Interview:
Wim Rhebergen Contact:
rhegie1@planet.nl |
|
Leo Hendrikx Engelandvaarder, Spitfire-piloot, bierbrouwer |
||
|
|
|
||
Leo Hendrikx Geboren 21 september
1923 te Roermond Hij was nog geen 17
toen de oorlog begon Een jaar later verliet
hij Horn, waar hij toen woonde, om naar Engeland te gaan. Hij werd
spitfire-piloot en vocht tegen de Duitse overheersing. Na de oorlog
studeerde hij aan de universiteit van Wageningen. Hij maakte carrière
bij Heineken bierbrouwerijen. De hele wereld was
zijn werkterrein. |
|
Vriendenclub Paul Barten, Jan Oyen, Harry Feyen, Leo Hendrikx, vier vrienden
die samen een atletiekclubje vormden. Paul had het initiatief genomen en Jan,
de classicus, had de naam bedacht: Zephyr, genoemd naar de Griekse god, die
als de westenwind over de aarde snelde. Harrie Jansen, de kapelaan van het dorp en die zich met de
jongeren bezig hield, haalde hen over om het clubje Achille-Ratti te noemen,
de naam van paus Pius XI. Goed opgevoede roomse jongens waren ze dus, in Horn, een
Limburgs dorpje bij Roermond. Paul Barten was een jaar ouder dan Leo, zijn neef en min of meer
de leider van het groepje. Hij kon snel denken en kwam steeds met nieuwe
ideeën. Jan Oyen werd Jantje Weetal genoemd om zijn formidabele kennis.
Hij wist bijvoorbeeld alles van klassieke muziek. Hij bezocht evenals Leo het
gymnasium in Roermond. Harry Feyen had de ambachtsschool gedaan en werkte al. Hij
woonde om de hoek bij Leo. |
||
|
|
Oorlog 10 mei 1940. ’s Ochtends iets na vier uur kwam zijn moeder bij
hem en zei: “Ik denk dat het oorlog is.” Ze hoorden het schieten bij de Maas. Om 10 uur zagen ze de eerste Duitsers in het dorp. Zijn vader dacht dat Oostenrijkers ‘beter’ waren dan Duitsers en
zei tegen zijn zus José dat zij op de piano maar
‘An der schönen blauen Donau’ moest spelen. Hoe zeer kan een mens zich
vergissen! Later ontdekten de vrienden een dode Nederlandse soldaat bij de
kazematten aan de Maas. Zijn vader was verbonden aan het bisschoppelijk college en hoofd
van de tussenklas, waar de jongens uit de naburige dorpen rondom Roermond
werden opgevangen, samen met Lücker, zijn collega. Ja, er werd verschil
gemaakt of je uit de stad kwam of uit het dorp – zo was dat toen in Roermond.
Toen hij drie jaar was, verhuisden zijn ouders van Roermond naar
Horn, een dorp aan de Maas, precies tegenover Roermond. Ze hoefden de brug
maar over, en dan waren ze er al. En toen werd het dus oorlog. Leo was nog geen 17 toen de oorlog
begon. |
||
|
|
Gele
en rode verf is oranje De vier vrienden hadden weinig geheimen voor elkaar. De oorlog was een veelbesproken onderwerp. De Duitsers hadden Nederland in hun greep en de koningin zat in
Engeland. Ze bedachten een grap. Ze kochten potten gele en rode verf,
mengden die tot oranje en op de late avond van Koninginnedag, 31 augustus,
schilderden ze op de eerste en tweede brug over de Maas met grote letters
‘Oranje boven’. Zijn vader constateerde met enige voldoening, zonder overigens
te weten dat dit het werk van de vier vrienden was, dat ‘het toch eens zo
moest beginnen’. |
||
|
|
Naar
Engeland? De jongens fantaseerden hardop met elkaar om naar Engeland te
gaan. Niet over zee, want de zee hadden ze nooit gezien. Nee, ze wilden over land, de route over het zuiden. Hoe? Dat
wisten ze niet. Over Joegoslavië misschien, maar toen Duitsland april 1941 ook
Joegoslavië binnendrong, viel die mogelijkheid af. Dan maar via Frankrijk, Spanje, Portugal. De fantasieën namen steeds meer vorm aan en werden een plan. Ze besloten 14 mei, één jaar na de capitulatie, te vertrekken. Ze hadden wat zakgeld gespaard, en Paul en Harry hadden wat geld
uit hun loonzakje achter gehouden. De reisbagage bestond uit niet meer dan een trainingspak en
gymnastiekschoenen. Kapelaan Jansen regelde voor Leo nog een afspraakje met
een vriendin onder de voorwaarde dat Leo haar dan twee jaar met rust zou
laten. Niemand wist van hun plan, ook de ouders niet. Ze schreven een dag van te voren een brief naar hun ouders om
hen te vertellen dat zij die veertiende ’s avonds niet thuis zouden komen en
op weg waren naar Engeland. En zo verzamelden zij zich die dag op de afgesproken plek op de
Beegderhei, een gebied dat ze door de atletiek door en door kenden en waar
zij hun luttele bagage hadden verstopt. Om half tien fietsten ze over de Napoleonsweg, een weg die haar
naam dankt aan het feit dat Napoleon met zijn legers over deze weg naar het
Noorden trok. En zij naar het Zuiden. |
||
|
||||
|
|
Op weg Ergens tussen Ittervoort en Hunsel gingen zij via een stille
landweg de grens over. Ze waren tot op dat ogenblik slechts één auto
tegengekomen. Niemand was dus nog naar hen op zoek. Iets voor twaalven waren ze al in Molenbeersel en verkochten hun
fietsen aan een smid voor honderd gulden. Ze reisden verder met de bus en met de trein en ook grote
afstanden lopend. Twee dagen later kwamen ze in Charleroi aan. Het adreskaartje van het restaurant waar ze die avond aten, is
altijd bewaard gebleven. ”Le plus ancien restaurant de la ville” – Fr.
