Wim Rhebergen Gedichten en verhalen
► Home ► Contact: rhegie1@planet.nl |
|
|
||
|
|
|
||
Ik besluit een boek te schrijven Lieve mensen, is er nog leven na de dood? Op bergen en in dalen, overal is God Het antwoord en een vervolgbrief |
|
Inleiding Mevrouw E. Kannemans-
Van Wijk – ik mocht haar Els noemen – heb ik leren kennen in het
verpleeghuis, waar ik werkte en het huisblad verzorgde. Ik kon op haar
rekenen. Zij had altijd wel iets te vertellen. Haar bijdragen aan het blad
waren een groot succes. Ze werden gelezen en mensen spraken haar aan om hun
waardering te uiten. Op een bepaald moment vroeg ze me of ik haar wilde
helpen met een boek over haar leven te schrijven. Ik aarzelde, maar
uiteindelijk kwamen we erop uit dat de kern van het boek zou bestaan uit de
verschillende bijdragen, die in het huisblad waren verschenen, aangevuld met
enkele nieuwe stukken. Er is maar één nieuw stuk ontstaan, het
verhaal waarmee we beginnen en de aanloop voor het boek zou worden. Daarna
wilde ze niet meer. Ze had mijn aarzeling opgevat als een soort afwijzing en
haar gezondheid verslechterde. Haar strijdbaarheid bleef. Ze wilde voor de
verpleeghuisbewoners nog politiek iets voor elkaar krijgen en schreef, zoals
zij het zelf noemde, brieven aan
enkele VVD- coryfeeën. Daarmee eindigen haar bijdragen, die ooit
begonnen met een artikel over een uniek verlovingsfeest. Meneer O. werd een
belangrijke man in haar leven. Haar bijdragen zijn gebaseerd op wat zij
dagelijks beleefde. Het geloof in God was daarin een rode draad. Haar dood Eerste kerstdag 2003 is ze
overleden en op de laatste dag van het jaar is ze begraven. Onverwacht werd
gezegd, maar we kunnen daarbij onze twijfels hebben. Het zijn immers
‘mooie’ dagen om te vertrekken, passend bij haar, gevoelig voor
symboliek. Ik weet dat ze altijd besefte dat
ze dit leven eens zou moeten verlaten.
Sinds de nacht in het bos, waarvan ze in één van haar
bijdragen verslag doet (Op bergen en in
dalen, overal is God), had ze
het gevoel dat alle tijd die ze nog in dit leven had, een cadeautje was. Ze
genoot ervan. Ze zei eens dat het leven voor haar toen al af was en dat ze daarna er alleen nog
maar hoefde te zijn. Ze filosofeerde wel eens over een verborgen zin van de
tijd die ze kreeg, maar ze wist niet wat die zin was anders dan er te zijn - en dat bedoelde ze zijn zoals ze was, onopgesmukt en
echt, inclusief haar ijdelheid en de nukkigheid en dwarsigheid die ze had. Ze
besefte dat ze voor anderen geen gemakkelijke
vrouw was. Ze was vaak grillig, onvoorspelbaar en soms onredelijk; ze
schroomde niet om alles uit de kast te trekken om de dingen naar haar hand te
zetten. Zij hield van mensen, vooral
diegenen die niet in staat waren voor zichzelf op te komen. Ze wilde voor die
mensen iets betekenen, hen moed en perspectief geven. Zij ging met mensen
desalniettemin ook de confrontatie aan als ze dat nodig achtte. Daarin werd
ze niet altijd begrepen. Volgens mij kwam dat voort uit haar betrokkenheid en
de vaste wil om anderen serieus te nemen. Zij hield geen vrede door
onwaarachtigheid. Het geloof in God was voor haar een belangrijke kracht om
haar eigen weg te gaan en in het zich van haar einde sprak ze hier steeds
meer over. Niet dat ze zich als een heilige beschouwde, daarvoor was ze te realistisch,
maar als een houvast in het leven. Dit geloof heeft haar ongetwijfeld tot
haar dood vergezeld. 1. Ik besluit een boek te schrijven Om precies te zijn, maandag 18
november (2002) hebben we besloten een boek te schrijven. Ik had mijn
nachtelijke ervaring in het bos beschreven en de psycholoog, mijn schrijver,
leek nogal onder de indruk te zijn. Ik wilde een boek over mijn leven
schrijven en terwijl ik dat zei, was hij al bezig woorden op papier te
kriebelen. “Waarom schrijf je niet met
de pen die ik je gegeven heb?” vroeg ik. “Was die niet goed
genoeg voor je?” Hij was onlangs jarig geweest en
ik had hem een Parker-balpen gegeven, van duurzaam staal, acier
massif résistant
en met garantie. Nu zag ik hem
met een huis-en-tuin-balpen en dat kon toch niet de bedoeling zijn. Hij
haastte zich te zeggen dat hij voortaan de Parker zou meenemen en wel wilde meewerken
aan een boek. Ik was tevreden. We hadden samen al heel wat
stukjes in de Birkbode, het huisblad van het
verpleeghuis waar ik woonde, geschreven. Kerst 2000 verscheen onze eerste
bijdrage. Twee jaar daarvoor stond er al een interview in het blad over mijn
verloving met de heer O. Het was een mooi verslag van een voor mij
belangrijke gebeurtenis. De gehele foyer van het verpleeghuis zat vol met
mensen. De hele familie van de heer O. was gekomen en ook medewerkers van het
huis. De directeur van Birkhoven was uit Friesland
komen afreizen en de psycholoog bracht een bloemetje voor ons mee. Een
officiële verloving van twee verpleeghuisbewoners is uniek, begrepen we,
het gebeurt bijna nooit. We waren niet van plan te trouwen in verband met de
financiële rompslomp die dat zou geven, maar eigenlijk zou dat toch het
allermooiste zijn geweest. Niettemin waren we smoorverliefd. Toen de
psycholoog vroeg of hij ons mocht interviewen voor het verpleeghuisblaadje,
hoefden we niet na te denken. Natuurlijk wilden we dat. Ruim een jaar later
begon ik met regelmatig stukjes voor de Birkbode te
schrijven. Ik wil nu iets zeggen over de samenwerking met de psycholoog, die
ik mijn persoonlijk schrijver wens
te noemen. De psycholoog In Birkhoven
werkt een psycholoog, een mooie man en ik moet zeggen: hij doet me wat vanaf
het moment dat ik hem voor het eerst zag. Eigenlijk ben ik een beetje
verliefd op hem. Ik durf dat gerust te zeggen. Verliefdheid is niet verkeerd.
