Wim Rhebergen Contact: rhegie1@planet.nl |
|
|
Kristine Groenhart ‘Koffer uit Berlijn’ |
||
|
|
|
|
|
|
|
|
Drie studenten in een stad in oorlog: Nico Groenhart, Harm Waterborg en Jan Ockeloen De loyaliteitsverklaring en arbeidsinzet Als reactie op het
toenemende studentenverzet verplichtte de door de Duitsers aangestelde rijkscommissaris in Nederland,
Seyss-Inquart, studenten een loyaliteitsverklaring te tekenen. Studenten die
bereid waren die te tekenen, zouden daarmee 'gewoon' door kunnen studeren. De
mannelijke studenten die niet
tekenden, zouden als werkloos worden beschouwd en voor de arbeidsinzet ter
beschikking komen. Dit betekende dat zij in Duitsland tewerkgesteld zouden
worden. De ondertekening van de loyaliteitsverklaring riep veel verzet op.
Zie verder ‘De arbeidsinzet’ ► (interview Jan Ockeloen en Loekie Rijnders). |
|
Mevrouw Ruth Waterborg overhandigt
Kristine Groenhart ‘Dagboekbrieven Berlijn1943-1944’ |
|
|
|
|
|
|
|
Kristine Groenhart Auteur van ‘Koffer uit Berlijn’, een leven in oorlogstijd. ISBN 9789025367084/NUR
320 Athenaem-Polak van
Gennep. Amsterdam 2009 |
|
Tekst
loyaliteitsverklaring: De ondergetekende ---, geboren ---, te ---, wonende te ---, verklaar hiermede plechtig, dat hij de in het bezette
Nederlandse gebied geldende wetten, verordeningen en andere beschikkingen
naar eer en geweten zal nakomen en zich zal onthouden van iedere tegen het
Duitse Rijk, de Duitse Weermacht of de Nederlandse autoriteiten gerichte
handeling, zomede van handelingen en gedragingen welke de openbare aan de
inrichtingen van hoger onderwijs, gezien de vigerende omstandigheden, in
gevaar brengen. |
|
Bezoek mevrouw Ruth Waterborg en Wim Rhebergen aan Kristine Groenhart Verslag |
|
“Koffer uit Berlijn”, met als ondertitel ‘Een leven in oorlogstijd’, geschreven
door Kristine Groenhart, verscheen
27 januari 2010 bij Athenaeum – Polak & Van Gennep te Amsterdam. Het boek vertelt de
geschiedenis van Nico Groenhart,
een oom van Kristine, die van mei 1943 tot het eind van de oorlog in Berlijn
als dwangarbeider heeft gewerkt. Kristine kreeg van haar tante Nanette, de
vrouw van Nico, een stapeltje brieven, enkele dagboeken en documenten uit de
tijd dat Nico in Berlijn zat en nadien zorgvuldig had bewaard. Tante Nanette
zei: “Nico zou het fijn gevonden hebben als je er iets mee deed.” Koffer uit Berlijn is een boeiend
boek, dat vanaf de eerste bladzijde tot de laatste intrigeert. Mevrouw R. Waterborg gaf mij (Wim Rhebergen) een paar jaar geleden de
correspondentie van haar man, Harm
Waterborg, die op dezelfde wijze in de oorlogsstad Berlijn terecht was
gekomen. Zijn brieven aan zijn ouders
en enkele andere waren in al die jaren op een verborgen plek steeds
bewaard gebleven, en hoewel de kinderen wisten dat ze bestonden, hadden ze
die niet gelezen. Gespannen begon ik de
uitvoerige en gedetailleerde brieven van Harm Waterborg te lezen en besefte
dat dit authentieke materiaal waard was om ook door anderen gelezen te
worden. Het gaf een indringend
beeld van een steeds onttakelende stad en een jongeman die in een
vijandelijke omgeving moest zien te overleven. Uiteindelijk leidde dit tot de
uitgave van de Dagboekbrieven Berlijn 1943/1944 en werd door de familie zelf uitgegeven. De tekst (en foto’s)
zijn te vinden op de site van de zoon in Amerika. Op deze site (Rhegie) vindt
men iets over de totstandkoming van het boek en ook de brief van het NIOD
naar aanleiding van het verschijnen ervan – en een link naar de Amerikaanse
site. Dankzij het boek is het
contact hersteld met één van de vrienden van Harm Waterborg uit die Berlijnse
periode Jan Ockeloen - en zijn
vrouw Loekie Rijnders. Deze heb ik
later geïnterviewd en hun verhaal is eveneens te lezen op de Rhegiesite. De overeenkomsten tussen
hun verhalen van deze drie mensen zijn frappant. Voor een deel beschrijven
zij dezelfde gebeurtenissen, maar ook hun indrukken en overwegingen zijn vaak
dezelfde. Nico Groenhart was student scheepbouw en wordt als arbeider ingezet in de
productie van oorlogstuig, o.a. bij Rheinmetall-Borsig AG, die o.a.