Luiten-Pairon. Van Charleroi reisden ze met de trein naar het laatste
stationnetje voor de Belgisch-Franse grens, ergens in de buurt van Maubeuge. En vervolgens wandelden zij enkele uren naar Frankrijk. Het was een fluitje van een cent. Ze hadden wat geld en kochten meteen maar een kaartje naar
Parijs. Dat schoot tenminste op. Toen ze St. Quentin waren gepasseerd, in Tergnier, werd er op
papieren gecontroleerd. Hun Nederlands persoonsbewijs bleek onvoldoende voor
het gebied waar ze reisden, een ‘zone
interdite’. Wat te doen? Ze zouden naar St. Quentin terugkunnen om een toelatingsstempel
te halen. Ze boden het aan, maar de Fransen bleven moeilijk doen. Er werd gepraat en getelefoneerd. En toen was het twaalf uur, etenstijd. Iedereen ging weg om te
pauzeren. Verwonderd keken de vrienden elkaar aan en besloten toen maar om
ook vlug weg te gaan. Ze wandelden naar het volgende dorp en stapten op de trein. Zonder problemen kwamen ze in Parijs. |
||
|
|
Parijs Parijs beschouwden ze als een bekende stad. Harry Fyen en Leo
waren al eens in Parijs geweest, in 1935, met het kinderkerkkoor. Het
zangonderwijs in Horn gebeurde volgens de methode Ward en om het succes van
deze methode te demonstreren waren ze toen in Parijs uitgenodigd. Ze hadden
gelogeerd in een weeshuis met nonnen, die indrukwekkende vliegkappen droegen
en een Nederlandse pater had. Meufels heette hij. Het adres hadden ze bij
zich. Ze klopten aan de deur, vroegen naar de pater en werden binnen gelaten.
Meufels was er nog en zij vertelden hem hun verhaal. Ze konden blijven. Hij
gaf hun het adres van een priester in Nevers, die hen verder zou kunnen
helpen. Het enige dat herinnert aan het korte verblijf in Parijs is een
minuscuul bonnetje met de tekst: “Bon pour une soup a l’Association des
Etudiants et Artistes Parisiens.” |
||
|
|
Nevers
en verder De vrienden reisden 20 mei naar Nevers, een stadje in het midden
van Frankrijk, waar de schrijn was van de heilige Bernadette van Lourdes. Pater Meufels had hen op het hart gedrukt dat zij die zeker
moesten bezoeken. Leo kocht een ansichtkaart van de schrijn. Frankrijk was gedeeld. 25 km beneden Nevers lag de
demarcatielijn, de grens tussen het bezette en het zogenaamde vrije
Frankrijk, waar maarschalk Pétain als vazal van de Duitsers de dienst
uitmaakte. Ze namen de trein naar St. Pierre le Moutier, een klein dorp dat
dichtbij de demarcatielijn lag. Ze kozen ervoor om door een uitgestrekt
vrijwel onbewoond bosgebied de demarcatielijn over te steken. Ze kwamen niemand tegen, behalve enkele mannen, die houtskool
stookten. Laat in de middag zagen ze een boerderij. “Waar was de
demarcatielijn?” Ze hadden geen idee. Een vrouw kwam vanuit de boerderij zenuwachtig op hen aflopen en
gebaarde hen waar ze naartoe moesten lopen. “Vite!” De Duitse patrouille was net gepasseerd en zou elk moment terug
kunnen komen. De vrienden waren atletische jongens, die hard konden lopen en
hadden geen aansporing nodig. Weldra zagen ze een prikkeldraadversperring.