Verliefdheid geeft een enorme energie, zin in het leven. Tussen twee haakjes:
getrouwde mannen zijn voor mij taboe. Dat is altijd zo geweest en dat zal
altijd zo blijven, ik zal er niet aan komen. Ik heb al eens een keer met een
dominee kunnen trouwen, maar ik heb ‘nee’ gezegd. Ik wilde hem
behoeden voor een misstap. De kerk zou er schande van spreken en het zou zijn
ondergang worden. Verliefde mannen weten meestal niet wat ze doen en dan is het
goed dat de vrouw haar verstand blijft gebruiken. Ik ben er trouwens later
achter gekomen dat de psycholoog op mannen valt en dat is in mijn ogen
onbegrijpelijk en zeer triest. We hebben het daar samen wel eens over gehad,
maar hij zweert bij de mannenliefde en voelt zich gelukkig daarbij. Ik heb
zijn vriend ook wel eens ontmoet. Hij doet daar niet geheimzinnig over. Maar
ja, als verliefde vrouw heb je daar toch niets aan en als ik alleen zat, dan
dacht ik wel eens: waar ben ik met hem aan begonnen? De psycholoog kreeg me aan het
schrijven. Ik dicteerde en hij zette het op papier. Daarna bespraken we de
tekst, verfraaiden, stileerden en corrigeerden. Het was zoals het vroeger op
kantoor ging, maar dan met omgekeerde rollen. Ik was een korte tijd de
secretaresse van mijn vader, hij sprak en ik noteerde wat hij zei, ik werkte
het uit en maakte er een brief van en hij zette zijn handtekening. Ik deed
eigenlijk alle schrijfwerk op kantoor. Voor de boekhouder tikte ik Franse en
Duitse brieven. Mijn vader had op een goed moment besloten internationaal te gaan. Hij
had een koffie- en theebranderij en een suikerfabriek en produceerde
‘bubbelgum’, een soort kauwgom en mijn vaders specialiteit. Het
was een enorm succes. Heel Nederland zat aan de bubbelgum. Op een dag kwam
hij thuis en zei: “Ik ga exporteren”. Toen moest het buitenland
eraan geloven en ik schreef op last van de boekhouder Franse en Duitse
brieven over de wonderen van de bubbelgum. “Always blowing
bubblegum”. Mijn vader is er enorm rijk van geworden. Tussen twee haakjes:
Die rijkdom is mijn ongeluk geworden. Alle mannen wilden met mij trouwen,
maar niet om mijn lieftallige en mooie karakter. Het ging mijn
potentiële minnaars altijd om de centen. Ik ben voor dat soort mannen
allergisch geworden. Later ben ik met Jules, mijn buurjongen, getrouwd, maar
dat is een heel ander verhaal. Maar kort en goed: de psycholoog
en ik zaten dus samen stukjes voor het verpleeghuis te schrijven. Het was een
goede samenwerking, waarbij we steeds meer naar elkaar toegroeiden en waarbij
we veel gelachen hebben. Hij schreef alles op, ook de onzin en de grappen en
maakte het verhaal soms nog mooier dan dat het al was. Ik moest hem wel in de
gaten houden. Maar mensen, dit kan ik zeggen: de onderwerpen van de stukken,
weerspiegelen dat waarmee ik in mijn geest bezig ben: ervaringen, gedachten,
herinneringen. Ik houd niet van fantaseren. Fantasieën zijn altijd
leugenachtig en onbetrouwbaar. Ik wil de waarheid zeggen. De waarheid is een
moeilijk ding. Het is niet gemakkelijk om altijd de waarheid te spreken. Maar
toch is waarheid het enige waar het volgens mij op aan komt. Waarheid is als
een diamant, hard en meedogenloos, maar tegelijk het meest kostbare sieraad
dat je kunt bezitten. Waarheid is de grondslag voor een oprecht leven en een
oprecht leven, hoe moeilijk dat ook zijn kan, betekent levensgeluk. Ik heb door mijn stukjes in het
blad van het verpleeghuis veel fans verworven, enthousiaste lezers, die van
mijn schrijfsels zeiden te genieten. Hun reacties hebben me sterk gestimuleerd.
Het schrijven van de stukjes gaf me opnieuw een doel in het leven. Waarom wil ik schrijven? Waarom wil ik schrijven? Mijn vader vertelde thuis aan tafel
eens over iemand die maar steeds zat te zitten. Hij had gevraagd:
“Waarom zit u hier eigenlijk te zitten?” Het antwoord was: “Ik zit
hier te zitten, omdat ik niets anders kan dan hier te zitten.”
Verpleeghuisbewoners zijn veroordeeld tot zitten. Ze zitten in een rolstoel
en ze zitten in een huis. En als je in een verpleeghuis zit, lijkt het vaak
alsof het leven is opgehouden te bestaan. Maar dat is een grove leugen. Het leven houdt niet op. Elke
dag is een nieuwe dag. Ook als het lichaam niet wil zoals jij dat wilt, de
geest leeft. Ik wil met mijn bijdragen de
mensen moed geven en stimuleren geestelijk niet bij de pakken neer te gaan
zitten. Dit geldt trouwens niet alleen voor de mensen in het verpleeghuis,
maar ook voor mensen daarbuiten. De kracht van ieder mens zit in de mens
zelf. Ik wil dat de mensen op zoek gaan naar de kracht die er in hen zelf is.
Ik wil dat mensen moedig zijn. En God zal hen bijstaan. Daarom schrijf ik. Ik
zal vertellen over wat ik meemaak, over wat ik denk en geloof. Ik schaam me
nergens voor, ik ben ook nergens bang voor, ik houd van het leven, ondanks
dat ik in een rolstoel zit en geen benen meer heb, ik ben gelukkig, meer dan gelukkig. Ik
wil dat u dat begrijpt. 2 1 Juni 1998 Hierbij stellen wij u voor "Hierbij stellen wij u voor
aan het oude, verloofde paar, de tortelduiven in huis. Op 31 januari 1998 was
het zover. Er werd een gezellig feest gegeven voor vrienden en bekenden. Ook
de verpleging liet zich niet onbetuigd en heeft aan het feest veel aandacht
besteed. Daar waren we erg gelukkig mee. Het was een onvergetelijke dag die
veel voor ons heeft betekend. Moge ons nog vele jaren samen geschonken
worden." Een bijzondere gebeurtenis in Birkhoven Met deze zinnen begint het
fotoalbum, dat verslag doet van het verlovingsfeest van mevrouw Kannemans
en de heer O. Een bijzondere gebeurtenis. Van alle kanten kwam men om het
gelukkige paar te feliciteren. Mevrouw Kannemans,
die de teksten bij de foto's maakte, schreef in het album: "Het bleek,
dat wij onvoorstelbaar veel vrienden hebben. Dat gaf ons een warm gevoel. We
straalden dan ook beiden. Ook onze jonge directrice, mevrouw A, wenste ons
geluk - samen met haar kinderen. Haar aanwezigheid stelden we zeer op
prijs." Die man zou een vriend van mij kunnen zijn Het is nu enkele maanden later en
we kijken samen terug op dit laatste bijzondere jaar dat de vriendschap
tussen beiden groeide. "Het is nu al weer heel lang
geleden", zo zegt mevrouw Kannemans, "dat
ik dacht: Die man zou een vriend voor me kunnen zijn. En toen ik dat dacht, was ik dus tot over
mijn oren verliefd. Ik weet het: gevoelens van verliefdheid zijn gevaarlijk.
Je moet er mee oppassen! Je weet het toch maar nooit. Een spannende tijd brak
aan. En ineens was het raak. Het gebeurde op zijn kamer. Ach, het was niet zo
romantisch als het misschien achteraf lijkt, maar toch!" De heer O. zegt: "Vanaf het
eerste moment dat ik haar zag, vond ik haar aardig en lief. En het duurde ook
niet zo lang dat er in mij de gedachte opkwam om me met haar te verloven. We
zochten elkaar elke dag op en ik begon te roepen: "Roepie, roepie!"
Ze begreep ogenblikkelijk wat ik bedoelde. En toen ik bij haar op de kamer
was, hebben we elkaar lang en zeer intens gekust." Verloving "Zaterdag 31 januari dit
jaar (1998) vond de verloving plaats. Koningin Beatrix werd toen 60 jaar. Wij
zaten in de foyer van het verpleeghuis en ontvingen de felicitaties van onze
vrienden. We hadden iedereen een officiële verlovingskaart toegestuurd
en velen maakten gebruik van onze uitnodiging. De kinderen van de heer O.
zijn allen geweest. Ook verschillende medewerkers van het huis kwamen die dag
voor ons naar Birkhoven. De verpleging deed er
alles aan om er voor ons een mooie dag van te maken. Mevrouw Vogel, pastoraal
medewerker en pastor Bouman (RK), hebben de verloving later in een kerkdienst
officieel bevestigd." Mevrouw Kannemans
voegt eraan toe: "Het is een
oecumenische verbintenis; mijn vriend is katholiek en ik ben hervormd. In
mijn hart ben ik nog steeds tegen de katholieke kerk, maar mijn vriend is
goed gelovig - en ik vind dat dat de pret niet mag drukken!" Het geluk op
oudere leeftijd In het fotoalbum lees ik de
volgende intrigerende zin: "Deze verloving bewijst dat je altijd een
nieuwe start in je leven kunt maken en zo nog perspectief hebt voor de toekomst.
Ook op oudere leeftijd is het geluk nog te vinden ..... als je maar lang
genoeg zoekt." Mevrouw Kannemans
zegt: "Als je oud geworden bent en een kwaal hebt, lijkt het dat
vriendschap en liefde niet meer voor je weggelegd is. Maar dat is een misverstand. Zo lang er leven is, is er ook hoop en
verlangen. En je moet de lieve Heer daarbij altijd een handje helpen!"
Ze lacht en gaat verder: "Mijn nieuwe vriend is heel anders dan mijn
vroegere echtgenoot, maar in sommige opzichten lijken ze ook weer op elkaar.