machine-geweren, kanonnen en handgranaten produceert. Hij maakte de neergang
van het Duitse Rijk tot het einde mee en wordt 23 april 1945 om kwart voor
een ’s middags door de Russen bevrijd. Er loopt een Russin door het puin, die
hem toeroept: “Je bent bevrijd”. Jan Ockeloen, student economie aan de Gemeentelijke Universiteit van
Amsterdam wordt in de Mauserfabrieken tewerkgesteld. Jan Ockeloen vlucht
begin 1944 uit Berlijn doordat hij beschuldigd wordt van
spionageactiviteiten. Harm Waterborg is student medicijnen en wordt geplaatst in een
Vrouwenziekenhuis, waar voornamelijk prostituees werden behandeld. Hij heeft
het daarmee relatief goed gehad. Hij heeft zich ingezet voor studenten die in
problemen kwamen. Hij vlucht juni 1944 terug naar Nederland en duikt onder. |
|
Nico Groenhart besluit uiteindelijk met weerzin de verklaring te
ondertekenen, maar doet dat te laat en zijn ondertekening wordt door de
Duitse autoriteiten als ongeldig beschouwd. Over zijn tekening spreekt hij
thuis niet. Samen met zijn moeder pakt hij vervolgens de twee toegestane
handkoffers in om naar kamp Erica in Ommen te gaan. Kristine Groenhart
schrijft: “Bij Nico heeft de angst
waarschijnlijk toegeslagen: ten eerste is het algemeen bekend dat bij
onderduiken de familie gestraft zal worden, ten tweede zal hij niet geweten
hebben waar onder te duiken.” Harm Waterborg vertrok 2 mei 1943 eveneens naar Ommen. Zijn 'vrijwillige' aanmelding werd
bekritiseerd. Moderator Visser, studentenpastor van de studentenparochie, met
wie hij veel contact had, keurde zijn beslissing in heftige bewoordingen af
en gaf hem te kennen nooit meer contact met hem te willen hebben. De beweegreden voor
zijn keuze lag in het gegeven dat zijn vader, vooraanstaand vakbondsman,
voortdurend bedreigd werd met gijzeling. Harm hoopte
op deze wijze de aandacht van zijn vader af te leiden en de Duitsers geen
motief in handen te spelen om zijn vader op te pakken. (Het contact met
moderator wordt later hersteld en Harm
krijgt een coördinerende functie in de zielzorg voor tewerkgestelde
rooms-katholieke studenten in Berlijn.) Jan Ockeloen weigerde eveneens de
loyaliteitsverklaring te ondertekenen. Hij zegt dat hij geen onderduikadres
had en bovendien bang was dat zijn ouders daarvan de dupe zouden worden. “Ja,
daarmee hadden ze gedreigd: “Als de zonen niet zouden komen, zouden hun
ouders gehaald worden.” Na een verblijf van enkele dagen in Kamp Erica in
Ommen worden de studenten overgebracht naar Rehbrücke, Potsdam, 12 mei 1943.
Vandaar worden de studenten verdeeld over de verschillende werkplekken. Harm
Waterborg heeft hier Jan Ockeloen leren kennen. Het leven in
Duitsland Berlijn is een stad, die indruk maakt. Zij reizen
vrij door het uitgestrekte stadsgebied van Berlijn, zo groot wel als de
provincie Utrecht. Ze schrijven over de S- en U-Bahn, de snelheid
waarmee de ondergrondse onder de stad raast, de gigantische stations met
verdiepingen en de krioelende veelheid aan auto’s. Berlijn is een wereldstad, waarin nieuwe vindingen
zoals op het gebied van de fotografie, plaats vinden. Men schrijft over de indrukwekkende historische
gebouwen en het dynamische uitgaansleven. Men gaat zelf uit, bezoekt café’s
en restaurants, bioscopen, theaters, musea en concertzalen. Jan Ockeloen zal later opmerken: “Je had dat,
zo zou je kunnen zeggen, nodig om in die barre tijd te overleven." Nico Groenhart bezoekt samen met zijn vrienden de voetbalwedstrijd Holland –
Servië, 3-1. Nico Groenhart en Harm Waterborg, die beiden gelovig zijn, bezoeken de kerk; Nico samen met
meer dan twintig jongens uit het lager. De
pfarrer preekt over Johannes 14, vers 27: Vrede laat ik u, mijn vrede geef ik u, niet gelijk de wereld hem
geeft, geef ik hem u.” Zijn woorden maken diepe indruk. De rooms-katholieke Harm
Waterborg schrijft: “Toen
ik uit de kerk kwam, ontmoette ik een van de zusters. Die vertelde mij dat de
zusters zo blij waren als ze een jongeman in de kerk zagen, waarbij het voor
hen er niet op aan kwam of het nu een Rooms-katholieke of een Evangelische
was.” (11 juni 1943) Het contact met thuis Voor de studenten in de vreemde was het contact
met thuis van essentieel belang. De post functioneert in 1943 nog goed. De
jongens schrijven regelmatig brieven naar huis. Harm Waterborg schrijft tweemaal
per week een brief van vijf à zes kantjes. Er is censuur. Vele brieven van
hem worden via een contact in Aken naar Nederland gesmokkeld en later via een
geheim contact in Utrecht via de Militaire Post verzonden, met andere
woorden: hij hoeft niet op zijn woorden te letten en kan vrijuit schrijven.
Zijn ouders waarschuwen hem meermalen dat hij niettemin met zijn
antinazistische uitspraken moet oppassen. Vanuit Nederland worden er pakketjes verzonden. Er
wordt nauwkeurig verslag gedaan van de inhoud, dit ter controle of alles wel
ontvangen is. Harm Waterborg schrijft 14 augustus
1943: “Ik ben in blijde verwachting,
dat wil zeggen: van het pakket, waarvan u me de inhoudsopgave in Uw brief hebt vermeld. Het is nogal wat!