Toen ze over de versperring klommen, hoorden ze twee Duitse soldaten
schreeuwen. Ze maakten dat ze wegkwamen. Toen ze uit het zicht waren, vielen
ze in elkaars armen. Het was gelukt! Arrest Wat was gelukt? In het eerst volgende dorp werden ze gearresteerd door de plaatselijke
gendarmerie. De volgende dag werden ze overgebracht naar het ‘Maison d‘
Arret’ in Montlucon. Ze schreven een brief aan het ‘Office Néerlandais” in Vichy, een
gecamoufleerde voortzetting van het vroegere Nederlandse consulaat, waar een
zekere Dr. Ir. Sevenster, van oorsprong een landbouwkundig ingenieur en in
1939 tot consul-generaal benoemd, de centrale figuur was. Toen ze een week later werden voorgeleid, bleek hij tijdens de
rechtszitting aanwezig te zijn. Dat gaf vertrouwen. Paul, Jan en Harry werden veroordeeld tot 3 weken, met aftrek
van voorarrest. Zij moesten dus nog twee weken in het gevang blijven. Leo werd vrijgelaten omdat hij nog geen 18 was. Hij kreeg wel de opdracht zich ogenblikkelijk te melden bij het
‘Office Néerlandais’ in Toulouse, teneinde te worden toegelaten tot het
“Centre d’Acceuil des refugiés Néerlandais”, een opvangcentrum voor
Nederlanders. Veertien dagen later kwamen ook zijn vrienden daar. Zij vertelden opgetogen dat zij waren uitgezwaaid door de vier
dochters van Dr. Ir. Sevenster. |
||
|
||||
|
||||
Frankrijk 1941 – Leo boven |
|
Lafourguette In het opvangcentrum Lafourguette even buiten Toulouse, waren
zij een van de eerste Engelandvaarders. Er zouden nog velen volgen. Het opvanghuis was een groot, oud buitenhuis met een parkachtige
tuin van ca. 1 ha. Het bood op dat ogenblik onderdak aan een groot aantal Joodse
families, die uit Antwerpen kwamen en een Nederlandse nationaliteit hadden.
Voedsel was een groot probleem in het centrum. In de loop van 1941 werden nachtelijke strooptochten
georganiseerd om de voedselsituatie te verbeteren. Het hielp maar ten dele. In de loop van het jaar werden Jan en Harry overgeplaatst, Harry
naar een houthakkerskamp aan de voet van de Pyreneeën en Jan naar een kamp in
de buurt van Narbonne. Paul kon blijven; hij werkte bij het Office Néerlandais in
Toulouse. En Leo bleef ook want hij was nog jong. Men mocht Frankrijk legaal vertrekken als men een uitreisvisum
kreeg, en dat was weer afhankelijk of men een doorreisvisum door Spanje
en Portugal kreeg. Met name het Duitsgezinde Spanje was zeer karig in het afgeven
van doorreisvisa. Jan besloot begin 1942 van lieverlee maar naar Nederland terug
te keren. Thuisgekomen werd hij ogenblikkelijk gearresteerd. Hij werd naar Maastricht gebracht, verhoord, kwam weer vrij en
dook meteen onder. Hij was nadien actief in het verzet. Harry besloot eveneens naar Nederland terug te reizen om geld te halen. Hij werd
in Parijs gearresteerd, maar wist weer te ontsnappen en dook eveneens in
Nederland onder. |
||
1942 – Paul en Leo, Annecy |
|
Naar
Zwitserland Paul en Leo moesten hun weg vervolgen zonder hun beide vrienden.
Zij besloten om via Zwitserland naar Engeland te reizen. Bovendien hadden ze gehoord dat de opvangkampen in Zwitserland
beter waren dan in Zuid-Frankrijk mochten ze blijven steken. Ze reisden naar Annecy, waar ze opgewacht werden door de
gendarmerie. Ze hadden geen geldige papieren. Ze zouden vrij komen als ze zouden tekenen voor het Franse
vreemdelingenlegioen. Ze aarzelden, maar ze besloten toch om maar niet te tekenen en
het proces af te wachten. Ze kregen 40 dagen gevangenschap opgelegd. 26 Mei 1942 werden ze uit de gevangenis ontslagen en op
transport naar Toulouse gesteld. |
||
|
|
Van
Toulouse naar Curaçao Terug in Toulouse. Ineens was het voor Nederlanders mogelijk
geworden om doorreisvisa te verkrijgen naar Curaçao, Nederlands grondgebied. De papieren werden in orde gebracht door de Zweedse ambassade,
die de belangen van de Nederlanders behartigde. Paul en Leo kregen toestemming om via Bilbao naar Curaçao te
reizen. Paul vertrok 2 juli en Leo volgde drie weken later. Ze reisden van Barcelona naar Bilbao met de trein en gingen 28
juli aan boord van de ‘Cabo de Hornos’. Het schip was helemaal wit geschilderd ten teken dat het
‘neutraal’ was. Souvenirs die bewaard zijn gebleven, zijn o.m. het
treinkaartje Barcelona-Bilbao en een ansichtkaart van de boot. Na een oponthoud in Port of Spain (Trinidad) en Puerta Cabello
(Venezuela) kwamen de beide vrienden 25 augustus in Willemstad (Curaçao) aan
en vierden er 31 augustus Koninginnedag in de sociëteit ‘Asiento’. |
||
|
|
Via
New York naar Canada Met de ‘Saluta’, een oud schip, waarvan de motoren regelmatig
uitvielen, voeren ze naar New York. Ze maakten een sightseeing tour door de stad en bezochten ‘Radio
City’ en vervolgens reisden ze met de trein naar Stratford (Ontario), Canada.
