Home

Interviews

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Door Wim Rhebergen

 

Contact: rhegie1@planet.nl

 

 

   P1010837web

 

 

  Jo Wijnen

 

  ‘Spinoza, de troost van mijn oude dag’

 

 

 

 

 

 

 

Jo Wijnen

Geboren 1939 te Haelen

Journalist

1985-1990 buitenlands correspondent in Washington

1990-1993 buitenlands correspondent in Brussel

1993-1996 Hoofdredacteur Limburgs Dagblad

1999 vut

 

 

 

‘Spinoza, de troost van mijn oude dag’

“Ongeveer 20 jaar geleden kreeg ik een boek in handen en er gebeurde iets eigenaardigs: ik wist dat ik op dat ogenblik een zeer bijzonder boek gevonden had, een boek dat van grote waarde was en een buitengewone schoonheid bevatte; ik sloeg het open en las, maar ik begreep er niets van.”

Hij loopt naar zijn boekenkast en zegt: “Kijk, dit was het boek, de ‘Ethica’ van Baruch de Spinoza. Het staat nog altijd in mijn boekenkast. Het boek heeft me nooit meer losgelaten. Steeds als ik het weer lees, raak ik onder de indruk van wat er staat. Spinoza is de troost van mijn oude dag geworden.”

 

 

 

Schrijver van columns en essays

o.a.

 

‘Rondom Peel en Maasvallei’

ISBN 10 - 9021011310

ISBN 13 – 9789021011301

Zomer & Keuning

 

‘Het zwervend oordeel’

ISBN 9789055734207

Damon Uitgeverij – 2003

Essays

 

‘Kort van stuk’

ISBN 10 - 9089540377

ISBN 13 – 9789089540379

Elikser BV Uitgeverij, 2008

Columns

 

42e20f05853f2

 

Jo Wijnen leerde ik kennen bij een voordracht van hem voor een klein gezelschap van geïnteresseerden over Baruch de Spinoza, de grote 17e eeuwse Nederlandse filosoof.

Hij was een enthousiast, bevlogen verteller, die de kunst beheerste om in kort bestek een geheel overzicht te geven over het leven van de filosoof en zijn opvattingen.

Juist de persoonlijke betrokkenheid, die hij liet blijken, intrigeerde mij.

Hoe kon zo’n in mijn ogen toch complexe filosoof een mens van nu nog inspireren? Ik vroeg hem of ik hem mocht interviewen en hij stemde ogenblikkelijk toe. Als hij mij daarmee een plezier kon doen, was ik van harte welkom. En zo toog ik naar zijn huis in Roermond.

 

“Wat Spinoza bij mij heeft aangericht, heeft niemand nog ooit bij mij voor elkaar gekregen. Ik ben grootgebracht met de God van de rooms-katholieke kerk. Hoe kan het ook anders: geboren in 1939, een jaar voor de oorlog, in het Limburgse Haelen, een door en door katholiek land, waar de kerk het nog helemaal voor het zeggen had. Mijn vader had een café annex een grote zaal, waar het hele dorp kwam: de burgemeester en de wethouders, de paters van Sint Elizabeth, de twee doktoren die het dorp rijk was en de gewone man.

In die zaal werden feesten en bruiloften gehouden, vergaderingen en andere bijeenkomsten. Ook het ijken van gewichten gebeurde er bijvoorbeeld.

Als kind liep ik daartussen. Zo heb ik het leven leren kennen.

En daarbij een God die ergens ver weg was, buiten de bestaande wereld, niet lichamelijk, maar geestelijk, een onvoorstelbaar wezen, die hemel en aarde had geschapen en die zich nog steeds bezig hield met het besturen van zijn schepping. Ik leerde dat Hij zich met ieders leven bemoeide.

Een raadselachtige God.

Door Zijn toedoen was in deze wereld goed en kwaad gekomen, leven en dood; Hij beloonde en Hij strafte.

