Rhegie

Dom Amandus Prick

Boekpresentatie

Ina de Lizer

Foto’s van het klooster Ulingsheide

 

Dom Amandus Prick omslag 

Omslagfoto Ina de Lizer

 

Recensies                                                                 

 

 

 

Mestreech Online

29 oktober 2012

 

In dit boek blikt Dom Amandus, 95 jaar geleden geboren in Sint-Pieter, met veel wijsheid terug op zijn lange leven.

Hij vertelt waarom hij lang geleden voor het klooster koos, en waarom hij dat opnieuw zou doen.

 

 

 

 

Adri Gorissen

De Limburger,

3 november 2012

 

 

Dom Amandus: „Mijn vader was hoofd van de school in Sint-Pieter. Daardoor woonden we bij de kerk en naast de pastoor. Die kwam ook vaak bij ons over de vloer en bovendien was ik misdienaar. Zo zat ik midden in de geloofswereld”, verklaart hij.

Terugkijkend op zijn leven vindt hij zijn uitverkiezing tot abt van het klooster opmerkelijker. „Maar ja, waarschijnlijk hadden ze niemand anders”, relativeert hij. Prick is abt in een woelige tijd, waarin de samenleving en de kerk op de kop worden gezet. Zijn grootste verdiensten zijn volgens hemzelf dat hij de kloosterlingen op een behoorlijke manier door de vernieuwingsgolf heeft geholpen (‘Zelf was ik geen vernieuwer’.), dat hij ervoor heeft gezorgd dat de diverse trappistenkloosters beter zijn gaan samenwerken en dat hij toen het aantal paters terugliep een nieuwe kleine kloostervorm heeft bedacht. Verdriet heeft hij overigens niet  over de teloorgang van de trappisten. „Nee”, zegt hij, „je moet geen verdriet hebben om wat onontkoombaar is. Je moet voor de toekomst leven, niet voor het verleden.”

Wim Rhebergen: „Ik bewonder vooral zijn levensmoed. Je kunt makkelijk somber worden van al die veranderingen, maar de kunst is om al die vernieuwingen als winst te zien. Dat is hem gelukt.”

 

 

 

 

Jos Wolbertus

Tegelse Courant,

7 november 2012

 

Dom Amandus: “Ik ben geen vooruitholler, maar ook niet iemand die stil blijf staan.”

Wim Rhebergen: “De gesprekken tussen de oud-abt en mij zijn altijd open geweest, een voorwaarde om dit boek te schrijven.

De rode draad is dan ook de veranderingen in het leven van de Dom en zijn kijk hierop. Het archief heeft me geholpen de geschiedenis van het klooster zo precies mogelijk te beschrijven.”

 

 

 

 

Heinz-Willi Schmitz

Grenzland

8 november 2012

 

 

“Der sprechende Trappist”, ein Buch über Abt Amandus Prick wird am Freitag im Trappistenkloster voorgestellt

Die GN berichteten vor einem halben Jahr über die Vollendung des 95. Lebensjahres von Amandus Prick.

 

 

 

Parochie Sint-Pieter

 

Dom Amandus Prick, rustend abt van het trappistenklooster Ulingsheide in Tegelen, is in Sint-Pieter geboren in het huis dat naast het voormalige gemeentehuis/huidige scoutingverblijf stond. Zijn vader was hoofd van de school. …

In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op zijn jeugd in Sint-Pieter en een recent bezoek aan zijn geboorteplaats in 2010.

 

 

 

 

Heinz-Willi Schmitz

Rheinische Post,

22 november 2012

 

 

Darüber könnte man ja ein Buch schreiben." Das geflügelte Wort kam dem Psychologen Wim Rhebergen vor zweieinhalb Jahren in den Sinn, als er Abt Amandus Prick (95) näher kennenlernte.

Der Autor des Buches "Dom Amandus Prick, een sprekende trappist" (ein sprechender Trappist) besuchte den betagten Ordensmann einmal wöchentlich. Er wollte direkt etwas über das Ordensleben im Kloster erfahren.

Rhebergen hatte Glück. Der Abt des Ordens, der ein Schweigegelübde verlangt, sagte zu. Die beiden Männer erzählten viel miteinander, übersetzten, diskutierten und philosophierten. Er lernte verschiedene Charaktere kennen, "die Persönlichkeiten, die so sonderlich sind, dass sie Neigung zum Trappistenkloster bekommen", wie Amandus Prick formuliert.

 

 

 

 

Rooms Katholiek Nieuwsblad

23 november 2012

 

Een tijdsdocument, vooral zo dient het boek Dom Amandus Prick, een sprekende trappist, te worden gelezen……..

