Text spoken version ► |
Words Dutch + Translation |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 3 De oudste boom ziet het niet meer zitten. In
Larilo, midden op het plein, staat
een stokoude boom. Hij
zit nog vol met bladeren. Deze
boom is wel duizend jaar oud. Hij
is heel groot en dik. Je
kunt er wel met zijn tienen omheen staan. Er
is iets bijzonders met deze boom. Hij
geeft ieder kind van Larilo een leuke droom, iedere
week. Zo
zijn de kinderen van Larilo altijd vrolijk.
De
oude boom is ook heel wijs. De
burgemeester komt hem soms om goede raad vragen. En
als de kinderen te wild zijn in de klas, vragen
de leraren hem advies. Daarom
loopt alles in Larilo op rolletjes. De
vogels hebben het gemakkelijk. De
boom vertelt ze precies, wanneer
ze eitjes moeten leggen. Hij
zit altijd vol met vogels. Niemand
van Larilo kan hem missen. Het
is eind november. De
eerste sneeuw ligt er al in Larilo. Maar
er is iets geks met de oude boom. Hij
zit nog vol met bladeren. Normaal
strooit hij die in de herfst gewoon weg. Je
kunt dan in die hopen bladeren leuk
verstoppertje spelen. De
mensen snappen er niets van. Er
ligt nog geen blaadje op de grond. Iedereen
van Larilo gaat elke dag even
bij de boom kijken. Je
zou bijna denken dat hij ziek is. Ook
dokter Prikgraag denkt dat. Daar
loopt hij al met zijn stethoscoop naar het plein. “Allemaal
stil wezen, anders kan ik niks horen”, zegt
hij. Hij
houdt de stethoscoop tegen de dikke stam. “Er
zitten geen waterpokken of mazelen op de bast. En ik hoor ook geen gerochel of zo. Een spuitje helpt hier echt niet. Het zal wel met de boomgeest te maken
hebben. Misschien is de boom moe en verdrietig. In
ieder geval is het een ernstig probleem. De
kinderen hebben ook al twee weken geen
leuke droom meer gehad.” “Ik
droom niet meer leuk”, zegt Kapi. “Ja,
alleen maar akelige dromen”, zegt Pika. “Ik
durf bijna niet meer te gaan slapen.” Zo
is het nu met alle kinderen van Larilo. De
vaders en moeders worden er langzamerhand helemaal
kriebelig van. De
burgemeester kijkt bezorgd. Hij
heeft stress. Wie
moet hij nu om raad vragen? Iedereen
in het gemeentehuis heeft ruzie. Dat
komt omdat ze allemaal doodop zijn van
de onrustige nachten van de kinderen. De
vergaderingen worden een puinhoop. Ze
vergaderen tot ’s avonds laat. Maar
ze kunnen het nooit eens worden. En
’s morgens zijn ze niet goed wakker. De
vogels zijn ook erg in de war. Ze
vliegen met takjes in het rond. Ze
gaan een nestje bouwen. Terwijl
het al bijna winter is. De
oude boom bemoeit zich er helemaal niet mee. Dat
zou hij anders wel doen. Hij
zou het verbieden, als
de vogels domme dingen doen. “Als
ze nou maar geen eitjes gaan leggen”, zegt
de oude agent Jopermans bezorgd. “Straks
worden de jonge vogeltjes snipverkouden. Of
ze bevriezen.” Iedereen
in Larilo wordt steeds zenuwachtiger. Alles
staat op zijn kop. En
het gaat zo maar door. Agent
Blom vergeet de sirene van de politiewagen uit te zetten. Dat
geeft een kabaal van jewelste in Larilo. De
bakker laat voortdurend brood aanbranden. De
brandweer is al drie keer voor
niets uitgerukt naar de bakkerij. Op
school is het ook niet leuk meer. De
onderwijzers zijn helemaal tureluurs van
de drukke kinderen. Alles
is afgeschaft. Ook
de kringgesprekken. De
kinderen moeten de hele dag de
tafel van drie opzeggen. Ook
de hoogste klas. Bij
gymnastiek mogen ze alleen maar huppen. Nou
ja zeg. Het
is allemaal heel vervelend. Alleen
in het huisje van Oma Knot is alles rustig. Want
oma is op vakantie. Vandaag
komt ze trouwens terug. Als
ze daar maar geen spijt van krijgt, want
ze weet nog van niets. Daar
komt de bus van drie uur. Hij
stopt bij het plein. Oma
stapt uit. Ze
ziet meteen dat er iets niet klopt in Larilo. Met
de koffers in de hand loopt ze naar de boom. Ze