Ik verheug me er al geweldig op. Er zijn echter een paar dingen, die U me in
de toekomst niet meer behoeft te sturen, omdat ik me daar hier voldoende van
kan voorzien, Dat is o.a. suiker en koffiesurrogaat. Ook geneesmiddelen als
kalkpreparaten of vitaminetabletten heb ik hier helemaal niet nodig. Dat is
hier zonder recept bij iedere apotheker te krijgen. Ik heb juist een paar
dagen geleden mijn laatste sanovite en het restje van de ontbijtkoek
opgegeten. Het verheugt me, dat er weer een nieuwe zending op komst is.
Vooral de shag Is van harte welkom, want ik heb nog nergens kans gezien om
clandestiene tabak te pakken te krijgen. Voor cigarillos houd Ik me derhalve
zeer aanbevolen.” Overleven Het meest boeiende is hoe jonge, idealistische
mensen gedwongen zijn te overleven in een vijandelijke, steeds chaotisch
wordende stad en daarbij voor welhaast onmogelijke dilemma’s worden
gesteld. Als Harm Waterborg naar Duitsland vertrekt, valt de beschermende omgeving waarin
hij is opgegroeid, weg en komt hij voor het eerst op eigen benen te staan. In
zijn brieven lezen we over het verlangen naar zijn ouders en zijn heimwee,
anderzijds zien we dat hij zich in dat verre Berlijn aardig weet te redden en
carrière maakt. Hij verandert in korte tijd van een onzekere jongeman in een
ogenschijnlijk zelfbewuste jonge arts, die door zijn patiënten op handen
wordt gedragen. Hij maakt in zekere zin carrière doordat het hele ziekenhuis
met gezette tijden aan hem wordt overgelaten. We dienen ons te realiseren deze verwarrende,
desintegrerende stad gewoonten en praktijken bestonden, die slechts in het
licht van die tijd begrepen kunnen worden. In de inleiding tot de Dagboekbrieven schreef ik: “De positie die Harm, in Berlijn kreeg, was bovendoen zeer complex. Hij was
gedwongen met de Duitsers samen te werken en te leven en daarbij een medische
verantwoording te hebben. Uit dien hoofde behoorde hij bij de autoriteiten.
Hij is zich hiervan bewust, maar lang niet altijd. We lezen dat hij voor
sommige Duitsers met nazisympathieën op zijn hoede is en hen uit de weg gaat,
maar anderzijds lezen we ook hoe hij zich aanpast en zonder ogenschijnlijk
innerlijke weerstand zich conformeert aan gangbare praktijken door
bijvoorbeeld extrabetaling voor medische diensten te aanvaarden.” De studenten zijn dwangarbeiders en mogen als
zodanig vrij in de Berlijnse stadsgebied reizen, maar niet daarbuiten. Harm Waterborg schrijft regelmatig over dit verbod, omdat hij steeds blijft
hopen zijn ouders te kunnen bezoeken. De wetten zijn onverbiddelijk. Ze zijn weliswaar
geen gevangenen, maar zijn wel opgesloten in het stadsgebied van Berlijn en
ze dienen te doen wat hen opgedragen wordt. En als ze de regels overtreden,
worden ze gestraft. Aad Bos, een vriend van Nico schrijft: “Sinds vorige week woensdag zijn Nico Groenhart en Theo de Jooden (een
kampgenoot) opgesloten. Ze zijn stout geweest…. Ze hebben een nacht in de
fabriek geslapen en dat is ontdekt… (blz. 84). Ze worden na een proces naar het
Arbeitserziehungslager in Wühlweide getransporteerd. |
|
Donderdag 22 juli 2010
brachten mevrouw Ruth Waterborg en ik een bezoek aan Kristine Groenhart, die
al vele jaren in Engeland woont, maar op dit ogenblik in Nederland verbleef
en schrijfster van ‘ Koffer uit Berlijn’. We werden hartelijk
ontvangen. Mevrouw Waterborg gaf
haar het boek “Dagboekbrieven, Berlijn 1943-1944", waarin de brieven zijn opgenomen
van haar man, die van mei 1943 tot juli 1944 als dwangarbeider in Berlijn
verbleef. Het is het
nauwgezette verslag van Harm Waterborg, die wekelijks - als het mogelijk was
- twee brieven van zeven velletjes aan beide zijden aan zijn ouders schreef
en van dag tot dag aantekent wat hij deze vreemde, vijandige en mettertijd
door bombardementen onttakelde stad doormaakt. Kristine
Groenhart sprak over de totstandkoming van haar boek: “Koffer uit Berlijn”. “Ja”, zegt
ze, “In een koffer werden de brieven, notities, foto’s en zo veel meer
bewaard van mijn oom Nico Groenhart” Hij bleek in hetzelfde transport als
Harm Waterborg naar Berlijn gestuurd en is daar tot aan het einde van de
oorlog als dwangarbeider gebleven. Mevrouw
Waterborg en Kristine Groenhart bekeken vervolgens aandachtig de foto’s uit
het fotoalbum, dat mevrouw Waterborg had meegenomen. Het fotoalbum Kristine
vertelde over het begin van haar schrijverschap en over haar eerste boek:
“Leer mij je liefhebben”, een aangrijpende verhaal over haar
grootmoeder. Haar grootmoeder schreef
veel en goed en Kristine maakte er een boek van. Zij zegt: “Ik had altijd een