Ik zal geen voorbeelden noemen, het is gewoon zo." De heer O. bevestigt deze
uitspraak. "Ik heb een heel leven achter de rug. Het verblijf in het
verpleeghuis vond ik in het begin zeer moeilijk. Ik ben blij dat ik nu een
nieuw begin heb kunnen maken. Ook mijn kinderen vinden dat zo." Terugblik Mevrouw Kannemans
zegt: "We zijn nu enkele maanden verder. We hebben goede dagen samen
gehad. Het mooie is dat je er nu met z'n tweeën voor staat. Dat geeft
steun. Ik corrigeer hem zo nu en dan, dat heeft hij nodig, en omgekeerd, hij
helpt mij ook. We hebben veel plezier samen. We horen bij elkaar. We hebben
ook dezelfde slaapkamer. " Tot slot Het is heel mooi als je bij het
ouder worden vriendschap en liefde kunt geven en ontvangen. Wij wensen het gelukkige paar
namens de redactie vele goede
jaren. 3 December 2000 De Kerst is een mooie gedachte.
Een kind in een kribbe, engelen die zingen en wijzen uit het Oosten, maar is
het geen sprookje? Wie durft er nog in te geloven? 2000 jaar hebben mensen in
de wonderlijke geboorte van het kind geloofd, maar tegenwoordig vraag je je
af of het geen groot misverstand is. Vrede, liefde, leven! Wij weten niet wat
er achter de dood zit. We proberen daar achter te komen. Door dromen te
dromen en door te zoeken naar bovenzintuiglijke ervaringen. Ik heb het gevoel
dat God er in mijn leven is. Dat ik geleid en beschermd word. Als ik
bijvoorbeeld in mijn rolstoel rijd, - geheel onbewust en zonder ergens aan te
denken -, kies ik de goede weg. Ik heb ook wel een meegemaakt dat terwijl ik
aan het schrijven was, mijn hand werd gestuurd en dat de woorden me als
vanzelf toevielen. Net alsof er Iemand was, geheel onzichtbaar, aan Wie ik
mijn leven kon toevertrouwen. Ik weet niet hoe ik het verder moet zeggen. Op
zulke momenten voel ik me niet ziek of gehandicapt, alleen maar blij. Ik hoop
dat andere mensen ook wel eens zulke momenten hebben en ervaren dat er Iemand
is die zich met hun leven bemoeit. Veel mensen - dat weet ik ook - hebben
vaak een gevoel van leegte in zich, voelen zich alleen en eenzaam in het
leven staan. Ze moeten maar eens nadenken. Van een beetje nadenken krijg je
heus geen hoofdpijn. Of nadenken voldoende is, betwijfel ik trouwens wel. Een
mens moet ook wat doen. Of beter gezegd, iets durven. In een winkel moet je
zeggen wat je nodig hebt. En als ze het niet hebben, moet je weggaan. Ik denk
dat je als mens niet je oren naar anderen moet laten hangen, je moet zeggen
wat je moet zeggen en doen wat je moet doen. En dan word je geholpen als je
dat nodig hebt. In ieder geval is dat mijn ervaring. Volgens mij zou je dat
ook het echte Kerstfeest kunnen noemen, een Kerstfeest dat geen twee dagen
duurt, maar een heel jaar en een heel leven. Een Kerstfeest dat ook weinig te
maken het gebak en gebraad en brandende kaarsjes in een boom. 4 Februari 2001 In een blad met veel bloot
foto’s stond een artikeltje over het verpleeghuis. “Je bent niks; je bent een
nummer”. Het was een heel negatief stuk
over het verblijf in het verpleeghuis. Een en al narigheid. Ik heb me
behoorlijk hieraan geërgerd en schrijf in dit blad een open brief aan
het blad en aan iedereen die het maar wil lezen. Ook om de mensen in het
verpleeghuis een hart onder de riem te steken. Mijn ervaring is dat er veel liefde
schuilt onder het verplegend personeel en onder de andere medewerkers. Er
wordt hard gewerkt en ook met het hart gewerkt! Nu mijn reactie. Zelf ben ik al 8 jaar bewoner van
het verpleeghuis B. in
Amersfoort. Bij ons is ook een zwaar tekort aan personeel. Volgens mij is dat
de oorzaak van de hele ellende. Wij hebben ook een hele goede tijd meegemaakt
toen er meer personeel in het huis rondliep. Toch doet iedereen nu zijn
uiterste best om de schouders er onder te zetten, hoewel ik wel moet zeggen
dat het wel met veel vergaderingen gepaard gaat. Ik ben hier ook een nummer, een
heel mooi nummer, ze kennen me hier donders goed. ****** U zult zich wellicht afvragen:
Hoe houdt een mens in het verpleeghuis zijn/haar hoofd boven water? Mijn antwoord is eenvoudig: Door
te zwemmen en de riemen te gebruiken die je hebt. Je moet er dus wat van
maken! Enkele adviezen die ik heb: Zoek
steun bij mensen die dat kunnen geven. Je hebt recht op menselijke steun -
die mag je dus vragen. Niet bang zijn. Teleurstellingen zijn er ook, maar die
zijn er om te overwinnen! Zoek de kleine lichtpuntjes op
die er zijn. Ze zijn overal te vinden als je maar wilt. Kleine lichtpuntjes
kunnen de duisternis van je afhankelijk bestaan in het verpleeghuis
verlichten - zodat je de weg weer voor je ziet. Ik kreeg een belangrijk
advies van de activiteitenbegeleidster hier in het huis; ze zei: “Wacht
niet op een wonder, wees een wonder.” Begin zelf licht uit te stralen.
Dat werkt ontzettend aanstekelijk. Ook anderen worden dan aangestoken door de
levensmoed die je tentoonspreidt. De vonken springen over en voordat je het
beseft, staat iedereen in lichterlaaie. ***** Ook verzorgenden hebben steun
nodig. Bij hen staat in deze moeilijke tijd vaak ook het water aan de lippen.
Anders gezegd: het vuur bij hen raakt ook een beetje uitgedoofd. Als bewoner
van het huis kun je voor hen veel betekenen door begrip voor ze te hebben.
Zij begrijpen ons bewoners, en wij bewoners begrijpen hen. Op die manier
ontstaat er iets groots. Geeft u het maar een naam. ****** Graag zou ik in het blootblad
positieve gedachten lezen waar iedereen blij van wordt. Ik hoop dat zij mijn
raad ter harte zullen nemen, want een face-lift van
een en ander is echt op zijn plaats.
Met de hartelijke groeten van
onze fijne verpleeghuis! 5 Lieve mensen, is er nog leven na de dood? April 2001 Lieve mensen, is er nog leven na
de dood? Zoals velen van u weten, heb ik een aantal weken in het ziekenhuis
gelegen. Enerverende dagen. Graag zou ik in dit stukje eens met u willen
praten over wat ik in deze dagen heb ervaren. Volgens mij was het iets heel
bijzonders, iets waarover ik wel eens gelezen en gehoord had, maar dat ik
zelf nooit had meegemaakt. Ik zeg niet dat ik engelen heb gezien, maar ik heb
wel stemmen gehoord en tekenen ervaren. In de ogenblikken van heftige pijn
waarbij ik me totaal geen raad wist, kwamen ze naar me toe. Mijn vader en
mijn moeder stonden naast me, maar ook mijn geliefde zuster en andere mensen
die ik goed heb gekend. Ik was niet meer alleen. Ik was niet bang, maar
voelde me juist sterker. Zo’n ervaring maakt een mens, zo weet ik nu,
intenser en rijker. Als ik nu hierover praat, heb ik het gevoel dat ik weet
waarover ik spreek. Sommige mensen hebben overal een bewijs bij nodig. Alsof
het leven een soort meetkunde is. Maar ach, ik weet, ongelovige Thomassen heb
je overal. Mijn ontvangst uit het ziekenhuis
was geweldig. Er waren kaarten, brieven en bloemen. Ongelofelijk! Ook
welgemeende handdrukken. Dan hoeft er niets meer gezegd te worden. Het is
hartverwarmend en het deed me goed. Ik bewaar deze momenten bij me, ze zijn
kostbare kleinoden in mijn leven. Ze helpen me over de pijnen die ik nog
steeds voel, heen. Bij deze wil ik iedereen van harte bedanken. 6 Juni 2001 Tegenwoordig willen jonge mensen
ons, oude mensen opvoeden.
Jongens en meisjes van - laten we
zeggen - 18, 19 jaar oud lezen
ons, ouderen de les. Vaak het zijn kleine dingen waarover ze zich druk maken. Blijkbaar heb je als oudere dan iets
verkeerds gezegd of gedaan en ben je fout geweest. Met een strenge blik
kijken ze ons aan en spreken ze ons vermanend toe. Ze nemen ons de maat en
soms bekruipt je het gevoel dat ze op alle slakken zout willen leggen –
Tussen twee haakjes: Slakken zijn heel erg lekker met wat kruidenboter.