In Stratford was een rekruteringscentrum voor het Nederlandse
leger. Hier leerden ze Bep van Klaveren kennen, een
bekende bokser uit Rotterdam, die hen ’s avonds boksles gaf. De opleiding
duurde zes weken. Leo kocht van zijn eerst verdiende soldij
ijshockeyschaatsen voor 8 dollar. Naar
Engeland Met de Queen Elisabeth voer Leo naar Engeland. De precieze datum herinnert hij zich niet meer. De overtocht duurde vier dagen. In Engeland werd hij ondergebracht bij de Prinses Irene Brigade
in Wrottesley Park in de buurt van Wolverhampton. Het was winter. Het landschap was somber. Niemand uit zijn groep was blij dat zij bij de Prinses Irene
Brigade werden gevoegd. De Prinses Irene Brigade had geen goede naam en het was dus zaak
om zo snel mogelijk in Londen te komen om te zien of daar wat te regelen was. En zo kwam Leo in Londen. Het werd een boeiende, chaotische periode. Het belangrijkst was wel dat hij voor een theevisite met
Koningin Wilhelmina werd uitgenodigd – en hij werd medisch gekeurd voor de
RAF. Op 12 mei 1943 tekende Leo zijn verbandacte bij het Bureau
Luchtvaart en op 15 mei werd hij gedetacheerd bij de RAF. En wie zou niet bij zo’n zo’n wapen willen dienen? Met zeven andere Nederlanders werd hij 15 maart gedetacheerd bij
de RAF Volunteer Reserve. Hij kwam in de opleiding voor een vliegende functie: piloot,
navigator of bombaimer. Zijn rang werd AC-2 – dat is aircraft second class –
en hij kreeg een witte badge op zijn muts om aan te geven dat hij in
opleiding was. De kosten van de opleiding werden geregeld op basis van een
overeenkomst tussen het Nederlands ministerie van defensie en het Air Ministry.
Het was een goede opleiding, waar o.m. geleerd werd dat Den Haag
de hoofdstad van Nederland was. De school selecteerde op geschiktheid, maar de definitieve keuze
werd pas gemaakt op basis van de praktische resultaten in de lesvliegtuigen. Het
werden voor Leo spannende weken. Zijn beoordeling luidde: ‘should make a pilot’. Wat betekende dat? Hij werd geselecteerd. |
||
Leo
Hendrikx 1942 |
|
Eerste wacht |
||
|
|
|
||
|
|
September
1943 – terug naar Canada Oktober – november 1943 Dewinter – provincie Alberta Hij volgde een cursus op de ‘Elementary Flying Traning School. Het lesvliegtuig was een Fairchild PT – 19 Cornell. Bij de vliegtest maakte hij één foutje. Jammer, want anders had
hij de kwalificatie ‘exceptional’
gekregen, nu werd het ‘above average’. Niettemin behoorde Leo tot de besten van de klas. December 1943 – april 1944 Medicine Hat, 300 km, van Calgary,
100 km. boven de grens met de V.S. Ze vlogen in eenmotorige North-American Harvard IIB, hetgeen
betekende dat je op weg was om ‘jachtvlieger’
te worden. Mooier kon het niet. In april werden de laatste vliegtesten
afgenomen, 21 april kreeg Leo zijn militair vliegbrevet, zijn wings. Hij werd vervolgens benoemd tot
tweede luitenant-vlieger van de Militaire Luchtvaart. In deze periode kreeg
hij een uitnodiging om Prinses Juliana te bezoeken. |
||
|
||||
|
|
Mei-september
1944 Met een van de Queens – een oceaanschip – maakte hij de
overtocht naar Engeland – voor de volgende training – het opdoen van ervaring
in andere weersomstandigheden. In oktober 1944 werd hij overgeplaatst naar No. 5 A.F.U. in
Ternhill (Shropshire). Op een rustige najaarsmiddag gebeurde het. De meesten van zijn collega’s waren al gaan lunchen in de ‘mess’,
toen zijn instructeur hem meenam naar een van de Spitfires op het platform. Hij controleerde of Leo zijn ‘cockpit drill’ kende en zei toen: “Probeer het eens.” “Het stuurde
allemaal zo fantastisch licht en soepel, dat ik niet de verleiding kon weerstaan
enkele ‘rolls’ te maken.” Na een voorzichtige ‘ approach’ taxiede hij terug naar de
‘tarmac’. Zijn instructeur was al gaan lunchen en dat deed hij dus ook
maar. Met een overweldigend gevoel: Hij had voor het eerst van zijn
leven een heuse Spitfire gevlogen. |
||
Horn
1944 |
|
Een
heel bijzonder verlof In de bar van “Brevet Flying Club’ in Londen ontmoette hij een
Engelse RAF-vlieger, die terloops opmerkte dat hij over twee dagen naar
Gilze-Rijen zou vliegen. Nadat Leo verteld had dat hij uit Horn kwam, mocht hij wel mee. Van Gilze-Rijen liftte hij naar Eindhoven. De stad was twee maanden geleden bevrijd was en lag er nog
steeds chaotisch bij. De volgende dag liftte hij naar Weert. Omdat hij met verlof was, was hij gekleed in het beste model
uniform dat hij had, met lage zwarte schoenen en met een grijsblauwe overjas,
die hij had laten maken bij Jones, Chalk & Dawson in Sacksevillestreet. In deze kleren was hij een opvallende verschijning in het
