnen, precies alsof je denkt. Bijvoorbeeld Het boek Alpha van
Ivo Michiels. Jan Wolkers beschrijft de
werkelijkheid vaak zeer aanschouwelijk, ook al kiest hij daarbij niet altijd
de chicste taal. Dan kun je toch zeggen dat zijn taalgebruik erg bijzonder
is.
Lekker janken bij de
doktersroman; heerlijk huiveren bij de liters bloed die de vampiers
consumeren in het spannende spookverhaal; snotteren omdat het arme weesje nog
steeds niet zijn rijke mama gevonden heeft; meegenieten van de rijkdom van de
Dallas-dames. Het gaat hier om nogal 'primitieve'
of ‘valse’ gevoelens. Het literaire werk dient wat ‘eerlijker’ op je
gevoel te werken. Dat wil niet zeggen dat je altijd in hogere sferen moet
komen door een literair werk, In Een
nagelaten bekentenis van M. Emants bijvoorbeeld
is de hoofdpersoon een zodanige persoon dat je je
voortdurend zit te ergeren. Ook dat kan bij literatuur. Een sprookjesachtig boek dat
sterk op het fijnzinnige gevoel in de lezer geschreven is, is Psyche van Louis Couperus. Sommige
lezers vinden dit boek echter lelijk van mooiigheid en worden er kriebelig
van.
Belcampo heeft eens een verhaal
geschreven over een man, die zichzelf voor een groot gedeelte opgegeten had,
De man bezoekt een bevriend arts om hem te vragen te helpen bij de laatste
arm. Hoewel uiterst luguber is het thema van dit verhaal uiterst origineel
gekozen. Er waren al diverse boeken
geschreven over druggebruikers. Maar er was eigenlijk nog geen boek dat het
drugsprobleem vanuit de ouders beschreef, voordat De moeder van David S. uitkwam. Het thema was dus goed gekozen
door Yvonne Keuls.. Vaak heeft een boek een
stereotiep thema. Bijvoorbeeld de vondeling, die uiteindelijk zijn rijke
ouders vindt. Hij/zij was door een jaloerse oom te vondeling gelegd. Dit
thema vind je al in de middeleeuwse literatuur (Esmoreit).
Soms heeft de schrijver ergens
medegedeeld welke bijzondere bedoeling hij met zijn werk heeft (gehad). In
dat geval kun je als lezer nagaan in hoeverre de bedoeling tot haar recht
komt in dat boek. Bijvoorbeeld W.F.
Hermans De donkere kamer van Damocles. Een van de veel voorkomende motieven bij
Hermans is het verstrikt zijn in het waanbeeld dat je over jezelf en anderen
hebt. Dit motief is door W.F. Hermans onder meer
bewust uitgewerkt in De donkere kamer
van Damocles. De hoofdpersoon gelooft dat hij
in de oorlog goed werk doet voor het verzet. Samen met de hoofdpersoon sta je
als lezer aan het eind van het boek verbaasd te kijken als de hoofdpersoon
voor verrader wordt uitgemaakt. Dat je als lezer net zo hard gelooft in de
waarheid van de hoofdfiguur, is wel een bewijs dat Hermans’ bedoeling
goed tot haar recht komt (zeker wat betreft dit motief; er zijn nog meer
motieven uitgewerkt in dit boek). Je mag de argumenten m.b.t. de bedoeling van de schrijver natuurlijk
niet gebruiken als de schrijver nergens zijn bedoelingen heeft meegedeeld, Je zou dan namelijk een kromme
redenering kunnen krijgen. ( Bijvoorbeeld: Ik denk dat de schrijver die en
die bedoeling had. Die bedoeling vind ik niet terug in het boek, althans niet
echt goed. Het boek is dus mislukt.)