En daar zit ook het interessante van het boek: hoe is het mogelijk dat zo'n ooit bloeiende abdij binnen anderhalve eeuw als een nachtkaars uitgaat? Het boek geeft daar geen concrete antwoorden op. De vraag geldt voor de hele Nederlandse kerkprovincie in al haar geledingen. Wie had ten tijde van het Tweede Vaticaans Concilie gedacht dat het kerkbezoek binnen een halve eeuw zou terugvallen tot amper zes procent? En dat van die zes procent amper tien procent van na het Concilie is?

........ Zo was er veel gedaan om de te individualistische geloofsbeleving meer gemeenschappelijk te maken. Dat blijkt ook in de abdijgemeenschap een probleem te zijn. Het was weliswaar een gemeenschap in wat zij deed, maar niet in wat men was, aldus de abt. De monniken hadden eigenlijk nauwelijks weet van elkaar. Alleen de abt had een redelijk overzicht omdat hij, als enige, mocht spreken.
………….. Dat doet hij dan ook in dit boek, tegenover auteur Wim Rhebergen die zelf niet katholiek is. Dat maakt dat de kloof tussen het heden en het Roomse verleden niet onoverbrugbaar groot wordt. Overigens moet worden aangetekend dat Prick heel wat 'modern' geachte opvattingen koestert en niet zoveel op heeft met 'Rome'.
……………. Wat het boek heel bijzonder maakt, zijn de korte levensbeschrijvingen van de monniken, van wie de meesten door de abt zijn overleefd. Stuk voor stuk mensen die zich geroepen voelden tot een leven van buitengewone strengheid en daar met vallen en opstaan probeerden vorm aan te geven.
……………. Het illustreert deels de neergang die het Nederlandse kloosterleven sinds de tweede helft van de vorige eeuw tekent, maar zonder die te verklaren. Als dat al mogelijk zou zijn.

 

 

 

Tijdschrift Speling

spiritualiteit

 

…. Deze maand is verschenen de biografie van zo’n zwijgende monnik, de nu 95-jarige ex-abt van klooster Ulingsheide in het Limburgse Tegelen: Dom Amandus Prick.

Hierin spreekt deze sprekende trappist met veel wijsheid terug op zijn lange leven.

Hij vertelt waarom hij lang geleden voor het klooster koos, en waarom hij dat opnieuw zou doen, waarom het dat het naar zijn mening belangrijk is dat kloosters en monniken blijven bestaan.

Maar hij heeft tevens oog voor de mindere kanten van het kloosterleven, de hardheid, het zich soms te veel afzonderen van de wereld, de verkrampte omgang met relaties en seksualiteit, - ook al die zaken komen aan de orde.

Evenals bijvoorbeeld de ‘gewone dingen’ die hij gemist heeft; in een ontroerende passage bekent hij dat hij nu pas, nu hij in een klooster-bejaardenoord woont, ziet hoe vrouwen (de verzorgsters in het huis)  veranderen als zij zwanger zijn.

Openhartig, relativerend en niet gespeend van ironie, maakt hij de lezer deelgenoot van zijn diepste overtuigingen.

 

 

 

 

Gemeente Archief Venlo

 

Ora et labora

Rond het kloosterleven hang een mystieke sfeer waarin termen als soberheid en ascese overheersend zijn. Heeft u altijd al eens willen weten wat er zich daadwerkelijk afspeelt achter de muren van een klooster, en meer specifiek Ulingsheide? Dan is het boek ‘Een sprekende trappist’ van auteur Wim Rhebergen een aanrader voor u.

 

 

 

 

Limburgs Museum Venlo

 

 

Een boeiende biografie.

 

 

 

 

Esther v. d. Vate o.carm.

 

KNR Bulletin 4/2012 – 27

 

 

 

 

 

 

 

 

………….

De liefde voor de eigen historie is in het kloosterleven niet zo groot en ons klooster was daarop geen uitzondering’, tekent Wim Rhebergen op na één van zijn interviews met Dom Amandus. Hoe anders is dit boek. Het draagt de rijpe vruchten van Dom Amandus’ jarenlange zorgvuldige aandacht voor het kloosterarchief en zijn gepassioneerde inzet voor zijn ‘museum’ Ars Amandi. Geregeld verwijst de auteur, van huis uit psycholoog, maar deze (niet officieel als erkende) collectie van devotionele objecten in de crypte en de krochten van de voormalige Abdijkerk. Tal van verhalen, gedichten en doorkijkjes in het alledaagse leven zijn in deze kroniek bijeengebracht, geen langdradige beschouwingen maar een boeiend verhaal dat de geschiedenis op menselijke maar presenteert. ‘Kleine verhalen kunnen groot en grote verhalen kunnen heel erg klein zijn’, licht de schrijver deze opzet toe. Hij deelt in de wens van Dom Amandus dat de geschiedschrijving geen monument van vroomheid zou worden, een ideaal waarbij de diversiteit uit het oog verloren wordt.