Ik heb van jongs af aan veel vragen gehad over die God. Ik ben al snel een afvallige geworden. Op mijn 20ste jaar stapte ik uit de kerk. In het begin dacht ik: Ik geloof nog wel, maar wel op mijn eigen manier. Later dacht ik: God heeft de mens niet geschapen, de mensen hebben Hem geschapen, naar hun beeld en gelijkenis. En dan ben je 35 jaar en loop je tegen Spinoza op, een denker over God en de wereld, een man met verbijsterende inzichten, een filosoof die met zijn werk tijdens zijn leven maar ook nadien, heftige reacties opriep.

Deze Spinoza betekende een ommekeer in mijn denken.”

 

 

Kennismaking met Jo Wijnen

“Op 1 januari 1999 ging ik met de vut en nam ik afscheid van zijn werkzame leven, althans zo voegt hij er ogenblikkelijk aan toe: “Niet helemaal. Ik schrijf nog steeds zijn columns voor de Gelderlander en heb nog altijd een volle agenda.”

In 1970 was Jo Wijnen redacteur bij het Dagblad van Noord-Limburg, “een aardige krant met zo’n 50.000 abonnees.” 

De krant geraakte door de woelingen in het vaderlandse krantenwezen in het vaarwater van Audet en kwam uiteindelijk bij de VNU-groep terecht.

Hij solliciteerde naar de functie van correspondent in Washington. Hij werkte in deze stad van 1985-1990. Daarna volgde 3 jaar Brussel.

In Limburg waren ze hem echter niet vergeten. Toen de Limburger en het Dagblad van Noord-Limburg, beiden VNU, van hogerhand gedwongen werden te fuseren, vroegen de redacteuren hem hun hoofdredacteur te worden.

“Laat ik het maar eens proberen”, dacht hij en keerde terug naar Nederland, samen met zijn vrouw Roos, die hem op de buitenlandse avonturen steeds had vergezeld.

Hij werd hoofdredacteur van de krant tot het fusieproces voltooid was, tot 1 januari 1996.

Daarna bleef hij zijn columns schrijven, die op de voorpagina van de krant werden geplaatst.

Kleine gedachtespinsels en filosofietjes over van alles en nog wat. Zijn columns waren geliefd bij de lezer. Later werden ze gebundeld in boeken, o.a. ‘Kort van stuk’.

In 2003 publiceerde hij een bundel essays: ‘Het Zwervend Oordeel’.

 

 

 

De Joodse afkomst van Spinoza                     

In de Middeleeuwse Scholastiek kwam de vraag al op hoe een geestelijk God een materiële wereld kan scheppen. Men kon die vraag niet goed beantwoorden. De Joodse denkers, Maimonides bijvoorbeeld,  durfden in hun speculaties verder te gaan dan de Christelijke theologen, die sterk gebonden waren aan de doctrines van de kerk.

Een populaire theorie, die een oplossing voor dit vraagstuk leek te bieden, was die van de tien hemelen, of te wel de tien overgangssferen tussen het Goddelijke en het aardse, domeinen die bevolkt werden door geestelijke wezens zoals engelen en demonen.

Spinoza, die als kind de Joodse school en synagoge bezocht, kende de geschriften van de Joodse en Arabische filosofen en bestudeerde ze intensief. Spinoza was een intelligente jongen en mengde zich al snel in de discussie.

In de Ethica, dat als het belangrijkste werk van Baruch Spinoza wordt beschouwd, zet hij het discours over de relatie tussen God en zijn schepping voort met nieuwe en zeker voor zijn tijdgenoten schokkende inzichten.

Met een wiskundige precisie probeert hij het bestaan van God en de wereld te analyseren en formuleert vanuit omschreven premissen zijn stellingen, volstrekt rationeel en onontkoombaar, als de onomstotelijke conclusies van een wiskundig probleem.

In feite rekent hij in zijn werk definitief af met het heersende Joodse, Christelijke en ook Islamitische gods- en wereldbeeld.

De Ethica is als zodanig een revolutionair boek, zeker in de tijd waarin het werd geschreven, maar eigenlijk tot op de dag van vandaag. 