sterke band met mijn grootmoeder en terwijl ik het schreef, was het alsof ik
door haar gestuurd werd. Het was alsof het verhaal verteld moest worden.” Wij krijgen
beiden een exemplaar cadeau. Inmiddels
ben ik begonnen met te lezen. Het boek geeft een intrigerend beeld van een
vrouw in de turbulente wereld van de 20ste eeuw. Geboren in 1933,
gestorven in 1999. Veelal is
ze zelf aan het woord doordat haar brieven en dagboeknotities in het boek zijn
opgenomen. Ze analyseert zonder enig terughouden de complexiteit van haar
gevoelens en gedachten en haar woorden maken dat het boek uitstijgt boven een
enkelvoudig reisverslag van een
leven. Nederland,
Indië, Nederland. De tijd
voor de oorlog, de oorlog en de tijd erna. Geloof en ongeloof, twijfel. Ze schrijft
als participant over de onherroepelijke teloorgang van oude waarheden en de
opkomst van nieuwe vrijheden. Ze worstelt en vecht. U zult het met
me eens zijn. Lees het boek en ontmoet een authentiek mens. Als we
vertrekken, spreken we nogmaals onze dank uit naar Kristine Groenhart en we
zien met spanning uit naar haar volgende boek. Wim
Rhebergen Kristine Groenhart en Wim
Rhebergen |
|
Berlijn 8 maart 1944 Tekening Harm Waterborg |
|
Bombardementen Voortdurend wordt Berlijn gebombardeerd. In de nacht
van 23 op 24 augustus 1943 vindt er een Grossangriff
op Berlijn plaats. Theo de Jooden schrijft: “Dit kunnen
de Duitsers niet volhouden, dat bestaat niet. Als je mensen ziet die over
straat lopen en alles kwijt zijn, nou dan zie je de overwinning.” Harm Waterborg schrijft over
angstwekkende realistisch over het bombardement, waarbij ook het huis van de
familie Rijnders aan de Hohenstauffenstrasse wordt getroffen. Harm Waterborg overleeft op het
nippertje enkele bombardementen. Ook in de ‘Koffer uit Berlijn’ wordt voortdurend
angstaanjagend verslag gedaan van de bombardementen. “We zaten allemaal met onze hoofden naar beneden in de knieën af te
wachten of de bommen niet op ons hoofd terecht zouden komen……. Het kamp zag
er verschrikkelijk uit, alles in splinters, er was een bom achter gevallen
ten hoogte van de wasbak,” aldus Theo
de Jooden. (Blz. 104) Eenzaamheid en liefde Vriendschappen zijn
belangrijk. In alle verhalen wordt verslag gedaan van de kameraden, met wie
men intens verkeert. Harm Waterborg probeert studenten die in
problemen zijn gekomen vanuit zijn vermeende artsenpositie te helpen. De
omgang met Duitsers en anderen met Nazisympathieën is onvermijdelijk. Harm Waterborg drinkt met zijn directe baas Dr. Hermann, een SS’er,
regelmatig een borrel en is op de hoogte van zijn privésituatie. Nico Groenhart onderhoudt contact met de heer Vera, die NSB’er is, doch niet onsympathiek schijnt. En dan zijn er de
contacten met de meisjes, waarvoor men vanuit Nederland ernstig waarschuwt. Nico
Groenhart merkt, nadat zijn vader
geïnformeerd heeft naar de al dan niet gemengde lagers en de mogelijke
gevolgen daarvan, dat hij nauwelijks in contact komt met meisjes. “Ik weet wel dat er onder arbeiders in
Berlijn andere toestanden voorkomen… voor mij er wat dat betreft geen
problemen.” (blz. 63) Jan Ockeloen leert Loekie Rijnders
kennen en wordt verliefd. Harm Waterborg wordt eveneens door zijn vader
gewaarschuwd. Hij schrijft zijn vader: “U
schrijft dat ik moet oppassen voor het zwakke geslacht. In zekere zin hebt u
daarin wel gelijk. Ik zie echter in het ziekenhuis niets anders dan
geslachtszieke vrouwen en meisjes.” Niettemin lezen we dat
hij op één van de patiënten verliefd wordt, hetgeen tot een fikse reactie van
zijn ouders leidt. Later wordt hij
verliefd op Ruut Waterborg, die
sinds het voorjaar 1944 hem vanuit Nederland regelmatig brieven schrijft. De
correspondentie tussen beiden is in het boek opgenomen. 24 mei 1944 schrijft
Harm Waterborg indringend over zijn eenzaamheid en
verlangen naar wederzijdse liefde. ► De waanzin van de oorlog De jongens zijn getuige van de voortdurende
verwoesting, die meer en meer de stad ontregelt. Ontelbare mensen worden
daarbij gedood en gewond. Berlijn wordt mettertijd tot een ruïne
gebombardeerd. En de oorlog gaat maar door en er lijkt geen eind aan te
komen. Nico
Goedhart schrijft: “Wij
hebben angst, iedereen, niemand in Berlijn is daar vrij van. Wij zouden allen
graag anders willen, maar we moeten. Daar boven zitten de vliegers, die
hebben ook angst, want de afweer gier is vreselijk. Die waren liever thuis, maar
zij moeten. Wij willen geen van allen, we doen het allemaal. Wat is dat toch
voor waanzin.” (blz. 98) Naar Nederland Jan Ockeloen vlucht omdat hij beschuldigd wordt van spionageactiviteiten.