wordt nog bijna omver gereden door
agent Blom. Die
kan nog net uitwijken, en
knalt dan tegen een lantaarnpaal. “Het
komt allemaal door die stomme boom”, moppert
hij. “Hij
heeft last van zijn boomgeest, en
daardoor staat heel Larilo op
zijn kop.” “Wat
zijn jullie toch een stelletje sukkels”, zegt
Oma. “Die
boom heeft er de balen van. Dat
kun je zo wel zien. Als
je al duizend keer je blaadjes hebt laten vallen, dan
wil je ook eens wat anders. Dat
snapt een kind. We
moeten hem gewoon een handje helpen. Een
boom is ook maar een boom. Breng
jij mijn koffers maar naar huis, Blom. Dan zal ik dat wel eens gaan regelen.” Oma
stapt op de school af. De
kinderen kun je al van ver horen. 1
x 3 = 3 2
x 3 = 6 3
x 3 = 9 Vanuit
de gymzaal hoort ze: “
Hup hup hup “. “Zo
kinderbeul”, zegt Oma. Dat
slaat op de leraar, die
ze stevig aan zijn kraag trekt. “Kunnen
jullie niet verder dan tot drie tellen? Lever
mij eens zes maal dertig kinderen. En
zes maal drie ladders. En
dat in 2 maal drie tellen.” Alle
kinderen stappen vervolgens achter oma aan. Op
naar het plein. “We
klimmen met de ladders in de boom. En
dan kietelen maar in
de oksels onder de takken. En
pluk rustig aan de bladeren. Gooi
de bladeren naar beneden. Hupsakee.” Kapi
en Pika klimmen meteen de ladder op. Oma
zit een tak verderop. De
boom zit al gauw vol met
wel dertig maal drie kinderen. Dat
heeft hij nog nooit meegemaakt. Het
is een gekriebel van jewelste. De
boom schiet los uit zijn koude somberheid, en
begint te grinniken en te kraaien van plezier. De
takken zwiepen heen en weer en
de kinderen deinen vrolijk mee. De
bladeren vliegen in het rond. Het
hele dorp is uitgelopen. Het
duurt niet lang meer, voor de boom winterkaal is. De
kinderen zingen winterliedjes. De
oude boom moet huilen. Hij
ziet weer hoe fijn het eigenlijk is op het plein. Hij
kan er weer duizend jaar tegen. Vannacht
zal hij de kinderen allemaal drie
leuke dromen geven. En
de vaders en moeders, die
kunnen weer eens diep en rustig slapen. |
de oudste boom – vis
vecākais koks ziet het niet meer zitten – ir
depresijā midden op – centrs plein – laukums stokoud = zeer oud – ļot
vecs boom – koks vol – pilns bladeren – lapas duizend – tūkstotis jaar – gads groot – liels dik - biezs er omheen – apkārt tienen – 10 bijzonders – īpaš geven – dod ieder – ikviens kind– bērns leuk – glīts droom – sapnis week – nedeļa vrolijk – jautrs wijs – pieredzes bagāts burgemeester – mērs soms – dažreiz vragen – jautāt goede raad – labs ieteikums kinderen
- bērni wild – nevaldāmi klas
– klase leraar – skolotājs advies - ieteikums op rolletjes lopen – vis iet
kā pa diedziņu vogel - putns gemakkelijk – viegli vertellen – stāsta precies – precīzs wanneer – kad eitje – maza ola moeten - vajag leggen – izdēj niemand – neviens kan missen – nevar iztikt eind – pēdējās eerste – pirmais sneeuw – sniegs ligt – ir iets – kaut kas geks – dīvains nog - tālāk bladeren – lapas wegstrooien – nomet herfst – rudenis hoop – kaudze verstoppertje spelen –
paslēpes mensen – cilvēki snappen – saprast geen – neviens grond – zeme elke – katra dag – diena bijna – gandrīz denken – domāt ziek – slims dokter – ārsts lopen – iet stethoscoop – stetoskops stil – nedzirdams wezen – ir tegen – pie dik – biezs stam – stumbrs waterpokken – vējbakas mazelen – masalas bast – miza horen – dzirdēt gerochel – ? nepieklājīgs
klepot spuitje – šprice echt – tiešām helpen – sniegt
palīdzību boomgeest – koka pratu te maken hebben met –
jāstrādā ar misschien – varbūt moe – noguris verdrietig – bēdīgs /
skumjš in ieder geval – katrā
gadijumā ernstig – nopietns probleem – problēma twee – 2 akelig – nejauks durven – uzdrīkstēties bijna – gandrīz slapen – gulēt zo – tā vader – tēvs moeder – māte langzamerhand – lēnām kriebelig – kutēt /niezošs burgemeester – mērs bezorgd – norūpējies kijken – skatīties stress – stress raad – konsultācija vragen – jautāt iedereen – ikviens gemeentehuis – pilsētas