’t Is sjiek eten in een Franse bistro. Ik kan het u van harte
aanbevelen! Ik denk wel eens terug aan de
tijd dat het gewoon was dat ouderen de jongeren opvoeden en hen de regels van
de maatschappij bijbrachten. Waar
is die tijd gebleven? Ik vraag me ook wel eens af waar
jongeren van vandaag hun wijsheid vandaan halen. Hebben zij Emmy Groskam ten Have soms gelezen? U weet wel: “Zo
hoort het”. Ouderen benader je met respect. In bus of trein sta je voor
hen op en je spreekt hen aan met u. Of – om maar iets anders te
noemen – hebben ze de Bijbel soms gelezen? Vriendelijkheid, geduld,
blijdschap, liefde en verdraagzaamheid worden ons daarin voorgehouden. Waardoor laten we ons leiden? Ik ben gelovig. Ik krijg leiding
van Boven – althans zo ervaar ik dat. Mensen die niet geloven, moeten
zich zelf sturen. Dat is een kunst. Het gevaar bestaat dat ze elkaar achterna
lopend en met de walkman op, allemaal voor hetzelfde muurtje terecht komen. Krakende wagens lopen het langst.
Wat wil dit bekende spreekwoord ons zeggen? Het wil zeggen: “Geduld,
geduld en nog eens geduld. We komen er wel. Ieder in zijn eigen tempo en op
zijn eigen manier!” Hebt u de reclame op teevee
gezien over een wedstrijd van slakken, aangevoerd door een man met een glas
bier in de hand? 7 Augustus 2001 Ik zal u een avontuurtje
vertellen dat ik deze vakantie heb beleefd. Ik was in mijn vakantiehotel van
het Rode kruis in Rhenen en op een mooie zonnige dag met het heerlijkste weer
van de wereld, ben ik op eigen houtje maar eens de bossen rond het hotel
ingereden. Prachtig natuurschoon, waar een mens helemaal tot rust komt. Ik
was al enkele paden doorgereden, toen mijn rolstoel plotseling stil stond. Er
was geen beweging meer in te krijgen. Niets aan de hand, zo dacht ik, en
wachtte rustig af. Ik genoot met volle teugen van de omgeving. Ik was alleen
met de bomen, de vogels en de kleine insecten. Ik hoorde het gegons om me
heen, maar gelukkig beschouwden ze me niet als prooi. Ik zag een konijntje
vlak voor mijn rolstoel wegspringen. De boskabouters En toen kwamen de boskabouters.
Eerst een echtpaar. De vrouw constateerde dat ik met mijn rolstoel vast zat.
Er was een stok tussen de wielen geraakt. Ze was een ondernemende vrouw, ze
beloofde me hulp te halen en zei haar man zo lang bij me te blijven. Er
kwamen nog meer mannen. Ze stonden om me heen, sloegen gewichtige taal uit,
maar deden verder niets. Toen dacht ik: “Het zijn toch echte
boskabouters, ze staan daar maar braaf met hun handen in hun zakken naar de
ellende van een ander te kijken. Het komt bij hen niet op dat zij misschien
wat zouden kunnen doen, de stok uit de wielen halen bijvoorbeeld.” De vrouw die hulp was gaan halen,
kwam na verloop van tijd terug. Ze had een rolstoelbusje bij zich. Ze wist de
rolstoel weer in beweging te brengen en bracht me persoonlijk met het busje
naar het hotel terug. Lang leve de vrouw met een helpende hand! De boskabouters kunnen hun puntmutsje
voor haar afzetten! Geweldige vakantie Het was een geweldige vakantie. Het
Rode Kruis, die het hotel exploiteerde, had vele vrijwilligers in dienst,
mensen die met hart en ziel alles deden om het de gasten naar de zin te
maken. Bij het naar bed gaan kreeg je een kusje toe! De liefde voor de ander
heeft volgens mij een bovennatuurlijke glans. De liefde voor de ander is
menselijk, maar ook iets van de hemel. Volgens mij gaat het in deze wereld om
die liefde. Het Rode Kruis en al die andere mensen die zich voor de ander
inzetten – ook in ons verpleeghuis – verdienen daarom een gouden
kruis! 8 Oktober 2001 Heus mensen, er bestaan nog
wonderen op deze wereld. Geef dus de moed niet op. Dat had ik bijna gedaan.
Ik zal u verslag doen van wat me nu weer is overkomen. ’t Was zondag.
Men deelde mij mee dat mijn andere been er ook af zou moeten. Zoals u
wellicht weet is een been van mij enige tijd geleden geamputeerd. - Ik had enorme pijnen, zag het niet
meer zitten en was ten einde raad. En toen kwam hij! Uren heeft hij aan mijn
bed gezeten. Waar haalt zo’n man de tijd en de moed vandaan? ’t Is echt waar – uren
heeft hij aan mijn bed gezeten en hebben we samen gepraat. Hij gaf mij nieuwe
medicijnen en bleef maar zitten. Hij wilde zelf constateren of de
medicijnen zouden aanslaan. En ja, ze sloegen aan. Langzaam verdween de pijn. Hij
zag het aan mijn gezicht en ik zag het aan zijn gezicht. Ik voelde me
herboren. Om zo’n dokter in je midden te hebben, mag je heel gelukkig
zijn. Het Sint Elisabeth-verpleeghuis is met hem gezegend en het verpleeghuis
De L-berg is natuurlijk stinkend jaloers. Wat het belangrijkst is: mijn
vertrouwen in het leven is niet beschaamd. Ik houd van het leven, ik hecht
aan het leven. Het leek wel of die man magnetiserende krachten had. Ik werd
enorm door hem aangetrokken. Ik ben hem dankbaar dat ik nu weer pijnloos ben
en vrij kan ademhalen. ’t Was een wonder voor mij, een heel groot
wonder. En hij was de wonderdokter. Ik zal hem nooit vergeten. Deze bijdrage werd 23 augustus geschreven. Inmiddels is er
veel gebeurd. Mevrouw Kannemans is nadien toch in
het ziekenhuis opgenomen en waarvoor ze vreesde, is gebeurd. Mevrouw Kannemans is weer in Birkhoven.
We hebben met haar overlegd of we deze bijdrage wel of niet zouden plaatsen.
We hebben ervoor gekozen om die wel te plaatsen. Waarom? Omdat uit deze
bijdrage blijkt hoe ondanks de moeilijke omstandigheden waarin de mens kan
verkeren, hoop en geloof in de toekomst de mens kracht kan geven. Hoe het dan
verder zal gaan, weet de mens niet. Maar dwars door alles heen blijft de kern: “Ik houd van het leven, ik hecht aan het leven en ik
geloof in wonderen.” (Red.) 9 Dan ontdek je als vanzelf Vriendschap en liefde komen op
je weg. Als je aandacht hebt voor de mensen om je heen, zul je mensen
ontdekken die van je houden. Je hoeft alleen maar om je heen te kijken hoe de
mensen zijn, hen ervaren, voelen, begrijpen. Dan ontdek je als vanzelf dat er
mensen zijn – heel dicht bij -, die je mogen, mensen met liefde en
goedheid. Ze waren er al voordat je het wist. Zo is het niet altijd Liefde is vaak wederzijds.
Mensen houden van jou, jij houdt van hen. Dat stimuleert en geeft vreugde.