Zijn filosofie blijft stimulerend en verrassend actueel.

 

Alles is één

De 14e stelling in de Ethica luidt: “Alles is één. God: oneindig, onveranderlijk, dynamisch, niet door een kracht buiten hem gestuurd, beïnvloedt of in werking gezet, kan alleen uit zichzelf begrepen worden. God is alles wat is. Naast God kan geen zelfstandig wezen bestaan noch gedacht worden.”

“How many things are there in the World? Spinoza’s answer is: one,”  zegt Michael della Rocca in zijn boek over Spinoza. (Spinoza - The Routledge Philosophersby Michael Della Rocca).

Deze opvatting wordt monisme genoemd. God is de Natuur (met hoofdletter), het universum - of de wereld. God is alles wat is.

Spinoza beargumenteert deze stelling met het begrip substantie.

Substantie is dat wat zonder de hulp van buiten kan bestaan. En dit eenmaal gezegd zijnde, dan komt hij tot de conclusie dat er slechts een substantie kan bestaan en dat is God of de Natuur. Er is geen speld tussen te krijgen.

De stelling heeft belangrijke implicaties:

God is niet buiten de wereld, maar is een innerlijke drijvende kracht die het hele universum doordringt. God is overal.

God is onpersoonlijk.

God is noodzakelijkerwijs. Alles wat er gebeurt, ligt besloten in de werking van de natuurwetten.

Na de 14e stelling volgt zijn 15e stelling: “Alles, zeg ik, is in God, en alles, wat gebeurt, gebeurt alleen volgens de wetten der oneindige goddelijke natuur, en volgt uit de noodzakelijkheid zijner wezenheid”.

 

Jo Wijnen: “In de Rooms Katholieke Kerk gelooft men in de vrije wil van de mens. Dat is onzin. Wat er gebeurt, is door de onveranderlijke natuurwetten bepaald. Niets kan haar werking verstoren. Ook de mens is daaraan onderworpen. Wij moeten gelijk alle leven eten, drinken, slapen en we gaan allemaal dood. Wonderen bestaan niet.”

 

 

P1010479

 

P1010483

Beeld van Spinoza,

gemaakt door Nicolas Dings

 

 

Spinoza heeft ons bevrijd van de persoonlijke God.

“Spinoza heeft ons bevrijd van de persoonlijk God, bevrijd van de God die beloont en straft en naar willekeur handelt.”

Even later: “Er is geen bevredigend antwoord op de vraag is waarom God het lijden in deze wereld toelaat. Auschwitz,  Vietnam, vandaag Afghanistan. Natuurrampen: Heb je de beelden van de aardbeving in Sumatra gezien?

En wat te denken over ziekte en pijn? Waarom heeft de ene mens geluk en lijkt alles van een leien dakje te gaan en moet een ander tegenslag na tegenslag verwerken?

Spinoza heeft op indrukwekkende wijze aangetoond dat we ons niet hoeven te vermoeien met de vraag hoe God zich als persoon tot ons wel en wee verhoudt. God, de Natuur, gaat zijn eigen gang. God is zichzelf getrouw en handelt niet anders als de wetten van zijn natuur.

Wie wijs is, begrijpt de natuurlijke ordening of probeert althans deze te begrijpen. Het heeft geen zin ons daartegen te verzetten en te proberen het lot te keren. Het is verspilling van energie. Het proberen te begrijpen van de noodzakelijkheid van wat er gebeurt, geeft op zichzelf al een grote voldoening. Door iets van de aard van de dingen te begrijpen, begrijpen we iets van de aard van God, hetgeen ons gelukkig maakt. Spinoza is de filosoof van het geluk.

 

Veel mensen geloven in een persoonlijk God, een God die ieder van ons kent en liefheeft, troost en vergeeft, een God die luistert naar onze noden en de ongehoorzaamheid straft.

Moeten we die God vervangen door een God, die blind is, onaantastbaar en ondoorgrondelijk, geen richting heeft en geen boodschap heeft aan de mens?