slordige wereldje van jeeps en soldaten in gevechtskleding. Hij kreeg een lift in een kleine camion, de chauffeur vond het
wel interessant om met hem tot in Horn te rijden. Hij stopte bij een groot camouflagenet op de rijksweg en zei:
“Verder ga ik niet. Good luck!” Leo liep snel over de Daalakker, waar toen alleen het huis van
Feyen nog stond. Er werd gevochten. Er vielen granaten. Bij Ververs ging hij achterom, kroop door het gat in de heg en
was thuis. “Het is Lei”, riep iemand en iedereen kwam uit de kelder naar
boven. José zei: “En dat nog wel op mijn verjaardag”. Het was 28 november. Ze omhelsden elkaar toen er vlakbij een granaat insloeg. Iedereen dook de kelder weer in. Hij is toen drie dagen
gebleven. Hij sliep tussen zijn vader en moeder in. Verder was de kelder vol met familie en buren. Iedereen was vrolijk en opgewekt. Er werd veel gelachen en gebeden. Nog tot in maart zou Horn in de frontlijn blijven liggen. De terugweg verliep vlotter dan de heenweg. Diezelfde middag dat hij uit Horn naar Gilze-Rijen was
vertrokken, stond er een Dakota van een Amerikaans squadron klaar en toen hij
de situatie uitlegde, kreeg hij meteen toestemming om naar Engeland mee te
vliegen. In Engeland werd hij meegenomen naar de security officer, iets
waarop hij niet gerekend had. Hij vertelde het verhaal, maar kon zich verder de naam van de
piloot die hem had meegenomen, niet meer herinneren. De security officer zei dat zij het wel
begreep en informeerde belangstellend naar de situatie van zijn familie. |
||
|
|
December 1944 – maart 1945 No 34. O.T.U – Kirton in Lindsey (Lincolnshire) De laatste fase van de opleiding tot jachtvlieger vond plaats in
een Operational Training Unit. De Spitfire is ongetwijfeld de meest bekende jager van de R.A.F.
Zijn faam was vooral ontstaan tijdens de ‘Battle of
Britain, toen Engeland mede dankzij
deze toestellen het luchtoverwicht had behouden. Eind 1944 waren de enkele Spitfires die Engeland had,
uitgegroeid tot een flink aantal. De R.A.F.
beheerste het luchtruim. De toestellen waren in de loop van de tijd verbeterd. Er werden in totaal ruim 20.000 toestellen, in telkens
vernieuwde uitvoeringen, geproduceerd. Maart
1945 2
nd T.A.F. – 84 GSU – Lasham Lang duurde het verblijf in Lasham niet en in de week van 18 –
24 maart werd Leo overgeplaatst naar het 322 squadron, dat toen opereerde
vanaf een ‘airstrip’ in de buurt van
Schijndel. 322 (Dutch) Squadron was op 12 juni 1943 opgericht. Aanvankelijk waren slechts 8 van de 25 vliegers Nederlands, maar
geleidelijk aan groeide het uit tot een bijna volledig Nederlandse RAF –
squadron. |
||
Neergeschoten 1 april 1945 De eerste opdracht die hij kreeg, was het
overvliegen van een beschadigde Spitfire naar een maintenance unit in de
buurt van Kortrijk. De volgende dag vloog hij terug in een
Anson, achterin zittend op een hoop bagage. Zondag 25 maart deed hij zijn eerste
oriëntatievlucht rond het vliegveld. Hij kreeg toestemming om zijn
oriëntatievlucht uit te breiden naar Horn. Hij vloog enkele malen over het dorp,
tussen de twee torens van de kerk en het kasteel. De hoogmis was net
afgelopen en hij had dus veel bekijks. 1 april 1945 – Paaszondag – werd hij
neergeschoten. Hij vloog als no. 2 met ‘Peuter’ Janssen als nummer 1. Peuter Janssen werd beschouwd als een van
beste en meest ervaren vliegers van het squadron. Ze vlogen onder de laaghangende bewolking
in ‘battle formation’, toen hij reeksen lichtspoor ammunitie op zich af zag
komen. Meteen volgde een harde dreun onder zijn toestel. Zijn motor verloor vermogen. Over de radio riep hij zijn no. 1 op. “Ik herinner mij dat ik zo zenuwachtig was dat
ik zei: “Hello Jackknife yellow 2 - I
have been hit.” Leo: “Ik
begon aan een noodlanding, maar probeerde eerst mijn extra benzinetank onder
de romp af te gooien. Ik maakte mijn riemen wat losser en rukte
uit alle macht aan de hendel, maar het lukte niet. Dan maar landen met de tank en ik trok mijn
riemen zo strak mogelijk aan. Rechts van mij lag een open vrije ruimte en
ik maakte een bocht met mijn voetenstuur, omdat de aileron-besturing niet
meer werkte. Het uitkomen van de bocht met voetenstuur
ging natuurlijk erg traag en lukte ook niet helemaal, voordat ik met een geweldige klap tegen de grond vloog. Half versuft hoorde ik het lawaai van de
motor van mijn no. 1 die vaak over mij heen vloog. Ik realiseerde mij dat ik nog leefde, wist
dat het vliegtuig in brand stond, maar voelde absoluut geen pijn. Wel een alles overheersend gevoel van
mislukking: al die jaren van training en ik was nauwelijks begonnen of het
was al afgelopen. Toen ik uit het brandende vliegtuig klom,