Maar zo is het niet altijd. Het komt voor dat je iemand liefhebt, maar die
ander wijst je toch af. En ook omgekeerd: iemand houdt van jou, maar jij
stelt die liefde niet op prijs. Het gevoel van liefde voor die persoon is
niet in je. En heel vaak heeft dat niets te maken met wat iemand zegt of
doet. Je hebt het moeilijk als het niet in de liefde klikt. Je wilt meer dan
je krijgt en je kunt liefde niet afdwingen. Het beste is dan maar om de deur
te sluiten. De schijn is er af Sommige mensen kunnen je
uitschelden en uitfoeteren en toch blijf je zeggen: “Ik houd van
je”. En je meent het van harte. Er is geen woord gelogen. Zulke
relaties lijken niet stuk te kunnen gaan. Je hoeft niet meer aan elkaars
verwachtingen te voldoen, want je weet wat je aan elkaar hebt. En je weet ook
dat je uiteindelijk altijd weer bij elkaar zult komen. De schijn is er af. Geven is beter dan ontvangen Vriendschap en liefde is niet te
kopen. Sommige mensen proberen dat wel. Ze denken vriendschap en liefde te
verwerven door allerlei kooppraktijken toe te passen. Ze geven bijvoorbeeld
iemand geld of een cadeautje, een klein of groot presentje om daarmee een
stukje aandacht te verkrijgen. Deze mensen vergissen zich. Vriendschap en
liefde zijn zo groot, dat ze onbetaalbaar zijn. Ik geef natuurlijk ook wel
eens iemand een cadeautje. Maar het verschil zit hierin dat ik er niets voor
terug verwacht. Het geven zelf geeft mij voldoening. Geven is beter dan
ontvangen. Wie dat doet zal merken hoe waar dit spreekwoord is. Wil je liefde
krijgen, zul je eerst liefde moeten geven. 10 December 2001 Afgelopen
dinsdag wist ik niet meer waar ik het zoeken moest. Ik had ongelofelijke
pijnen, zogenaamde fantoompijnen. Fantoompijnen zijn pijnen in niet bestaande
dingen die toch gevoeld worden, felle en verschrikkelijke pijnen die door het
hele lichaam trekken. Ik heb geen benen meer en toch voel ik mijn voeten en
kuiten. Ze zijn er, ik voel het, onmiskenbaar. Kunt u dat verklaren? Ik heb
erover nagedacht. Er moet toch een verklaring zijn, denk ik dan? Er is iets
in mij, los van het ruimtelijke lichaam, dat zich opdringt en voelt. Zijn het
zenuwen, bepaalde hersencellen
die geïrriteerd zijn? Wat zijn zenuwen? Zenuwen kunnen we niet
verklaren. Je kunt zeggen: ze worden geprikkeld, geïrriteerd, ze geven
signaaltjes door, maar wat is het geheim van voelen en denken? De neurologen
doen hun best, de psychologen natuurlijk ook. Het zijn de mensen van het
grote denkwerk, maar ze blijven met hun mond vol tanden staan als het gaat om
die verschrikkelijke fantoompijnen. Voor
mij zijn fantoompijnen onbegrijpelijke verschijnselen. Afgelopen dinsdag,
zomaar ineens, waren ze er. Alsof een wild
dier mij besprong. De tranen schoten in mijn ogen. Er was geen aanleiding,
geen directe oorzaak, medicatie hielp niet. Ik ben naar buiten gegaan, de
natuur in. In de natuur voel ik me op zulke ogenblikken nog het meest op mijn
gemak. Het regende, het waaide, de herfst kwam er aan, de eerste flinke storm
van dit jaar. Het kon me allemaal niet schelen, ik wilde de krachten van de
natuur voelen. Daar geloof ik in. De mens hoort bij de natuur. Dat is in
oorsprong zo en op zulke momenten van vitale pijn besef je dat in alle
hevigheid opnieuw. Ik zie de bomen om me heen, de kankergezwellen in de
bomen, de buigende takken in de wind, waarvan ik weet dat ze ook beschutting
geven aan vogels en insecten. Is dat troost? Ja dat is troost. 11 Februari 2002 Er ontbreekt iets Met de mentaliteit van vandaag
heb ik geen vrede. Er ontbreekt iets. De eerste liefde. Ik zal het u
uitleggen. Rijkstelefoniste In mijn vroegere leven heb ik bij
de posterijen en telefonie gewerkt. Ik was rijkstelefoniste. Het werk bestaat
niet meer, maar op oude films zie je het nog wel eens. Je zit achter een
groot schakelbord met een koptelefoon en brengt de verbindingen tot stand die
gevraagd worden. Het betreft zowel binnenlandse als buitenlandse lijnen. Als telefoniste
sprak je naast het Nederlands ook Duits, Frans en Engels. Ons werd
voorgehouden dat we onze klanten - of wel abonnees - op een correcte manier
te woord moesten staan. Als mensen een vraag aan ons stelden, dienden wij die
zo goed mogelijk te beantwoorden. Als er situaties waren die niet klopten,
dienden we de oorzaak daarvan uit te zoeken. We handelden zelfstandig. We
leerden onze collega’s niet te belasten met problemen die we zelf
konden oplossen. We streefden naar grote zorgvuldigheid en perfectie. Eedsaflegging Om deze houding eigen te maken,
kregen we een opleiding aangeboden, die werd afgesloten met een
eedsaflegging. Als telefoniste zat je in het centrum van de communicatie en je
kon alles horen wat er gezegd werd. Het was echter niet de bedoeling om dat
aan de grote klok te hangen. In het bijzijn van de directeur van het
postkantoor zwoor je plechtig, dat alles wat je als rijkstelefoniste hoorde
en vernam, geheim zou houden. Ik heb die eedsaflegging altijd als een zeer
serieuze zaak beschouwd. Mijn vader daagde me wel eens uit en vroeg me dan:
“Vertel nog eens iets over het telefoonkantoor.” En dan zei ik:
“Ik sta onder ede. Van mij hoor je niets.” Mijn vader waardeerde
dat sterk. Hij was er trots op dat ik ondanks zijn aandringen niet uit de
school klapte. Zo kun je zeggen dat ook mijn opvoeding thuis heeft
bijgedragen aan mijn werkhouding. Er werd trouwens op het werk ook nauwkeurig
toegezien dat je als rijkstelefoniste niet rondbazuinde wat er in de wereld
van de communicatie allemaal omging. Deed je dat toch, dan kon je zonder
pardon je biezen pakken. Boeiend en leerzaam Het werk van de telefoniste heb
ik altijd boeiend en leerzaam gevonden. Ik deed het met hart en ziel. Eerste liefde Dit bedoel ik met ‘eerste
liefde’, de gedrevenheid om het werk dat je doet, goed te doen. Ik begon mijn verhaal met de
opmerking dat ik in de mentaliteit van tegenwoordig iets miste, namelijk die
‘eerste liefde’. Ik zal dat toelichten. De mentaliteit die ik
tegenwoordig vaak tegenkom, is in mijn ogen vaak slordig en nonchalant.
Mensen zijn tegenwoordig vaak laks en lui. Soms denk ik wel eens dat ze te
verwend zijn. Ze denken dat alles vanzelf gaat en als het niet gaat zoals het
moet gaan, blijven ze op hun gat zitten. Ik heb het gevoel dat de mensen
vroeger meer leerden door te zetten en daardoor ook geestelijk sterker waren,
minder snel uit het veld geslagen. Ik zou de mensen van tegenwoordig een tip
willen geven. Sta voor dat wat je denkt dat je moet doen. Wees een
persoonlijkheid. Handel volgens je eigen principes. Wees moedig en durf. Mijn
oude werkster zei tegen mij wel eens: “Ik heb geen durf gehad!”
Ze wist precies waaraan het bij haar schortte. Ik zei dan: “Durf moet je
hebben, anders kom je nergens.” Volgens mij heeft ieder mens
wilskracht. Je moet het ontdekken en ontwikkelen. Ik wens iedereen daarbij
veel succes. 12 April 2002
13 Juni 2002 Lekker eten en drinken, wie wil
dat niet? Het behoort tot de geneugten van het leven. Als je ouder wordt,
krijg je de tijd om lekker te eten en te drinken. Immers, hoewel de krachten
met de jaren afnemen, blijft het genot van goed eten en drinken tot op hoge
leeftijd bestaan. Een goed gedekte tafel Ik houd van een goed gedekte
tafel, van mooi servies en gepoetst bestek. Mijn moeder heeft me dat geleerd.
Voor haar was de maaltijd één van de hoogtepunten van de dag.
Zij vond de aankleding van de tafel heel belangrijk. Ze beschouwde deze als een
uitnodiging om samen te eten en bij elkaar te zijn. Er was een tafelkleed
voor het ochtendontbijt – van katoen -, er was een tafelkleed voor de
lunch – ook van katoen - en er was een tafelkleed voor het avonddiner
– van prachtig linnen, damast. In de kast lagen stapels tafelkleden,
die mijn moeder bij verschillende gelegenheden gebruikte. Het servies bij ons
thuis was onder meer Rosenthal, de glazen waren van kristal en het bestek
moest glimmen. Mijn moeder, zo begrijpt u, was een hele dure vrouw, maar daardoor
juist ook een heel goede huisvrouw. Ze had oog voor decor en ze hechtte aan
goede sfeer, ze hield van tafelmanieren. Ik heb daar dus een tik van
meegekregen. Hoe is het vandaag aan de dag? Je
haalt patat bij de patatkraam, bestelt nog een frikadel en een kroket, met
een beetje mosterd of gedoopt in onbestemde saus – ik vind het zo
smerig. De smaak van al dat cafetariavoedsel bevalt me niet en de stank nog
minder. Ik vraag me wel eens af of we dat ouderwetse genot van goed eten en
drinken op een aangename wijze, in een rustige, hartelijke sfeer, heden ten
dage niet voorgoed verloren hebben. Ik ben heel precies in het eten.