Loekie Rijnders, zijn vriendin was al in december 1943 naar Nederland
vertrokken. Harm Waterborg komt hij – ondanks
zijn ogenschijnlijke goede positie in het ziekenhuis - tot de conclusie dat
hij een vreemde is, die niets in het Nazistische Duitsland in te brengen
heeft en vlucht naar Nederland. Nico Groenhart blijft tot het einde van de oorlog. Na de oorlog Nico Groenhart vervult na de oorlog diverse functies In 1963 wordt hij
benoemd tot secretaris-generaal bij Orgaline in Brussel, een organisatie die zich
richt op het bevorderen van de economische samenwerking in Europa en aan de
basis staat van de EEG. In 1987 wordt hij onafhankelijk economisch adviseur
bij de Europese zoutcommissie van de EEG. Op 4 februari 1960 treedt hij in
het huwelijk met de Française Nanette Devos. Hij stierf 2 maart 1989 in
Brussel. Jan Ockeloen wordt Vennootschaps-Afdelingsdirecteur van de AMRO Bank N.V.
en is gepensioneerd. Jan Ockeloen en Loekie Rijnders trouwen 26 juli 1944 in Utrecht. Zij wonen op het
ogenblik in Den Haag. Harm Waterborg wordt anesthesist en is sinds 1953
verbonden aan het Ziekenhuis is Venlo. Harm Waterborg en Ruut Wijborg, zijn
Nederlandse correspondentievriendin in de laatste maanden van zijn verblijf
in Berlijn, trouwen 29 december 1947 in Utrecht. Harm Waterborg stierf 15 juli 1997 in Venlo. |
|
|
|
Selectie van teksten uit de Dagboekbrieven Berlijn
1943-1944, Harm Waterborg Berlijn, 25 augustus 1943 In de nacht van 23 op 24 augustus
heeft Berlijn weer eens een ouderwetse, of beter gezegd, een hypermoderne
'Grossangriff' te doorstaan gehad. Om 20 minuten voor middernacht begonnen de
sirenes te loeien en een kwartiertje later waren de Engelsen boven de stad.
Ze hebben toen ononderbroken doorgevlogen tot half drie! Meer dan twee en een
half uur duurde het grote bombardement, dat alle tot dusver voorgekomen
bombardementen ver in de schaduw stelde. Er zijn slechts heel weinig bommen
in onze buurt terecht gekomen, maar in het Midden-Westen was na 'Erwarnung'
een brand, die 24 uur later nog op geen stukken na geblust was. Over een
gebied van meerdere vierkante kilometers zijn de bommen rij naar rij naar
beneden gevallen. Meer dan 10.000 mensen huizen zijn min of meer ernstig
beschadigd. Ruim 80.000 mensen zijn dakloos geworden. Hoeveel doden hierbij
zijn gevallen, is met geen mogelijkheid na te gaan. Onze keuken, die maar op 120
personen is ingericht, moest gisteren voor 400 mensen extra koken. De andere
ziekenhuizen hadden overeenkomstige opdracht gekregen. Onmiddellijk werden twee
dozijn patiënten aan het aardappelen schillen gezet. Ik heb zo een paar aantekeningetjes
gemaakt, die ik even wil verwerken. In deze bewuste nacht is er van
slapen niet veel gekomen. Mijn nachtrust duurde slechts ruim drie uren. Toen
was het al weer tijd om op te staan. Zeer ernstig zijn getroffen:
Marienfelde, waar in een barakken kamp 300 Russen hun laatste adem
uitbliezen, tenminste, als ze daar nog de tijd voor gehad hebben. Verder:
Anhalter Bahnhof bestaat niet meer, Kurfürstendamm, vele huizen en hotels
zijn in vlammen opgegaan, Uhlstein-Verlag verbrand. Verder kwamen bommen
terecht in de Pulitzstrasse, vlak naast het S-Bahnstation; het
Robert-Koch-ziekenhuis heeft zware schade, Westend-Krankenhaus eveneens, Op het Innsbruckerplein kwamen
ettelijke machines met volle bommenlast tot ontploffing, honderden meters in
de omtrek alles vernield. In de Hohenstaufenstrasse vernielde een
luchttorpedo minstens veertig huizen van vier verdiepingen, waarbij ongeveer
320 gezinnen dakloos werden. Er stortte een schuilkelder door de puinhopen,
van het er boven staande huis in; de mensen konden echter spoedig uitgegraven
worden. ‘s Morgens, de 24ste werd ik
opgebeld door de vriend, waar ik laatst op de vleugel piano een concert had
gegeven. Hij vertelde, dat ook zijn huis lichtelijk beschadigd was en vroeg,
of ik misschien s middags een handje kon komen helpen. Direct na het ben ik
er heen gegaan. Maar toen ik in de straat kwam, moest ik eerst vragen of ik
er heen kon gaan. Maar toen ik in de straat kwam, moest ik vragen of hier
vroeger huis no. 51 stond. Ja, dat was het huis. Het stond nog overeind, maar
daar was dan ook alles mee gezegd. Alle ramen en deuren waren met
kozijn en al door de kamers geslingerd. De plafonds waren naar beneden
gekomen al. Er was geen stukje porselein of glas meer heel. [De klok] die aan
de muur hing, was blijven hangen [en] was stil blijven staan op half twee.