met mijn parachute nog om, zag ik in de verte een boerderij met enkele
mensen, die naar mij toe kwamen, Ik zei: “niet te dicht bij het vliegtuig
blijven, want de ammunitie kan ontploffen.” Zij waren stomverbaasd dat ik Nederlands
sprak. Peuter Janssen, die zo moedig over hem heen
scheerde, werd ook vol getroffen. Hij wist zich echter in een greppel te
verstoppen en ontkwam aan krijgsgevangenschap. Hij stierf later bij een
gevechtsactie in Indië. |
||||
|
||||
Eind 1946 kreeg ik een
brief van een ooggetuige, waarbij ik het volgende citeer: “Nooit
zal ik die bewuste Paaszondag vergeten. Wij
zagen twee jagers de richting van het Twentekanaal af komen, laag vliegende. Ongeveer
boven het huis trok de één wat op, doch de andere begon te cirkelen, als voor
een noodlanding. Dit
werd een catastrophe en in minder dan geen tijd stond het toestel in
lichterlaaie. Met
knikkende knieën zag ik het aan en wat er in mij omging, toen
zich uit die vuurzee een menschelijke gedaante losmaakte, is niet te
beschrijven. Onderwijl
ik naar de andere hoek van het huis liep, was mijn man al op u toegesneld en
bracht u, na wat riemen los gemaakt te hebben, met een buurmeisje naar
binnen. We
legden u op een ruststoel in het achterhuis. Nooit
zal ik vergeten, dat verschroeide haar en wenkbrauwen. Het
gezicht leek één grote blaar, alsof daar de vlam was langs geslagen. Al
spoedig was een patrouille moffen aanwezig, die de eerste formaliteiten
vervulden. Toen
ze uw been verbonden, vroeg u nog de broek niet vernielen, omdat u bij een
mogelijke internering geen andere kleren had. Ze
behandelden u redelijk en onze neven brachten u toen met stoel en al in de
kamer, omdat
de publieke belangstelling steeds groeide. U
kreeg twee bewakers toegewezen, die ook maar liever naar huis wilden als
verder oorlog (te voeren), ‘t
Was inmiddels koffietijd geworden en allen werden voorzien van koffie met
wit brood, in die dagen ook zeldzaam. U
had het zwaar te verantwoorden en uw gezicht was erg gezwollen. Wij
haalden voor verfrissing een fleschje vruchten voor u en juist toen mijn
dochter bezig was u hier wat van te voeren, komt er zoo’n vent van de
veldgendarmerie binnen. “Was ist das hier für ’n Theater, Marmelade und Kaffee
und Kuchen.“ En
toen tegen u: „Sie müssen abmarschieren“ Een
der bewakers kwam daar tegen op. Hij
vertelde dat u gewond was, enz., waarop de bullebak uw broek verder stuk trok
om zich te overtuigen. Dit maakte de bewaker zoo woedend, dat hij zei: “Alles
ist in Ordnung: Sie verstören die Ruhe und Sie machen ein Wind,” waarop de vent zo nijdig werd dat hij
het persoonsbewijs vroeg van de brutale ….. Deze
weigerde, waarop hij met de bullebak mee moest en er wel meer van zou horen. Intusschen schoot de dag al aardig op
en nog steeds was er geen vervoersmogelijkheid. Ver in de middag kreeg de buurman opdracht
u weg te brengen. Met stoel en al op een boerenwagen. Och, och, wat een droeve stoet. Inmiddels hield u maar vol dat ’t wel
in orde kwam en dat het zoo erg niet was. De
boer bleef weg, met wagen en paard. Ook
de fiets van mijn zwager, waarop de buurman om de dokter ging, is nooit
terecht gekomen. Dit
waren evenwel dingen van ondergeschikt belang, toen de dag daarop de
Canadeezen al arriveerden. Het
hele stel moffen wat ’s Zondags om het huis liep, zagen wij die Maandag met de
handen in de hoogte zich overgeven. Een
boek vol zou ik kunnen schrijven over die tijd van evacuatie en
verschrikking.” Einde citaat. Tijdens de rit met paard en wagen voelde ik mij niet erg gerust.
Boerenkarren waren geen voorkeursdoelen van de geallieerden, maar er zaten
tenslotte wel een paar Duitsers op. Na enige tijd, het werd al donker, kamen
we bij een kruispunt, waar ik werd overgeladen in een militair voertuig en
kort daarna afgeleverd in het ziekenhuis van Zutphen. ’s Nachts had ik veel
pijn en ik vroeg een Duitse verpleger om een Spritze. De volgende dag werd ik
weer vervoerd, per trein, en kwam ik terecht in een Kriegslazarett in
Apeldoorn. |
||||
Lazarett
Apeldoorn Het was nog oorlog. In Apeldoorn waren de Duitsers de baas.
Toen, 13 april, de eerste Canadees, zorgvuldig om zich heen kijkend, het
ziekenhuis binnenslenterde, zagen we gespannen toe. Wat ging er gebeuren? Eén
van de Engelsen rukte toen het portret van Hitler van de muur en vertrapte
het voor de ogen van de Duitsers. Iedereen hield de adem in. Pas toen een
groot aantal Canadezen het ziekenhuis binnenstroomden, durfden we het te
geloven. We waren bevrijd! Het ging snel. De Duitsers gaven zich 5 mei over, drie dagen
later volgde de capitulatie van heel Duitsland. Iedereen leefde in een roes.