Zonder dat het vroom wordt, staat de kroniek in het perspectief van ‘Ars Amandi,  de kunst van het bovenaards beminnen – en legt de schrijver een ruimte open om met spannende vragen bezig te zijn. Hoe geven de kloosterlingen vorm aan deze geloofskunst? Zij hebben de radicale keuze gemaakt om aan hun verlangen gevolg te geven. Intrigerend, maar hoe tekent zich in het dagelijkse bestaan de dubbelzinnigheid van het leven af? “Wat als Jezus in dit klooster zou inreden…” vraagt een van de broeders zich af. Enerzijds beleven de monniken het alsmaar reiken naar omhoog en hun verlangen naar het hemelse leven, anderzijds ontkomt niemand van hen aan het onvermijdelijke vastzitten aan zichzelf. Ik heb hierover geen harde conclusies gelezen, hooguit de conclusie; Aldoende leert men de moeilijke kunst van de kloosterlijke volmaaktheid’ en her en der voorzichtige aanwijzingen hoe het verlangen geleefd kan worden, zoals ‘Door de oprechtheid wordt het kleinmenselijke overstegen.’ Spannend wordt het waar de schrijver verhaalt hoe hij tijdens zijn interviews een pas op de plaats moet maken als hij noteert dat in een kloostergemeenschap de stap naar een gesloten cultuur klein is.  De abt geeft hem te verstaan dat de ‘corpus’ van een trappistenklooster zijn blik naar boven richt. ‘Ja, ik was God vergeten’, bekent de schrijver daarna.

Een leven zonder dit uitzicht op de hemel kan Dom Amandus zich niet voorstellen. De bidplaats van de trappist de ‘hemel op aarde’. Toch lijkt een leven met de gecanoniseerde heiligen deze abt ook geen pretje. De hemel moet anders zijn. “Ik denk dat we in de hemel alles gaan doen wat we op aarde ook doen, maar ontdaan van het kwaad. Hoe dat is, weet ik niet.” 

……………..

 

 

 

Volzin, januari 2013

 

Broedplaats voor excentrieke types

De trappistenabdij Ulingsheide sloot in 2002 haar poorten. Wim Rhebergen schreef een boeiend boek over 118 jaar monniksleven.

Hij sprak met de laatste abt, Dom Amandus Prick (van 1956 tot 2002). Spottend noemden de trappisten zich ‘een nietszeggende orde’ van stilzwijgen, ascese, hard werken en gebed. Terugkijkend heeft Dom Amandus (95) van die ascese nier zo’n hoge pet op.

Zijn favoriete bijbelboek is niet een strenge profeet maar het Hooglied.

De abdij was een broedplaats van excentrieke types. De auteur brengt hen in vlotgeschreven portretten tot leven. De wereldvreemdheid van sommige trappisten heeft iets vermakelijks. Maar meer nog werd ik getroffen door de grote menselijkheid van de monniken.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam de abdij 400 evacués op. Sommige monniken kregen een wieg in hun cel. De trappisten organiseerden met Sint-Maarten een groot kinderfeest voor hun jongste huisgenoten. (JvH)

 

 

 

 

 

Niederrhein-Zeitung

7 januari 2013

 

….  Sein leben war viele Jahre durch Schweigen geprägt

Jahrzehntelang war sein Leben durch Schweigen geprägt. Jetzt, im hohen Alter, rückt er in den Blickpunkt der Offentlichkeit. Zunächts wurde ein Buch über ihn veröffentlicht mit dem Titel ‘Der sprechende Trappist’ und nun ist uhm im Limburgs Museum in Venlo eine Foto-Ausstellung gewidmet met dem Titel ‘Der letzte Abt von Tegelen’.

 

 

 

 

 

 

 

De Kovel

januari 2013

Boekrecensie

Andreas A. Inderwisch

 

Naar aanleiding van het verschijnen van een boekrecensie van Andreas A. Inderwisch en de vragen die sommige opmerkingen van de recensent bij Dom Amandus en mij opriepen, heb ik een langdurig gesprek gehad met de hoofdredacteur van De Kovel, Dirk Hanssens osb.