In de moderne natuurkunde is eeuwigheid aangetoond: alomtegenwoordigheid en tijdloosheid, maar is dit niet een bizarre, koude wereld, die wij mensen niet kunnen vatten? Willen wij niet een God die zich om ons bekommert en omgekeerd, een God die wij kunnen begrijpen en liefhebben?

 

“Wat hebben we aan een God die onze misstappen in dit leven eeuwig blijft nadragen? Wat betekent het dat gered worden van de verdoemenis en in de hemelse zaligheid verkrijgen? Zullen we eeuwig Limburgse rijstevlaai eten? Van het eeuwig voortbestaan kunnen we ons geen voorstelling maken en alles wat we erbij denken, is bij nader inzien geen troost.

Wat leert Spinoza ons? Hij leert ons dat alles gedetermineerd is, door natuurwetten bepaald en in diepste wezen onveranderlijk. De mens heeft geen vrije wil – zoals de Katholieke leer ons voorhoudt. Hoe wonderlijk dit op het eerste gezicht moge lijken, vormt deze determinatie de basis van ons geluk.”

 

 

Baruch de Spinoza in kort bestek

Baruch de Spinoza werd op 24 november 1632 op Vloonburg in Amsterdam geboren – in de Joodse buurt, ongeveer op de plaats waar nu het stadhuis is gebouwd.

Sinds 2008 staat dar aan de Zwanenburgwal het Spinozamonument, gemaakt door Nicolas Dings, een herkenbaar beeld, met de kop die eveneens op de oude bankbiljetten van duizend gulden stond afgebeeld.

Op mijn mantel staan mussen, halsbandparkieten en rozen.

Dings: “De vrijgelaten, allochtone parkieten zijn, dankzij een verbazingwekkende assimilatie, steeds vaker te zien in de Amsterdamse bomen, terwijl de autochtone mus het moeilijk heeft.” Amsterdam is een migrantenstad.

Baruch de Spinoza was de zoon van Portugees-Joodse migranten, die in deze stad hun toevlucht hadden gezocht, maronen, varkens. Naast het beeld van Spinoza is een granieten wiskundige vorm gezet, de icosaëder – een bol met twintig gelijke driehoeken.  De icosaëder symbool staat volgens de kunstenaar voor Spinoza’s denken: het universum als model, geslepen door de menselijke geest.

 

P1010482

 

 

Kunnen wij God kennen?

Nogmaals: Kunnen wij God kennen? Nee, God is onvoorstelbaar.

Maar hoe weten we dan van God?

Spinoza: God heeft een oneindig aantal eigenschappen (attributen), waarvan de mens er twee heeft, uitgebreidheid en denken, lichaam en geest. Het zijn op zichzelf twee onderscheiden domeinen met eigen dynamiek, die niets met elkaar van doen hebben. De relatie tussen beide attributen is de mens zelf, die beide domeinen in zichzelf verbindt.

Deze eigenschappen – zo zouden we ook kunnen zeggen - zijn manieren waarop wij God kunnen denken. Spinoza laat - en dat is belangrijk - daarmee het dualisme achter zich dat Descartes in het leven had geroepen door onderscheid te maken tussen geest en materie. Voor Spinoza was dat onderscheid onacceptabel. Volgens Spinoza zijn geest en lichaam twee kanten van dezelfde medaille. Geest en lichaam zijn één. De moderne psychologie bevestigt zijn inzicht.

 

De Middeleeuwen en Spinoza

Hoe kan een onstoffelijk wezen, God, een stoffelijke wereld creëren? De vraag die de Middeleeuwers hadden opgeworpen, bleef de geesten bezig houden.  Spinoza zegt: Door modificatie. De eigenschappen van God  worden door een proces van modificatie geconcretiseerd. Modificatie is: wijziging, aanpassing, verandering, zowel in kwantitatieve en kwalitatieve zin.

Alles wat is, is en kan dankzij de modificaties ontleed worden in talloze kleine eenheden, lichamen, deeltjes, die in rust of in beweging zijn.

Alles wat we om eens heen waarnemen zijn modi van God.