De zorg in het lazaret ging wel achteruit. Het verband om mijn knie werd niet
tijdig verwisseld en toen het wel gebeurde, bleek de wond flink ontstoken te
zijn. Het deerde me niet. No. 5 MRU
Mongewell Park |
|
Nijmegen Twee weken later werd ik naar het No.1 Canadian Hospital in
Nijmegen overgebracht en niet veel later overgevlogen naar een ziekenhuis te
Cosford, Engeland. Van hieruit schrijft hij 20 mei een brief naar huis. Het
begin: “Lieve
allemaal, Deze keer een
brief, want ik heb gisteren gehoord dat ’t nu mogelijk is om ook brieven te
schrijven. Hoe maken jullie ’t allemaal thuis? Ik ben toch zo benieuwd en heb
niets meer gehoord sinds die kaart van 29 Maart. En er is natuurlijk ’n
heleboel gebeurd intussen. Met mij gaat
’t heel goed!! M’n wonden
zijn allemaal dicht en m’n gezicht is nu zelfs zó goed geheeld dat je
praktisch niets meer kunt zien…..” Een
brief Hij kreeg een brief. Marinus van de Brink schreef hem. Hoe had Leo het in zijn hoofd gehaald om een lugubere
1-aprilgrap uit te halen en ergens in het Oosten van Nederland neer te
storten? Het was zijn laatste brief. 8 mei kwam hij zelf om het leven. “Ja, ik heb kameraden verloren. Je wist dat dat erbij hoorde. Iedereen kende wel mensen die er niet meer waren. Je kon er niet bij stil staan. Niemand kon dat in die tijd, of
je nu in het leger zat of niet. Ook de mensen in Horn maakten veel mee. De buren verloren met één granaatinslag oma, moeder, kind.
Teddy van der Zee vloog in een Spitfire bij nacht. Eigenlijk is de Spitfire geen nachtvlieger. In de duisternis zie je links en rechts de vonkenregens van twee
rijen uitlaten. Als je je daarop fixeert, zie je niets meer. Teddy riep door de radio dat hij niets meer zag. Het waren zijn laatste woorden. Hij vloog recht de grond in. We
hadden geen trauma. Er was maar één werkelijkheid en die gebood ons
door te gaan. Ik denk dat een oorlogstrauma vooral ontstaat wanneer je leeft
in twee werelden, die van de oorlog en die van de vrede.” |
||
|
|
Juni
1945 – februari 1946 Leo meldde zich na zijn revalidatieperiode bij 84 GSU Lasham. Hij wilde weer een
Spitfire vliegen. Het lukte hem na veel aandringen. Eigenlijk had hij eerst een medische keuring moeten ondergaan. Zijn rechterarm kon hij nog niet volledig bewegen, maar hij
wilde voor zichzelf bewijzen dat hij ondanks dat weer kon vliegen. In september werd Leo overgeplaatst naar de Medical
Rehabilitation Unit (MRU) in Loughborough. Kort daarna werd hij opgenomen in No. 5 MRU Mongewell Park in
Wallingford, een schitterend landhuis in een fraai park aan de Theems. Ze werden ingedeeld in klassen en Leo kwam in de ‘early-shoulder
class’. Het was een goede tijd. Het eten was goed en zij speelden schaak of zaten in de
‘library’. Er werd stevig gedronken. Een van de kameraden, die wat typisch liep omdat hij zich met de
voeten niet kon afzetten, wilde als hij wat gedronken had, een optocht door
het park organiseren naar een kapelletje op het terrein. Hij liep dan voorop en de anderen volgden en zongen luidkeels: “Onward Christian soldiers, marching as to war. With the cross of Jesus going on before.’ 29 januari 1946 werd Leo medisch goedgekeurd. |
||
|
||||
Je moet direct beslissen.” En zo kreeg Leo zijn gymnasiumdiploma. |
|
Hoe
ging het verder? Het Nederlandse squadron 322 – met de papagaai als mascotte en
met het motto ‘ niet praten, maar doen’ - was in 1945 ontbonden. Leo kwam nu in dienst van de Nederlandse luchtmacht. In de zomer van 1946 vloog hij met lichte voertuigen over
Nederland. Hij verspreidde post en bracht bijzondere personen naar hun
bestemming. In juni bracht hij iemand naar Venlo en op de terugweg zou hij iemand
van Eindhoven weer naar Valkenburg (bij Den Haag) brengen. In Venlo – hij had
nog wat tijd – reisde hij naar Horn, zei tegen zijn ouders: “Wie wil van
Venlo naar Eindhoven vliegen? Je moet direct beslissen.” Zijn vader aarzelde, maar zijn moeder was direct enthousiast. Diezelfde dag maakte zijn moeder haar eerste vlucht. Een ander belangrijke vlucht was toen hij minister Gielen van
Onderwijs van Groningen naar Woensdrecht moest brengen. Leo had zijn gymnasium niet afgemaakt en net een verzoek ingediend
om toch het diploma te verkrijgen. Onderweg schoof hij zijn verzoek minister Gielen toe. Praten kon niet in verband met het lawaai in het vliegtuig. Minister Gielen begreep zijn vraag en zei dat hij eens zou
bekijken wat hij kon doen. En zo kreeg Leo zijn gymnasiumdiploma. |
||
Leo
en zijn levenspartner |
|