Stel je voor dat iemand zegt:
‘Dat schilderij is geen kunst, want de afgebeelde figuren zijn naakt,
en dat mag niet, dat is slecht.’ Of: ‘Jan Wolkers schrijft
geen literatuur, want de figuren spreken schuttingtaal en zijn sadistisch in
hun handelingen.’ In beide uitspraken worden
opvattingen over wat goed en fout is, over wat mag en niet mag, gebruikt. Men
benadert het kunstwerk alsof het dagelijkse werkelijkheid betreft; de
romanfiguren worden op dezelfde wijze bekritiseerd als de buren. Dit soort
argumenten mag je niet gebruiken om het literaire karakter van het boek te
bepalen. Als de opvattingen in en achter
het boek je niet bevallen, leg je het boek opzij. Dat zegt dan niets
over de vraag of het boek wel literair is, Een
voorbeeld van een mogelijke uitwerking van een leeservaring m.b.v. de
literatuurmeter Het is de bedoeling dat je de diverse antwoorden met
redenen omkleedt. W.F. Hermans, De donkere kamer van Damocles, 1958
Je ziet alles door de ogen van
de figuur Osewoudt, die de wereld naar zijn eigen
waanbeeld waarneemt. Je hebt nauwelijks door dat hij fantaseert. Daardoor
lijkt het net of je gewoon een spannend oorlogsboek leest, waarin de
spannende gebeurtenissen keurig op volgorde worden verteld. Het einde is dan
ook onverwacht. Je denkt het hele boek door dat hij een verzetsman is, en dan
is hij een verrader, Je wordt als het ware gedwongen het boek opnieuw te
lezen en dan pas vallen kleine aanwijzingen omtrent Osewoudts
fantasie op. Zo ontmoet Osewoudt een persoon
‘Dorbeck” geheten. Die Dorbeck
blijkt later niet te bestaan. Als Dorbeck in de
winkel van Osewoudt is (terwijl het onweert!),
staat er in het boek de volgende zin: “Een bliksemstraal verlichtte de
winkel, maar niet Dorbeck’s gezicht, waar Osewoudt’s
eigen schaduw op viel.” Pas bij tweede lezing viel mij de dubbele
betekenis van deze zin op. Verder is het zo dat Osewoudt als figuur Hermans’ ideeën uitbeeldt.
Desondanks is hij als handelend personage mooi uitgewerkt. Dit is knap werk van Hermans. Ook is Dorbeck als een soort tegenovergestelde dubbelganger goed
verwerkt in het geheel.
Osewoudt beeldt als het ware als
personage de ideeën van Hermans uit (zie ook 6.). Dit geeft ook iets
aparts aan de opgeroepen werkelijkheid.
Het lijkt gewoon Nederlands.
Hermans vlecht er bijna onopvallend kleine aanwijzingen omtrent Osewoudts fantasie doorheen. Dan moet je het Nederlands
wel erg goed beheersen.
Je hebt allereerst gevoelens van
spanning, zoals bij elke behoorlijke oorlogsroman. Dan heb je ergernis over
het slome gedrag van Osewoudt. Ook heb je door het bestand gevoede lol,
als je ontdekt dat Dorbeck als het ware Osewoudts positieve tegenpool is. Er gebeuren ook
gruwelijke dingen, zoals de moord op Ria. Ook is er het mededogen ,met Osewoudt aan het einde van het boek. En ga zo maar door.
Een man (Osewoudt)
interpreteert de wereld om hem heen naar zichzelf toe. Hij verzint zelfs een
ander mens (Dorbeck). Dit doet hij om zijn
minderwaardigheidscomplex te compenseren. Zoiets moet spaak lopen en dat doet
het dan ook.
Vooral in de figuur Osewoudt komen ze erg goed naar voren, onder ander: -
De mens is een nietig wezen. Hij weet niet wie zijn vriend of vijand
is. De helper van het ene moment is de vijand van het volgende moment. Het
leven is vaak vertrappen of vertrapt worden. -
De mens wordt voortdurend bedreigd. Het zwaard (zwaard van Damocles) kan elk moment toeslaan. -
De mens kan zichzelf niet kennen. Hij ziet zichzelf vertekend. -
De wereld is een chaos. (De oorlog is voor Hermans altijd een motief
dat de chaos aangeeft.) Het is zinloos te proberen om die chaos te ordenen.
Dat geeft slechts schijnzekerheid. -
Het leven is absurd, doelloos.
Totaal scores 10 punten. Het boek is dus voor mij zeer
literair. Noten
De
literatuurmeter
Meter SCORE
Jouw oordeel over boek
Bijlage Voor het geval jouw leerlingen het leuk vinden om ook met
opdrachten te werken, geef ik hierbij een overzicht van wat onze leerlingen
zoal doen. Keuzelijst opdrachten – vermeld altijd het nummer
van je opdracht.
Of interview de schrijver. Je moet wel de informatie uit
het boek aan de orde laten komen in je interview.
|