Alle meubels waren door elkaar gesmeten en verschrikkelijk door de
rondvliegende glasscherven toegetakeld. Alle muren vertoonden scheuren,
waardoor je een hand naar buiten kon steken. Van een wandkalender waren alle
blaadjes als met een ruk afgescheurd, alleen het stuk karton hing er nog. Van
de lichtkroon in de huiskamer waren de glazen ballons als het ware van de
fittingen afgeblazen. Schilderijen en bedden waren volkomen vernield, alleen
de prachtige vleugelpiano vertoonde slechts een enkel schrammetje. Met zes man zijn we om twee uur aan
het werk gegaan en hadden ongeveer drie uur nodig, voor we alle glasscherven
en kalkbrokken een beetje opgeruimd hadden. Wat er over was, werd aan de kant
gezet en de rest vanuit de tweede verdieping op straat gesmeten, waar reeds
metershoge hopen glasscherven lagen. Op mijn heenreis naar dat getroffen
gebied, kwamen we door straten, die op kilometers afstand lagen en waar je
geen Rook en glas, puin en zwartgebrande
balken overal waar je heen keek. Het huis tegenover dat van mijn vriend
brandde nog steeds als een kachel. Er was dus geen blussen aan. De zon scheen zo rood en vreemd door
de rook heen als indertijd bij de brand in Rotterdam. In de krant wordt gesproken van 155
machines, die naar beneden zijn gehaald door Flak of nachtjagers. Een politieagent
die op de hoek van de straat op post stond, zag er in verloop van 20 minuten
12 stuks naar beneden komen. Er werd ontzettend geschoten, zodat we vaak
minutenlang de vliegtuigen, die zeer laag vlogen, niet eens konden horen. En
nog minuten later regende het metaalsplinters, die bij het neerkomen een
vonkenfonteintje uit de grond toverden. Wanneer we aannemen dat er 15% is
neergeschoten, dan zijn er ongeveer 1000 machines boven Berlijn geweest. En dat kan wel zowat kloppen, want
de verwoestingen zijn ontzettend geweest. Ik was die nacht bij de patiënten in
de schuilkelders. De zusters vroegen me of ik geen zenuwen had, omdat ik heel
rustig was en de mensen met een woord en een grap wist op te monteren. Het is
merkwaardig hoe rustig de patiënten worden als ik in de schuilkelder
verschijn. Het is alsof ze zich heel geborgen voelen. Gisterenavond was ik nog even de
stad in geweest en op de terugweg (het was nog geen half twaalf) werd ik
overvallen door luchtalarm. De tram reed niet verder dan tot Stettiner
Bahnhof en ik wilde zo spoedig mogelijk naar het ziekenhuis terug. Ik ging
dus verder te voet. Alles bleef vrij kalm. Ik heb alleen dekking gezocht in
een openbare schuilkelder, toen ze hevig begonnen te schieten. Na enige
minuten was het weer rustig geworden, en ik wilde mijn tocht voortzetten. Dat
was echter niet zo gemakkelijk. Ik moest eerst kunnen bewijzen dat ik Dr.
Waterborg uit het Städtische Frauenkrankenhaus was, eerder lieten ze me er
niet uit. Nauwelijks was ik op straat - het is
bij luchtalarm geoorloofd op straat te blijven-, daar begonnen ze weer
opnieuw. Ik ergens in dekking. Ik kon de granaten door de lucht horen
fluiten. Spoedig was alles weer stil. In het totaal had ik 8 minuten
oponthoud. Daarna heb ik er de sokken in gezet en marcheerde in geforceerd
tempo naar huis. In 52 minuten liep ik een afstand van ruim Vanmorgen was ik, na zes uren rust,
weer helemaal uitgeslapen en opgewekt en vrolijk ben ik weer aan de slag
gegaan. Liefste Ouders, beste allemaal.
Alles is hier best in orde. Maakt U niet ongerust, ik ga ‘s avonds niet meer
zo laat nog een wandeling maken, want dat kost me te veel schoenen en
bovendien heb ik aan beide hielen een blaar gelopen. Maar dat gaat wel weer
over. Ik kon op mijn wandeling heel goed zien, dat de grote brand in
Charlottenburg nog niet geblust was: de hemel straalde er nog in helrode
gloed, alleen niet meer zo erg als 24 uur geleden. Vanmorgen hing er boven de
nog een dunne rooknevel, maar vandaag zal het wel weer uitgaan. . Berlijn, 26 augustus 1943 Over het grote bombardement kan ik u
nog vermelden dat de grote motorenfabrieken van Daimler Benz bij Tempelhof
volkomen zijn vernietigd. Verder gaat alles zijn gewone gang. Als ik de stad in ga, dan neem ik tegenwoordig
mijn gasmasker en stalen helm op mijn rug mee, dat ziet er echt moffrikaans
uit. Maar de praktijk heeft een paar dagen geleden wel uitgewezen, dat dat
zijn nut kan hebben. Berlijn 25 november 1943 Verjaardagsbrief aan vader Mijn liefste vader, Op het laatste nippertje schrijf ik u deze
verjaardagsbrief. Van ganser harte wens ik u geluk met uw verjaardag ….. Dat deze brief eerst op het laatste nippertje wordt
geschreven, daaraan kan ik betrekkelijk weinig doen. Om zo'n brief te
schrijven, daarvoor moet je in de juiste stemming zijn en die stemming
ontbreekt op 't ogenblik eigenlijk nog al - is niet aanwezig geweest al een
week lang. De oorzaak daarvan ligt in de gebeurtenissen, die er hier in de
laatste acht dagen hebben afgespeeld. We hebben weer ettelijke regenbuitjes
gekregen en ik ben zelf door de stad aan het cruisen geweest om de schade op
te nemen. Nou, die is nogal aanzienlijk. Hierover schrijf ik bij
gelegenheid nog wel eens wat meer, wanneer ik wat meer tijd heb. En zelfs die
tijd ontbreekt me, want op 't ogenblik dat ik dit schrijf, zijn er al weer
tekenen dat het volgende bedrijf gaat beginnen. Iedere dag hetzelfde. Daarom,
liefste vadertje, moet u me maar niet kwalijk nemen als deze brief niet zo
duidelijk geschreven is. want ik ben eerlijk gezegd een beetje zenuwachtig.