In verschillende ziekenhuizen heb ik de opleiding diëtetiek gevolgd. Je
zag dat de mensen bij goed eten en drinken opknapten. Wat ik met dit stukje
wil bereiken, is dat er ook in ons huis nog eens nagedacht wordt over het
opdienen van de maaltijden, over de sfeer tijdens het eten en de conversatie
met elkaar. Tot slot: Dit is misschien geen
leuk stukje, maar ik vind dat het toch een keer gezegd moet worden. Volgende
keer beter, wellicht. 14 Zondag 28 juli j.l. Augustus 2002 Zondag 28 juli j.l. ben ik naar Breda gereisd, mijn schoonmoeder werd
96, en dat was iets dat gevierd moest worden. Toen we elkaar zagen, schoten de
tranen in onze ogen, zo blij waren wij. Ze was altijd een enig mens geweest,
aardiger dan haar zoon c.q. mijn man. ’t Schijnt door de genen te
komen. Vrouwen hebben andere genen dan mannen en zijn daardoor gevoeliger,
zachtaardiger, zeg maar liever. Wij konden altijd goed met elkaar overweg.
Uren zaten we soms bij elkaar. Wij hadden geen geheimen. Soms speelden we
piano. Zij speelde en ik speelde, om de beurt. Mijn ouders bezaten een
prachtige vleugel, maar nadat ik getrouwd was en het ouderlijk huis had
verlaten, had ik geen piano meer tot mijn beschikking. Bij haar kon ik dan
naar hartelust spelen. Die zondagochtend, dat ik haar bezocht, hebben we een uur of anderhalf bij elkaar
gezeten – samen met mijn neef die me naar Breda had gereden. Tussen twee haakjes:
het was een hele rit in een tropische hitte. Wat was het warm die dag! Zij
was blij, dat ze me weer zag. En ik blij, dat ik ondanks de ontberingen van
de reis, de reis had gemaakt. En nu, na zo veel tijd elkaar niet meer gezien
te hebben, zaten we weer bij elkaar, zij 96 en ik 70. We haalden
herinneringen op. Ik weet nog dat haar zoon, een beeldschone jongen en een
buurjongen bovendien, zoals dat heet ‘achter me aan zat’. Zoals u
ziet, hij en ik hebben het nooit ver gezocht, daarmee het spreekwoord
negerend: wat je ver zoekt, is lekker. Op de ijsbaan van Breda kwam het
tussen ons voor elkaar. Om het zo maar eens te zeggen: We waagden ons, ook in
figuurlijke zin, op glad ijs en genoten - zoals de ijsbaan heette - met recht
van ijsvermaak. Sinds dat ogenblik is het contact tussen haar en mij zeer
hecht geworden. Zoals ze nu voor me zat, was ze niet erg veranderd. Iets
ouder geworden, iets bleker in het gezicht misschien. Ze zat evenals ik in
een rolstoel en dat pas merk je dat mensen in de rolstoel elkaar niet kunnen
kussen, iets dat tussen ons zo gewoon was. Zij heeft drie zonen gebaard, die
nu allen zijn gestorven. Een sterke vrouw en een bijzonder mens. Na dit emotionele bezoek zijn we
naar mijn zus gegaan. Ze had een lunch voor ons klaargemaakt. Koude
tomatensoep, heerlijk op zo’n snikhete dag. Mijn zus had voor alle
heerlijkheden gezorgd, die je maar kunt bedenken: paling, eierensalade, filet
américain, oude kaas. Ik heb haar de kaas van het brood gegeten! Mijn
zus is 1½ jaar jonger dan ik ben en is van plan naar Frankrijk te
verhuizen. Het huis dat ze laat bouwen, heeft geen drempels in geval ik mijn
zus ooit nog in de vreemde bezoek. Nog iets, het mooiste dat ik in
haar tuin vond: ze had twee trotse, zwarte kippen met prachtige sporen aan
hun poot. Een van die kippen was broeds. Mijn zuster heeft stenen eieren in
haar nest gelegd, maar na verloop van tijd kwam er toch een klein lief
kuikentje te voorschijn – zonder overigens de sporen van zijn moeder te
hebben. Rara, hoe kan dat? Hoe heeft die kip een echt ei te pakken kunnen
krijgen? Gezien het uiterlijk van het kuikentje moet het ei van een vreemde
gekomen zijn! Elite families hebben altijd wel ergens onwettige kinderen
lopen - dat blijkt maar weer! We hebben aan het einde van die
dag de begraafplaats bezocht, waar ook het familiegraf is. Mijn ouders zijn
er begraven en ook het graf van mijn overleden zuster is daar. Het was goed
onderhouden en het zag er keurig uit. Ook mijn man is op deze begraafplaats
begraven, nu al weer dertien jaar geleden. U kunt begrijpen dat het bezoek
aan de begraafplaats een diepe indruk op mij maakte. Evenals trouwens de hele
dag. De dag bracht me op een of andere manier weer terug bij mijzelf, bij de
mensen die in mijn leven belangrijk waren, van wie ik heb gehouden en nog
steeds houd. Het is goed om dat mee te maken. Hierbij mijn hartelijke dank aan Fiet en Jaap die mij zo ver hebben gebracht om deze reis
te ondernemen. 15 Op bergen en in dalen, overal is God December 2002 Mijn vader is zeven jaar in
Amerika geweest. Over de gekke ervaringen in dat land schreef hij een boek.
Hij was een geweldige vader, die alles kon, maar wel te vroeg dood ging. Soms
mis ik hem nog. Wij hebben allemaal een vader nodig, die voor je zorgt en je
hoedt. Iemand die het “Onze Vader’ bidt en de woorden tot zich
laat doordringen, zal dit begrijpen. Ik voel mijn vader heel sterk in de
natuur aanwezig. En dat is hij ook. Ik weet het zeker. Serieus mensen, ik heb
wonderlijke dingen meegemaakt. Van de Rooms Katholieke zijde zouden ze me daardoor
heilig kunnen verklaren! Ik ben opnieuw gaan leven en voel me gelukkig. Ik
zal het u uitleggen. Het was een doordeweekse dag,
ergens in september dit jaar. In mijn rolstoel reed ik naar de bungalows van
Midland, want die vind ik mooi om te zien. En toen ontdekte ik een
landweggetje, dat me onweerstaanbaar aantrok, leuk om op mijn tochtje door de
natuur mee te pikken. Ik reed het landweggetje in, maar o jee, even later zat
mijn rolstoel in de modder vast. Ik kon geen kant meer uit. “Je moet
ook je verstand gebruiken,” zei ik tegen mezelf, “niet je laten
verleiden en van de rechte weg afwijken. Eigen schuld, dikke bult. En
gebeurd, is gebeurd. En daar zit je dan en weet niet wat je moet doen.”
Ik keek eens om me heen. Er was
niemand die me zou kunnen helpen. Ik hoorde de stilte en er was geen zuchtje
wind. Er kwam iemand langs. Zou die me
kunnen helpen? Nee, zei hij, hij moest de trein halen en reed door.