Nederlands-Indië Leo had een driejarig contract bij de luchtmacht. Op vliegveld Twente werden de eerste Spitfires gestationeerd die
Nederland na de oorlog aankocht. Hier werd ook het eerste squadron gevormd dat naar Indië zou
gaan. Leo ging ook mee naar Indië. Op een reünie onlangs in Soesterberg zei iemand tegen hem: ‘Het
was toch wel leuk in onze officiersmess in Tjandi!” Zijn huidige levenspartner sprong op en zei: “Daar woonde ik
toen!” Wageningen In 1948 begon Leo zijn studie aan de Landbouwuniversiteit
Wageningen. Hij zegt nu over deze stap: “ik had wat rust nodig. Ik merkte ook toen ik begon te studeren, dat ik vele leemtes in
mijn kennis had. Ik was blij dat ik mijn ‘propjes’ haalde. Met de ontgroeningrituelen van de studenten heb ik niet
meegedaan. Ik voelde het leeftijdsverschil. Wel heb ik me aangesloten bij
de Katholieke Studenten Vereniging Franciscus Xaverius Wageningen. Mettertijd begon ik ook weer te vliegen. Mensen die al uit militaire dienst waren, kregen de mogelijkheid
om vier dagen in de maand te vliegen. Inmiddels was ik zo ver dat ik deze vliegerij met mijn studie
kon combineren. Ik vloog weer Spitfires. Later kwamen de eerste straaljagers, de Gloucester Meteors. In 1951 volgde ik nog een cursus van drie maanden om deze
toestellen te leren vliegen. De Meteors zijn prachtige toestellen, die zo hoog vliegen dat je
Nederland in één blik kunt overzien. Tot 1955 ben ik blijven vliegen. Ik kreeg ervoor betaald en was
dus een rijke student. Maar studeren deed ik ook. Ik studeerde af – januari
1955 -in landbouweconomie. |
||
|
|
Heineken Hij begon met het besproeien van landbouwgewassen bij Mastboom
Vliegbedrijf BV.” In januari 1957 echter kwam hij in dienst bij Heineken. In Horn was een bierbrouwerij; op het gymnasium had hij al eens
een spreekbeurt gehouden over bier en hij hield van bier. Met zijn kennis uit
Wageningen – een studie over de biermarkt - konden ze hem bij Heineken wel
gebruiken. Hij volgde de interne opleiding tot brouwer en werd een jaar
later assistent-bedrijfsleider in Den Bosch. In 1963 werd hij Brouwmeester bij de Dreher Brouwerij in Triëste,
Italië. Drie jaar later keerde hij terug naar de brouwerij in Den Bosch,
als Algemeen Productieleider. Het biergebruik in Nederland steeg sterk en de capaciteit van de
brouwerij moest als gevolg daarvan snel worden uitgebreid. In dat kader maakte hij in 1970 een reis over de wereld om
kennis te nemen van de nieuwste ontwikkelen op het gebied van het
bierbrouwen. In Japan was men in die tijd overgegaan op verticale opslagtanks
in plaats van de in Europa gebruikelijke horizontale tanks. De nieuwe brouwerij in Den Bosch besloot een aantal proeftanks
te installeren die de naam ‘Apollo’s’ kregen. Het was in de periode van de
eerste maanlanding. In 1972 werd hij Hoofd van de Centrale Bouwtechnische Dienst van
Heineken Technisch Beheer. In deze functie bezocht hij vele vestigingen van
Heineken in het buitenland, met name Sierra Leone en Nigeria. Zijn volgende functie, Technical Manager Europa: Noorwegen,
Zweden, Italië, Frankrijk, Joegoslavië, Griekenland, noem de landen maar
op. Hij reisde veel en reizen is wachten. Hij had volgens eigen
zeggen een zee van tijd om allerlei boeken te lezen. Hij las alle Maigrets in
het Frans, om daarmee ook nog iets nuttigs te doen en de Franse taal beter te
leren spreken. Toen de Italiaanse Brouwerijgroep in moeilijkheden kwam, werd
veel aandacht aan Italië besteed. Dit leidde uiteindelijk tot de overname van de groep Dreher door
Heineken. En zijn volgende functie werd Direttore Technico in Milaan. Men zag hem graag komen gezien zijn vroegere werkzaamheden in
Triëste. In 1980 werd zijn dochter ziek en toen realiseerde hij zich dat
hij toch wel ver van Nederland woonde. Hij reorganiseerde het bedrijf en maakte het tot het grootste in
Europa. De Mouterij ligt aan het kanaal tussen Brussel en Antwerpen en
er is nog een mooie foto, dat Koning Boudewijn de Mouterij bezocht. “Kunnen
wij even gaan zitten, want ik heb last van mijn rug”, zei de vorst. In 1985, zo dacht hij, houd ik ermee op. Maar ja, dat werd een
vrome wens die niet in vervulling ging. Heineken had nog iemand nodig voor een nieuwe activiteit in
Argentinië. Hij vond het een heel boeiend land, hoewel de werkomstandigheden
niet gemakkelijk waren. De naweeën van het kolonelsbewind, dat in 1982 ten
val kwam, waren nog steeds voelbaar. In november 1987 beëindigde hij na ruim 30 jaar zijn werk bij
Heineken. |
||
|
|
|
||