Ons ontgaat wellicht het spectaculaire van deze zienswijze, maar in zijn tijd worstelde de natuurkunde met het begrip vacuüm.

Bij Spinoza is er geen vacuüm, maar is alles dat er is, natuur, opgebouwd uit delen die steeds opnieuw kunnen worden opgedeeld en die met elkaar in evenwicht zijn (rust) of kunnen botsen (bewegen). Zijn zienswijze werkt nog immer door in de moderne natuurkunde.

 

Terzijde

Jo Wijnen: “Ik ben geen Spinozist, geen Spinoza-gelovige, die aan alles wat hij zegt een absolute waarheid toekent. Ik ben wat dat betreft slechts een beginneling. Het is als met het musiceren: je moet oefenen, oefenen en nog eens oefenen om de muziek te laten klinken zoals die bedoeld is.

Bij Spinoza is dat hetzelfde: je moet luisteren, open staan, proberen te begrijpen. Spinoza doet uitspraken, die ons nog steeds tot nadenken stemmen. Jonathan Israëls heeft gezegd  dat onze moderniteit op zijn schouders ligt. De diepte van zijn inzichten dringt pas na verloop van tijd tot ons door. Spinoza is een constante in mijn leven geworden. Regelmatig lees ik van hem en steeds verrast hij me weer. Maar dit terzijde.”

 

Spinoza ontwikkelde zijn ideeën in de turbulente Nederlanden van de 17e eeuw - met zijn politieke en religieuze twisten en de bedreigingen van pest en ander onheil. Rembrandt verloor in 1663 zijn geliefde Hendrickje Stoffels aan de ziekte, en vijf jaar later eiste een pestepidemie het leven van zijn zoon Titus van Rijn.

De tachtigjarige oorlog was in 1648 met de Vrede van Munster beëindigd en de jonge republiek ontwikkelde zich tussen de grootmachten zoals Engeland en Frankrijk en veroverde met zijn zeehelden de wereldzeeën. Amsterdam werd een rijke stad.

Het was een tijd van grote revolutionaire, wetenschappelijke ontdekkingen en het ontstaan van nieuwe inzichten.

René Descartes zocht zijn toevlucht in Nederland en legde met zijn geschriften de basis voor het rationalisme.

Spinoza heeft hem grondig bestudeerd, maar ging op essentiële punten zijn eigen weg. Het gedachtegoed van Spinoza werd door zijn tijdgenoten als gevaarlijk beschouwd. Hij werd uit de synagoge verbannen – 24 jaar was hij toen – en later ook uit Amsterdam – 28 jaar.

Gelukkig had hij enkele beschermers in de kring van Johan de Wit en vond uiteindelijk onderdak in het collegiantendorp Rijnsdorp, dat Theun de Vries als volgt beschrijft: “Rijnsdorp lag rustig en wat terzijde tussen de uitlopers van de duinen en tegenwoordig verdwenen bospartijen, korenvelden en misschien al een begin van bollenkwekerijen, onder de bestendige adem van de Noordzee.”

Een actueel vraagstuk in de jonge republiek van de Verenigde Provinciën, die nooit meer dan 2,5 miljoen inwoners bevatte, betrof de staatsvorm en de vrijheden van de burger. Hugo de Groot bijvoorbeeld meende dat de staat het hoogste gezag had – en dus boven de kerk stond – en ijverde voor een tolerante samenleving, evenals Johan van Oldenbarneveldt.

Johan van Oldenbarneveldt werd vanwege dit standpunt in 1618 tot de dood veroordeeld, Hugo de Groot werd naar Loevesteijn gebracht.

In dit hectische klimaat schrijft Spinoza dat het doel van de staat de vrijheid is die de burgers in staat stelt hun verstand en vrijheid te gebruiken en hen af te houden van onderlinge strijd.

In het Theologisch-Politiek Traktaat pleitte hij voor volledige vrijheid van meningsvorming en godsdienstvrijheid.

Het verschijnen van het Theologisch-Politiek Traktaat is een radicaal pleidooi voor het vrije denken en de democratische staatsvorm.