Maar daarover later meer, wanneer alles voorbij is…. Maar laat u zich daardoor de feestvreugde maar niet
bederven, want ik sta onder de bijzondere bescherming van de H. Maagd Maria
en in de afgelopen dagen heeft O.L. Heer op zichtbare wijze Zijn Hand boven
mijn hoofd gehouden. Bij gebrek aan inkt schrijf ik u dit
briefje om u te laten weten dat het ziekenhuis half in puin ligt. We hebben een
brand gehad, die duurde van vrijdagavond 9.20 tot zaterdagmorgen. Het brandde
bij ons op 4 plaatsen tegelijk. We deden wat we konden om zo veel mogelijk te
behouden. Berlijn ziet er op het ogenblik uit als Hamburg en Keulen. Vandaar
dat we met onze patiënten (70 zijn er nog over, de anderen zijn hem gesmeerd)
in de puinhopen en ruïnes wonen, want we weten niet waarheen. Drie nachten
heb ik in de schuilkelder gelogeerd met 7 matrassen en 4 lakens. We hebben
geen gas, nauwelijks water en sinds korte tijd weer elektriciteit. Koken doen
we in een wasketel op een houtvuurtje op de binnenplaats. In een van de
kamers van het ketelhuis hebben we provisorisch een en ander ingericht, zodat
we gisteren weer een paar injecties hebben kunnen uitvoeren. Er is echter een
nijpend gebrek aan geneesmiddelen en instrumenten. Steriliseren geschiedt
eveneens op een ketelvuurtje. De levensmiddelenvoorziening is
hopeloos. Gelukkig had onze 'Wirtschaftlerin' (magazijnmeester) nog wat
voorraad. Dagelijks krijgen we van de centrale keuken 5 ketels soep (voor 90
personen).Een geluk dat ik indertijd een en ander heb opgespaard. Een verschrikkelijke week hebben we
achter de rug. Wie dit niet persoonlijk heeft doorgemaakt, kan daarover geen
oordeel vormen. Frontsoldaten beweren dat het bij hen in het Oosten een
kinderspelletje is tegen Berlijn. Maar ondanks alles laat ik mijn kop niet
hangen. Luctor et emergo. Maar ik moet hard worstelen om boven te blijven,
want mijn krachten zijn langzamerhand uitgeput. Zondagavond in het donker hebben we
nog smeulende matrassen geblust. Gisterenmorgen in de vroegte begon de brand
opnieuw (fosfor). Ramen en deuren hebben we niet meer. In een maand tijd zou het ziekenhuis
weer bruikbaar gemaakt kunnen worden: nieuwe ramen en deuren, een
provisorisch dak, gerepareerde centrale verwarming. Maar in die tussentijd is
het kou lijden. Een klein katje heeft bij ons haar thuis gezocht. Het eet bij
mij in de bunker. En slaapt bij de patiënten in bed. Drie nachten hebben we geen alarm
gehad en gelukkig een beetje uit kunnen slapen. Pas zondagavond heb ik de
kleren uitgetrokken, die ik vrijdag had aan gedaan. Vandaag heb ik me
verschoond en 's avonds bij een vriend een bad kunnen nemen (waterverwarming
op houtvuurtje). Ik had een baard van 5 dagen. Zodra de postverbindingen weer
hersteld zijn, schrijf ik meer. Deze brief zal u hopelijk per veldpost
bereiken. Post staat nu nog stil, alleen veldpostbrieven worden aangenomen.
Ik blijf op post. En maak er van wat we ervan kunnen maken. Ondertussen kwamen er onrustbarende
berichten binnen over verschillende groepen jacht- en bombardeervliegtuigen,
die op onheilspellende wijze een tangbeweging om de stad Berlijn aan het
doorvoeren waren. Nadat we dus ons maal beëindigd hadden, pakten we de
koffers en de rugzak in en wachtten op de dingen die zouden gaan gebeuren. Al
spoedig kwam 'Luftgefahr 15' en we
trokken dus gepakt en gezakt naar de schuilkelder, die zoals ik indertijd al
verteld heb, bedekt is met Aldus, toen we buiten kwamen, zagen
we dat het benedenhuis er nog stond, hoewel zonder vensters. Maar alle muren
waren met kleine, zwarte puntjes bespikkeld. We dachten eerst dat er ergens
een fosforbom was ontploft, die ook de muren met zwarte plekken pleegt te
besprenkelen, namelijk van de roet der brandende kunstharsmassa. Maar deze
vlekken waren toch anders, net alsof iemand er met cokes tegenaan had
geworpen. Coke! Cokes!!! Wat was er gebeurd? De cokeshoop van
onze schuilkelder was weggeblazen, ver in het rond. We hadden een voltreffer
op de schuilkelder gekregen en er niets van gemerkt. Het moet geen klein bommetje geweest zijn,
want de hoeveelheid cokes die op de kelder lag, was circa Brand was er bij ons niet te bespeuren,
ofschoon de binnenplaats door de rook van de omringende branden
onoverzichtelijk was geworden. We doken dus weer in de kelder, want in de
verte schoot de flak al weer flink tegen de vierde golf vliegtuigen. Bij deze
bommenregen is ons kwartier is het verder gebleven. Om kwart over twee kwam
'Vorentwarnung' en spoedig daarop het signaal 'luchtalarm voorbij'.