dome ruzie – strīds dat komt door – ir cēlonis doodop - ļoti noguris onrustig – nemierīgs nacht – nakts vergadering – sanāksme puinhoop – haoss ’s avonds laat - vēlu vakarā het eens worden - piekrist nooit – nekad wakker – nomodā in de war – sajaukts vliegen – lidoja takje – zariņš in het rond - apkārt bouwen – būvēt nest - ligzda terwijl – kamēr winter – ziema zich bemoeien met –
komandēt anders
– parasti verbieden
– aizliegt als
– ja domme dingen – stulbas lietas doen – darīt agent - policists straks – drīz jong – jauns snipverkouden worden –
saaukstējties bevriezen – iesaldēt zenuwachtiger – nervozāks op zijn kop staan – ir haoss doorgaan – turpināt vergeten – aizmirst sirene – sirēna uitzetten – apturēt /
izlēgt kabaal - troksnis van jewelste – ļoti liels bakker – maiznieks brood - maize aanbranden – piedeg laten – ļaut voortdurend - ilgstošs brandweer –
ugunsdzēsēju komanda keer – reizes voor niets – nederīgs uitrukken - iznesās bakkerij – maiznīca school – skola niet - ne leuk - glīts onderwijzer - skolotājs tureluurs – traks druk – nemierīgs afschaffen – atcelt kring – aplis gesprek - saruna hele – visa dag – diena tafel – tabula drie – 3 opzeggen – skaļi teikt hoogste – augstākais klas - klase gymnastiek – sports huppen – lēkt vervelend – nepatīkams huisje – maza māja rustig – kluss oma - oma / vecmāmiņa vakantie – atvaļinājums vandaag – šodien trouwens – starp citu /
turklāt terugkomen - atgriezties geen – neviens spijt krijgen - nožēlos want – jo ze weet – viņa zin bus – autobuss drie - 3 uur – stunda uitstappen –izkāpt meteen – nakavējoties iets – kaut kas kloppen – ir labi koffer – ceļasoma lopen – iet boom – koks omverrijden – braukt pret bijna - gandrīz agent – policists net – tieši tā uitwijken - censties
izvairīties knallen – sadurties lantaarnpaal - ielas lukturis /
laterna komt door – ir sekas no stomme – muļķīgs boom – koks mopperen – kurnēšana last hebben van – cieš no geest – prāts op zijn kop staan – ir haoss jullie - jūs stelletje stukkels – idiotu grupa / bars de balen hebben van – pavisam
nepatikt duizend – 1000 blaadje – lapas wat anders – kaut kas cits snappen – saprast kind – bērns een handje helpen – nedaudz palīdzība is ook maar – ir tiraj brengen – atnest koffer – ceļasoma naar huis – mājas ik - es regelen – regulēt afstappen op – iet uz ver – tālu al - jau horen – dzirdēt gymzaal - sporta zāle kinderen – bērni beul - bende slaat op – ir stevig – ciet kraag – apkakle aan – pie ze - viņa trekken - vilkt kunnen – var jullie - jūs niet verder dan – ne tālāk kā leveren – dot 6 maal dertig – 6x 30 ladder – kāpnes 2 maal drie – 2 x 3 stappen achter aan – sekot plein – laukums klimmen – kāpt kietelen – kutēt onder - zem oksel – paduse tak – zars plukken – lasīt rustig - mierīgs naar beneden gooien – nomest bladeren – lapas verderop – nākamā zitten - sēdēt gekriebel - kutināt losschieten – kļūt brīvs koud – auksts somberheid
– drūmums beginnen
– sākt grinniken
– ņirgt kraaien – dziedāt plezier – bauda zwiepen – šūpot heen en weer – turp un atpakaļ deinen mee – šūpot arī vrolijk – jautrs vliegen – lidot in het rond – ap hele dorp– viss ciemats uitlopen – iziet duren – turpināties niet lang – ne ilgi winter – ziema kaal – bez lapām liedje - dziesmiņa oud – sens huilen – raudāt zien – saprast fijn – jauks eigenlijk – patiesībā er tegen kunnen – var palikt vannacht – šis vakars allemaal – viss drie – 3 leuk – jauks vaders – tēvi moeders – mātes diep – dziļi rustig – klusām slapen - gulēt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Words
in syllables |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|