Het veroorzaakte in zijn tijd veel ophef en woede en werd als een gevaarlijk en opruiend werk beschouwd. Het bezit van het boek werd strafbaar gesteld.

Hij was een – zoals een van zijn tijdgenoten het uitdrukte – een verdorven denker.

In 1672, het rampjaar, werden zijn beschermers Johan en Cornelis de Wit door een woedende menigte in Den Haag gelyncht.

De naam Spinoza laat zich vertalen met ‘doorn’. Spinoza bezat een zegel, waarop een roos met doornen staat afgebeeld, daaronder CAUTE, voorzichtig.

Spinoza was een moedig man, die zijn ideeën en boeken en geschriften neerschreef, maar anderzijds niet roekeloos was. Tijdens zijn leven werd slecht één van zijn boeken gepubliceerd. Hij was lenzenslijper om in zijn levensonderhoud te voorzien.

Hij had een erfelijke longziekte, dat door de glasstof waarschijnlijk is verergerd, zodat hij 44 jaar oud, in 1677 in Den Haag stierf.

 

Scannen0001www

 

God: altijd en overal

God is in alles en overal. Hij is in de zon en in de maan, in alle sterren van het firmament, Hij is in de lucht, in het water en in de aarde, Hij is in de bergen en in de dalen, Hij is in ieder mens, in elk dier en in elke plant, kortom in alle dingen om ons heen. Door middel van modificaties is hij in onze werkelijkheid. Alles is bezield. God is immanent, hetgeen betekent dat Hij overal en altijd aanwezig is. God is in ons en God is in de wereld om ons heen.

 

Conatus

Alles wat is, streeft ernaar om in zijn eigen bestaan te volharden, zo stelt Spinoza vast. Hij noemt dit beginsel: conatus.

De conatus is de verklaring voor het voortbestaan van de dingen. We kunnen het overal waarnemen en ook ons leven wordt erdoor beheerst.

Wij willen blijven leven en zijn zoals we zijn.

Hoe meer conatus er is, vervolgt Spinoza, des te meer men van zelfstandigheid  en individualiteit kan spreken.

Wie is de mens?

De mens kenmerkt zich zoals gezegd - door twee eigenschappen: denken en uitgebreidheid, geest en lichaam en bezit derhalve een zekere conatus,  wat zijn levensdrang verklaart en waardoor hij zich onafhankelijk van zijn omgeving kan gedragen.

Het denken begint bij de levensbehoeften van de mens en voltrekt zich door ‘voorstellingen’, ‘ideeën’. Alles wat de mens denkt, zich voorstelt, doet hij door zijn lichaam en hoewel beide onderscheiden eigenschappen zijn, zijn zij daarmee toch een en hetzelfde en staan in het teken van leven en overleven.

De mens onderscheidt zich van het dier doordat de mens beseft dat hij zich voorstellingen maakt en kan reflecteren op zichzelf. De mens is zelfbewust.

Er zijn goede (adequate) en foute ideeën. Goede ideeën kenmerken zich doordat zij corresponderen met de wetten van de natuur en daarvan een adequaat beeld zijn.

De wijze mens beseft dat hij zich niet tegen de wetten van de natuur kan verzetten, maar zal gebruik maken van zijn kennis van de natuur om in het leven te volharden en zijn verlangen te realiseren.

Spinoza leefde in de tijd van een enorme opbloei van de natuurwetenschappen. Het verkrijgen van kennis van de natuur was een belangrijke drijfveer voor de intelligentsia van zijn tijd. Het streven naar kennis maakt de mens sterk en levenskrachtig en is basis van zijn geluk.