“Bedankt voor je hulp!” riep ik hem na. Even later zag ik iemand die aan
het joggen was. Met een geel hemdje. Ik riep: “Help, help!” Hij
reageerde niet en liep door. De tijd verstreek. De dag ging
voorbij. De nevel kwam omhoog en omhulde me. Witte wieven
die om je heen dansten. In mijn kostschooljaren was ik lid van de witte-wieven-club. We waren als zusters voor elkaar. Ik had
goede herinneringen aan hen. Het waren enige meiden, van wie sommigen van
adel waren. “Hallo!”, zei ik, “Eindelijk zie ik jullie eens
weer!” Spontaan begon ik
een lied te zingen, dat we toentertijd ook zongen: “Witte wief, witte wief, heb je naaste
lief!” Er kwam twee mensen voorbij, maar
het verwonderde me niet dat ze me niet zagen, want ik was opgenomen in een
witte wolk. Ik was heel rustig, niet bang,
iets vertrouwds was terug gekomen. Al mijn vriendinnen van vroeger waren terug
gekomen en het had iets gezelligs. De duisternis trad in. Het werd
pikkedonker. Het was avond en nacht. Nog was ik niet bang. In de verte zag ik
het licht van de spoorwegen. Het was een eigenaardig beeld, Ik zag steeds een
diacones die handen aan het schudden was. Ik vroeg me af of ik gek geworden
was. Opnieuw leven in het bos. Het
licht van zaklantaarns ging op en neer. De politie was naar mij op zoek. Ik
gaf lichtseintjes met mijn karretje en drukte de toeter in. “Ze komen
me halen,” dacht ik opgelucht. Ik gaf een vette knipoog naar de
sterren. Maar ook de politie zag me niet. Een mens in een wolk, die zie je
niet! Toen zag ik achter de boom een
schaduw te voorschijn komen, een zwarte figuur met een grote, witte hand. Ik
lieg niet! De hand probeerde mijn hand te pakken en mijn hand de zijne, maar
ik voelde hoe ik inmiddels door de kou verstijfd was en me helemaal niet meer
kon bewegen. Ook zag ik dat de witte wieven om me
heen bleven staan, als het ware een muur om mij heen vormden en stand
hielden, ze beschermden me. Toen zag ik hoe de donkere gestalte met zijn
grote, witte hand achter me ging staan en ik riep: “Kill
me to death, ik heb er
genoeg van!” Klappertandend zat ik in mijn stoel. Op dat ogenblik voelde ik
vreselijke pijnen in mijn buik. De kou was bezig om mijn lichaam binnen te
dringen. Ik had die dag nog niet gegeten, had ook geen mantel aan want het
was die dag schitterend weer geweest en ook mijn medicijnen had ik niet
ingenomen. Waar was God? Ik begon de lieve Heer uit te schelden. “Ben
je soms gek geworden? Toon me maar aan dat je er bent, Eeuwige Ongeziene, dit
doe je me niet aan!” Toen
viel er een eikel op mijn kop. Het was nog niet voorbij. Het
begon te regenen. Ik riep: “Lieve God, kom maar op, er kan nog wel meer
bij!” Het gekke was, toen ik dat gezegd
had, begon ik mijn lievelingspsalm te zingen. “Neem Heer, mijn beide
handen en leid uw kind.” Ik dacht aan mijn vader, die er altijd voor me
was geweest en met zijn liefde er nou ook weer was. Het was een sterk gevoel en
het lied dat ik zong, kwam van diep uit mijn binnenste. Het werd weer dag en toen, een
wonder, kwam er een engel kwispelend naar me toe, een hondje met zijn
vrouwtje achter hem aan. Ze vroeg: “Mevrouw, hoe lang zit u hier
al?” Ik zei: “De hele
nacht.” Ze zei: “Wat is dat
vreselijk!” Ze trok mijn stoel uit de modderpoel en zo kwam ik in Birkhoven terug. Voor mij is dit een waar gebeurd
kerstverhaal, al gebeurde het in september. Ik weet: “Op bergen en in
dalen, overal is God!” 16 Oktober 2002 Prins Claus is overleden. Na een
jarenlange ziekte nam hij van ons afscheid. Dinsdag 15 oktober werd hij in de
Grote Kerk te Delft begraven. Ik heb de begrafenis op de televisie gezien.
Hoe groot was het verdriet van onze koningin? Ze werd liefdevol ondersteund door
haar zoon Friso en de andere zonen. Bij het zien van de beelden was ik
ontroerd. Ik zag de grote liefde die er in dit gezin is. Liefde is het
grootste dat er is. Koningin Beatrix en Prins Claus hebben van elkaar
gehouden en hebben zo al de stormen van het leven doorstaan. Hun leven is
niet gemakkelijk geweest. De laatste jaren dat Prins Claus ziek was, stond
zij naast hem en verzorgde hem. Uit eigen ervaring weet ik hoeveel dat van
een mens kan vergen. Ik zag de drie koninklijke zonen,
die hun emoties probeerden te beheersen. Koningin Beatrix hield zich eveneens
kranig. Ze is een sterke vrouw. Ze was vastbesloten het protocol, zoals dat
door de tijden was gegroeid en vastgesteld, te volgen. Ik denk dat het
protocol een steun is bij zulke gebeurtenissen. Je weet wat er van je
verwacht wordt. Maar dat weten we ook, soms kan het protocol ook beklemmend
zijn. Prins Claus had grote moeite met het protocol, waarmee het koninklijke
huis is omgeven. Toch heeft hij zich met zijn huwelijk aan dat protocol
onderworpen. Het gebeurde uit liefde voor zijn Beatrix. Later, zo weten we,
is hij aan dat protocol ontgroeid. En hebben we hem pas echt leren kennen.
Misschien was zijn ziekte daarbij wel de belangrijkste factor. Hij kon soms
dingen zeggen die recht uit zijn hart kwamen, maar wel op gespannen voet
stonden met het strakke protocol. Ik weet de woorden niet meer precies, maar
hij zei in het openbaar zoiets als: “Beatrix, ik houd van jou. Ik houd
zielsveel van jou. Wat zou er van mij geworden zijn als jij er niet was geweest?” Zoiets hoor je niet vaak op plechtige
gelegenheden. Zijn liefde was zijn grootste verdienste. Prins Claus werd met
de jaren steeds meer zichzelf en inspireerde zo de mensen en ontroerde hij.
Prins Claus is onder de behandeling van een psychiater geweest. Ik denk niet
dat hij zichzelf daar geleerd heeft. Dat wat wordt misschien wel vaak
beweerd, maar ik denk dat het onzin is. Ik ben ook bij de psychiater geweest.
Bij hem heb ik nooit zo veel gezegd. Hij was meestal zelf aan het woord en ik
luisterde braaf toe, ik dacht: “Laat hem maar praten, dat heeft ie
nodig!” Het proces om je
zelf te worden en te zijn heeft niet zo veel te maken met wat anderen tot je
zeggen en met je doen, maar veel meer wat je tot jezelf zegt en wat je zelf
doet. Mijn vader dacht dat hij van adel was. Het was een goede man, van wie
ik erg veel van houd, maar die adeldom van hem was grote flauwekul. Wij waren
niet van adel en al dat gekoketteer met de adel voerde tot een schijnwereld. Prins
Claus was van lage adel en trok in bij de hoge adel van het Oranjehuis, maar
hij werd er geen gelukkig mens door. Hij kwam pas verder toen hij zelf het
lintje met die schijnwereld doorknipte. Hij werd toen een vrij mens en een
blij mens, die grappen kon maken ondanks dat hij wist van pijn en armoede en
dat geen mens in het leven van moeilijkheden gespaard wordt. Prins Claus
knipte het lintje door en trad toe tot de geestelijke adel. Dat dacht ik toen
ik naar de begrafenisdienst keek. 17 Kerst 2002 Met de Kerst ben ik bij mijn zoon
geweest. Hij heeft lekker voor mij gekookt! Precies dat waarvan ik houd. Tong
in roomboter gebakken, met vruchten. “Hoe wist je dat ik dat lekker
vind?” vroeg ik hem verbaasd. “Ik heb je jarenlang in de keuken
bezig gezien”, zei hij, “Denk je dat ik dan niet weet wat jij
lekker vindt!” Na dit verrukkelijke eten kwamen
de twee kleinkinderen opdraven, zes en negen jaar. De meiden wilden voor me
dansen. Het werd een vrolijke boel. Ik ben niet flauw en ik danste in mijn
rolstoel met hen mee. Het werd nog gekker. De meiden trokken hun truitjes uit
en huppelden in hun schattige, kleine behaatjes de kamer door. Grootmoeder
vond het geweldig en applaudisseerde – ze herkende de familietrekken. Een onbekende vrouw sprak me aan Deze dagen heb ik ook een bijzondere
kerkdienst meegemaakt. Niet in een kerk, maar in een grote zaal. Een groot
orkest begeleidde ons bij het zingen van de bekende kerstliederen. Tijdens de bijeenkomst sprak een
onbekende vrouw me aan. Ze zag me in de rolstoel en zei dat ik een lieve
vrouw was. “Vergis je niet”,
repliceerde ik, “Als je me beter leert kennen, denk je wel
anders!” Ze bleek een Russin te zijn en
woonde al enkele jaren in Nederland. Ik ben nog van de oude stempel en ben
ten aanzien van de Russen altijd nog een beetje wantrouwig. Ze
hebben jarenlang onder de dictatuur geleefd, een dictatuur, die God niet
erkende. Deze vrouw geloofde in God. Ze
heeft me nadien een prachtige rode roos gestuurd, die nu op mijn kamer
pronkt, met een klein briefje:
“Voor de vrouw zonder benen.” Ik ben van plan contact met haar
te houden en Russisch te leren. Per slot van rekening: de liefde moet van
twee kanten komen en zoals u wellicht wel weet, ik ben voor nieuwe dingen wel
te porren. Reacties Op mijn vorige stuk heb ik veel
reacties gehad. Ook van mensen die ik nauwelijks kende. Nu weet ik welke
mensen mijn stukjes lezen – in ons huis wordt het blad druk gelezen,
maar ook op de Noordewierweg, in Amsterdam, Breda
en Groningen. De reacties waren zonder uitzondering positief. Dat deed me goed.