Onmiddellijk werden een dozijn stevige patiënten - we hebben er een stelletje
echte binken bij - aan het werk gezet met spaden en scheppen en die begonnen
de cokes weer bij elkaar te brengen en op zijn oorspronkelijke plaats terug
te voeren. Zelf maakte ik met gasmasker op de ronde door het ziekenhuis en
over het dak om eventuele
andere inslagen te melden. Maar er was verder niets gebeurd. Heimwee en liefde Ik weet niet hoe ik deze heimweestemming, deze
sentimentele, nerveuze gedachten in mijn hoofd opkomen, Is het een reactie op
de nu reeds bijna twee weken lang durende, haast dagelijkse en nachtelijke
wederkerende bombardementen, waarbij ontelbaren het leven verliezen en
miljoenen aan goederen vernietigd worden? Ik pleeg toch anders helemaal geen
last van deze dingen te hebben. Of is het een gevolg van de steeds weer
terugkerende teleurstellingen, die de ene 'Urlaubsperre' na de andere met
zich meebrengen.? Ik had me toch tegen deze teleurstellingen gepantserd? Of
is het nog iets anders? Ik weet het niet precies, maar het is alsof ik naar
liefde verlang, naar liefde, die ik graag met wederliefde wil betalen. Ik
deze liefdeloze omgeving sta ik zo moederziel alleen. Ondanks de prettige
verhouding met alles, wat ziekenhuis en praktijk betreft, ondanks het feit
dat alle mensen vriendelijk tegen me zijn. Maar ze zijn slechts vriendelijk,
meer niet! Ik verlang naar liefde. Naar iets warms, dat mijn hart verwarmt. Denkt u misschien dat ik verliefd ben op Sanda? Ik kan het positief ontkennen. Er bestaat
niet meer dan een grote sympathie, een goede vriendschap, die me weldadig
aandoet, maar alleen zolang we onmiddellijk contact hebben. het is net als
bij een elektrische straalkachel: sta je er midden voor, dan is het lekker
warm, dan straalt je de warmte in je gezicht. Maar ja je een stap voorbij, dan straalt ze in het
niets en je merkt het niet meer. En dan: ze verwarmt met haar luchtig
gebabbel en haar diepzinnig gefilosofeer alleen maar de buitenkant: van
binnen blijft het koud. Of moet ik het vergelijken met twee snaren. de ene
trilt, maar de andere i er niet op afgestemd en kan niet mee resoneren. Het
blijft bij een gevoelloze toon, die ontstaat wanneer de snaar wordt
aangestreken. Ik verlang naar iets beters, naar een snaar, die dezelfde
spanning heeft, waar ik mee kan trillen en die omgekeerd weer mee trilt,
wanneer ik tril. Totdat er een samenklank bestaat, die harmonie is en
welluidend, een klank, die verwarmt tot in het binnenste. Ik verlang naar liefde, niet naar uiterlijke dingen,
sympathie, een borrel of een sigaret. Eigenlijk sinds begin januari voel ik dit verlangen,
sinds die geschiedenis met Angelien van de Zee een definitief einde had
genomen. Misschien is het onverschillig van welke kant die liefde
komt, of er een vrouw in mijn leven een rol moet spelen of dat mijn moeder me
die liefde geeft. Of iemand anders. Ik geloof dat die verlofteleurstellingen hier de grootste
betekenis voor hebben. En het verlangen naar het einde van deze warboel. Dit verlangen wordt steeds sterker. Hoe komt dat? Komt
het doordat we instinctief voelen dat het einde voor de deur staat? Dat er
een einde gaat komen aan deze tragedie, die we oorlog noemen, een einde aan
deze onvrijwillige ballingschap in een vreemd land, waar de mensen anders
denken dan ik altijd gedacht heb. Geef mij mijn vaderland maar weer terug, met al zijn
inktpottengesmijt in de Tweede Kamer en zijn katholiekliberaal chauvinisme.
Als er maar muziek in zit. Als er maar leven in de brouwerij is. Want op het
ogenblik leven we niet, maar worden geleefd door de grote dingen, die er om
ons heen gebeuren en waaraan we de waarde
niet kunnen beseffen. Wie kan de grootte van een wolk meten, wanneer
hij er middenin zit? Zou misschien dit onbewuste, bewust geworden verlangen
naar leven, liefde, licht en vrede een onbestemd teken zijn dat er spoedig
een eind aan komt? Wie zal het zeggen? Ik weet het niet. Maar wel weet ik, dat er eens uit de ruïnes van Europa
een nieuw Nederland zal herrijzen. En dat wij weer verenigd zullen worden in
ons eigen vaderland, dat zal stralen in vrijheid en blijheid en fiere glorie.
Dat weer zal leven, niet geleefd worden, dat weer zal heersen, niet beheerst
worden, dat weer zal staan in de rij der vrije naties. Zeker, dat zal niet een-twee-drie gaan. daar zal nog heel
wat moeten gestreden en geleden worden, voor het zover is. Maar staan we niet
aan het begin van het einde, van de eindstrijd, aan de finale? Ik ben ervan
overtuigd. Evenals van het feit dat alles weer goed zal worden. ‘Alles zal reg kom’, zei Paul Kruger. Ik geloof aan de wapenspreuk: 'Je maintiendrai!' |
|||||