 

De man in Sumatra

We zagen op de tv een man in Sumatra, slachtoffer van de aardbeving. Hij had zijn vrouw en kinderen verloren, zijn huis was in elkaar gestort – en wat deed hij? Hij had bouwde dezelfde dag nog een nieuw dak boven zijn hoofd. Hij wist dat dat nodig was om te kunnen overleven en al het andere moest daarvoor wijken. Natuurrampen kunnen we niet te voorkomen, evenals ziekte en dood. Als de mens dit begrijpt en aanvaardt, geeft dat innerlijke rust en geluk en kan hij verder gaan met leven. De mens kan zich actief opstellen en zich kennis van de natuur verwerven om de situatie waarin hij verkeert, te verbeteren en de pijn te verzachten. Het zoeken naar die kennis geeft de mens als denkend wezen geeft hem een zekere zelfstandigheid, waardoor hij zijn lot in zijn hand kan nemen. Hij is geen slachtoffer, maar iemand die leeft en de goede, dat wil zeggen: noodzakelijke keuzes maakt.

 

Goed en kwaad

De natuur, de wereld, bestaat uit goed en kwaad, dat wil zeggen goed en kwaad in relatie tot de mens. Spinoza definieerde het goede als dat wat nuttig voor de mens is en het kwade dat wat de mens belemmert het goede te bereiken en in het leven te volharden.

De mens kan leven volgens zijn eigen natuur – het goede – en zal gelukkig zijn. De mens kan ook tegen zijn natuur in handelen en zal het gevolg daarvan ondervinden en tot wanhoop gedreven worden en wellicht ondergaan.

Niet dat God hem daarvoor zal straffen, want God houdt zich daar niet mee bezig, maar omdat de mens ingaat tegen de eeuwige wetten van de Natuur, zal het noodlot hem treffen.

 

De dood

Een mens kan zich niet onttrekken aan de (natuur)wet van leven en dood.

Als het lichaam sterft, sterft de geest. God is echter eeuwig en zijn geest die ook ons leven heeft doordrenkt, zal blijven bestaan.

Jo Wijnen: “Ja, Jo Wijnen en Wim Rhebergen zullen eens van het toneel verdwijnen. Er is geen persoonlijk voortbestaan. Maar Wat is, God, de Natuur, de Onveranderlijke die in ieder wezen huist en ook in Jo Wijnen en Wim Rhebergen, zal blijven zoals het altijd was. Na onze dood zal het zijn zoals het was voordat wij geboren waren.”

 

Geluk

Geluk is de uitkomst als we handelen volgens onze diepste natuur.

Maar hoevelen onder ons hebben het zicht op onze eigen natuur niet verloren en worden heen en weer geslingerd door de emoties van het moment?

Wij hebben het verlangen om ons zelf te zijn (conatus), er is pijn als we dat niet kunnen zijn en er is geluk, blijdschap als we wel onszelf kunnen zijn.

Geluk is vrijheid: zeggen en doen zoals je diepste natuur dat aangeeft.

Leven volgens de wetten van de natuur is volgens Spinoza de ware godsdienst.

En dit verklaart ook waarom Spinoza de bangmakerij van de dominees en priesters scherp veroordeelt die met hel en verdoemenis dreigen en dat volgens hem slechts gericht is onderwerping en gehoorzaamheid aan de machthebbers. De vrije mens verlangt zichzelf te verwerkelijken en is gelukkig.

 

Jo Wijnen: “En dit is mijn troost voor de oude dag. Het geluk is te vinden in het besef van de noodzakelijkheid der dingen. Door dit besef voel ik mij vrij.

Ik hoef me niet boven mezelf uit te heffen, maar mag zijn zoals ik ben.

Ik probeer het met behulp van Spinoza te begrijpen. Spinoza eindigt zijn Ethica met een fantastische zin:

 

De wijze, voorzoover hij als zoodanig beschouwd wordt, wordt naauwlijks in zijne ziel bewogen; maar van zich en God en de dingen door eene zekere eeuwige noodzakelijkheid bewust, houdt nimmer op te zijn, maar bezit steeds de ware tevredenheid van geest. Indien nu de weg, welke ik heb aangetoond dat hiertoe leidt, zeer moeijelijk schijnt; hij kan toch gevonden worden.”

 

p001

p488

p489

 

Ethica – Baruch de Spinoza

 

 

 

 

 

CheckStat