Ik denk dat mensen behoefte hebben om iets over God te horen en over de
tekenen die Hij in het leven geeft. Ik ben door de ervaringen die nacht in
het bos een nieuw mens geworden. Ik ben vrolijker, opgewekter, ik voel meer
blijdschap in me. Het is alsof ik extra tijd heb gekregen, een toegift,
misschien ook een extra taak. Ik denk daarover na, maar ik weet niet wat die
taak is. Misschien zal ik het later begrijpen. Elke dag ervaar ik
tegenwoordig als een geschenk. En ook de kerst bij mijn zoon en zijn lieve
vrouw en de kleinkinderen ervaar als een Godsgeschenk. De ontmoeting met die
onbekende Russische vrouw, ervaar ik eveneens als een soort wonder. Het
inspireert me, geeft me ideeën en kracht. Een nieuw jaar is begonnen. Ik
hoop dat iedereen iets van die nieuwheid zal ervaren, de zin om het onbekende
tegemoet te gaan en te leven. 18 April 2003 Dit is misschien mijn laatste
bijdrage. Ik weet het niet zeker, want als mens kun je dat nooit zeker weten,
maar ik heb sterk het gevoel dat mijn dagen hier op aarde geteld zijn. Vooral
op die momenten als de pijn door mijn lichaam trekt, die afschuwelijke
fantoompijn. waarvan je niet weet hoe je die moet stoppen. Die pijn, zo voel
ik dat, heeft zijn oorsprong in mijn benen, maar mijn lichaam heeft geen benen
meer. Zoals het woord zegt, fantoompijn is een spookachtige pijn, of te wel
pijn uit een ander bereik. Soms voel ik ook de laarzen, die ik draag. Er is
in mij een sterke levenswil. Ik houd mijn lichaam vast, maar er zijn
momenten, dat ik me afvraag hoe lang ik dat nog volhoud. Soms lijkt het alsof
mijn energie naar boven wordt gezogen en dat ik uit mijn lichaam oprijs. Ik
heb wel eens gezien hoe iemand boven zijn lichaam hing. Ik geloof in de ziel,
die het lichaam verlaat als de mens sterft. We vieren binnenkort weer Pasen.
Gelooft U in Pasen? Christus is opgestaan! Pasen gaat over leven. Christus
is gestorven, maar wat niemand verwacht had, is gebeurd, op de derde dag
stond hij uit de doden op. In het Russisch groet men elkaar met “Kristos
voskres”, men geeft de ander een kus en
antwoordt “Voistinu voskres.”
Het zijn de eerste woorden Russisch, die ik inmiddels heb geleerd. Christus is
opgestaan, ja, Christus is waarlijk opgestaan! Met dank aan Mila Douboskaja, die bij ons op de afdeling werkt. Ik groet u
allen! “ 19 Juni 2003 Aan meneer Zalm en mevrouw Terpstra, De laatste paar malen heb ik op
uw partij gestemd. Mevrouw Terpstra heeft in het verleden grote
belangstelling getoond voor het lot van ouderen en gehandicapten. Ze heeft in
het verleden ook ons verpleeghuis, waar ik nu meer dan 11 jaar verblijf,
bezocht. Haar komst was voor ons allemaal een groot feest. Meneer Zalm kennen
we van de televisie, een medium, waar wij als gehandicapten sterk op
aangewezen zijn. Ik kijk graag naar de televisie, hoewel ik de
programma’s wel selecteer en de rotzooi wegzap. Ik zal in deze brief enkele
pluspunten van ons verpleeghuis noemen. We hebben hier een zeer goede
psycholoog, die de mensen opkrikt en laat weten wat ze waard zijn. Dat hebben
we van tijd tot tijd nodig. Ons afdelingshoofd is op zijn tijd heel lief en
zorgzaam. Tenminste als er tijd voor is, want als hij niet oppast, raakt hij
overwerkt. Er is een enorm tekort aan personeel. Door de inzet van de goede
medewerkers in dit huis gaat de zaak niet kapot, al is het soms wel kantje
boord. We moeten roeien met de riemen die we hebben, maar soms zijn die
riemen echt te kort. Ik heb dat vele malen met eigen ogen kunnen constateren.
Ik ben niet de enige. Alle bewoners van dit huis kunnen hiervan getuigen. Mijn vraag: Hoe denkt u de situatie te verbeteren?
Mevrouw Terpstra heeft hier in het huis rondgefietst en had er lol in, maar
er moet meer gebeuren. Meer solide en geschoold personeel, dat is mijn
verzoek. Elke dag een ander aan je bed is erg frustrerend. Soms ben ik
geneigd om uit mijn bed te stappen en de zaak in handen te nemen, maar ik heb
geen benen meer. Ik zou de verpleeghuizen meer geld geven, zodat ze solide en
geschoold personeel kunnen aannemen, meer dan wat ze op het ogenblik hebben.
Er is nu altijd sprake van een krapte. Ik vraag niet om overmatig veel
personeel, ik vraag om ‘genoeg’ personeel. Jarenlang heb ik CDA gestemd,
maar nu zit ik ook bij de VVD, tot groot genoegen van mijn vader, die me
altijd al voorhield dat alles in deze wereld toch om geld draait. Hij steekt
op het ogenblik een kaarsje in de hemel aan omdat ik me tot u,
VVD-coryfeeën, wend. U bent mijn hoop in deze economisch wat mindere
tijden. Ik hoop dat u mijn verzoek in
overweging wilt nemen. Met vriendelijke groet, Mevrouw E. Kannemans
- van Wijk 20 Het antwoord en een vervolgbrief Augustus 2003 G. Zalm, Fractievoorzitter Briefnummer: GZ929.03 Geachte mevrouw Kannemans, Hiermee bevestig ik de ontvangst van uw brief van 18 mei
2003. Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de inhoud. Aangezien het onderwerp dat u in uw brief behandelt tot
het beleidsterrein van één van mijn collega’s in de
VVD-fractie behoort, heb ik uw brief onder de aandacht gebracht van de
desbetreffende woordvoerder, mevrouw A. van Miltenburg. Hopende u hiermede van dienst te zijn geweest. Met vriendelijke groet, G. Zalm Lieve mensen, We moeten de VVD nog wat
stimuleren. Dat briefje van meneer Zalm is natuurlijk prachtig, maar hebben
wij hierom gevraagd? Erica Terpstra heeft in Birkhoven enkele rondjes op de fiets gemaakt, maar heeft
ze ook gezien, dat het licht op rood stond? Erica, je weet toch wel dat
wanneer het licht op rood staat, het heel gevaarlijk is om door te rijden? In mijn eerste brief heb ik al
uiteengezet met welke vreugde mijn lieve vader constateert dat ik de gang
naar de VVD heb gemaakt, maar nu vraag ik mij in alle hevigheid af wat de VVD
voor ons verpleeghuisbewoners in petto heeft. Een briefje op het bureau van
mevrouw Van Miltenburg leggen, is in mijn ogen wel heel minimaal. Verpleeghuisbewoners zijn sterke
mensen. Velen van hen hebben een hoge leeftijd behaald. Maar ook sterke
mensen kunnen een keer aan het einde van hun Latijn zijn. Wat moeten we nog
zeggen en doen voordat er naar ons geluisterd wordt? Partijgenoten, we zullen onze
brief niet langer maken dan nodig is. Als u het nog niet weet wat wij u
vragen, kom dan maar eens met ons praten – en Erica, een rondje fietsen
om het huis mag ook. Maar doe iets, doe iets, doe iets voor ons! Met vriendelijke groet, Mevrouw E. Kannemans |