Hij prees mijn moed om me te wagen aan een beschrijving van de complexe cisterciënzer- en trappistengeschiedenis en complimenteerde mij vervolgens met de boeiende schrijfstijl.

Volgens hem was het boek ‘Dom Amandus Prick, een sprekende trappist’ een belangrijk boek, waarin Dom Amandus Prick, die grote verdiensten heeft gehad voor de orde, centraal staat, en waarin tevens de buitenstaander kennismaakt met de idealen van de cisterciënzers en trappisten.

Dit is de reden, zo zei hij, dat de Kovel een uitgebreide recensie heeft geplaatst.

Dom Amandus Prick mag zich volgens hem op zijn 95e jaar gelukkig prijzen met zo’n ‘novice’ als ik ben.

Echter, de Kovel pretendeert een wetenschappelijk tijdschrift te zijn dat hoge maatstaven hanteert.

Voor degene die ingevoerd is in de geschiedenis van de cisterciënzers en trappisten, bevatte de schets in het tweede hoofdstuk van mijn boek geen nieuwe gezichtspunten en door mijn verteltrant was het duidelijk dat het door een leek en een niet-katholiek geschreven is.

Wat er stond, was niet zozeer onjuist, maar een cisterciënzer en een trappist zouden het toch anders formuleren.

Hij weigerde afstand te nemen van de verschenen recensie ondanks de feitelijke onjuistheden in de recensie, waar ik hem op heb geattendeerd.

Ik acht het, mede als een morele plicht aan Dom Amandus Prick, om de onjuistheden in de recensie te weerleggen.

De hoofdredacteur stelde dat de ene recensent de andere niet is  en iedere recensent heeft zo zijn mening. De recensie is  ondertekend en dus iedereen weet dus wie de recensie heeft geschreven. Bij De Kovel wordt daarom geen commentaar op boekrecensies geplaatst.

Het gaat bij mij echter niet zozeer om de meningen van de recensent, maar om zijn beweringen die feitelijk onjuist zijn en correctie behoeven.

Het oordeel is aan de lezer.

 

 

 

 

kovel

 

 

In de recensie wordt beweerd dat er een veelheid aan fouten in het boek staan.

Er zijn volgens mij drie punten waarop ik de recensent gelijk moet geven.

In de kloosterarchieven vond ik een verhaal over de bisschop van Münster Fockenburg genaamd (blz. 126), maar dit moet inderdaad Poggenburg zijn. Ik denk dat de oorspronkelijke schrijver het een mooi verhaal vond en de moeite waard om op te tekenen, maar de naam van de bisschop niet zo precies wist; ik heb verzuimd een en ander na te checken.

De Antwerpse bisschop Névis genoemd op bladzijde 76, is Nelis, wellicht een fout te wijten aan een onduidelijk handschrift.

En is Abélard een dominicaan? Na de affaire met Heloïse trok Abélard zich terug in het klooster St. Denis en begon daar met zijn theologisch werk, dat de aanzet zou zijn voor de latere scholastiek, die zijn hoogtepunt vond bij Thomas van Aquino, een dominicaan. Abélard wordt soms een Dominicaans theoloog genoemd.

Ik heb deze aanduiding wat te argeloos overgenomen. Achteraf denk ik dat de recensent gelijk heeft en zal de aanduiding in eventuele latere edities van het boek schrappen.

 

Andreas A. Inderwisch

 

Boekrecensie

 

Wim Rhebergen, werkzaam als psycholoog in de ouderenzorg, heeft het aangedurfd een turf te schrijven over de voormalige cisterciënzerabdij van Tegelen (Venlo).

Hij focust daarbij op de figuur van de tweede en laatste abt, dom Amandus Prick (*1917) die de abdij Ulingsheide (thans annex van de abdij Lilbosch in Echt) van 1956 tot 2002 bestuurde.

Toen de abdijgebouwen in 2007 door de Emmaüsbeweging werden betrokken en dom Amandus verhuisde naar het Venlose verzorgingshuis Maria Auxiliatrix, viel het doek definitief voor het Tegelse klooster.

 

En nu de onjuistheden:

Andreas A. Inderwisch: Rhebergen vergeet bijvoorbeeld te vermelden dat het huis aanvankelijk bedoeld was als toevluchtsoord voor de communiteiten van Westmalle en Westvleteren.

In het boek lezen we:

Vancraynest vertelt (in zijn boek over de eerste 25 jaar van het klooster Ulingsheide) hoe er rond 1884 in België sprake is van de opkomst van ‘gewetenloze godsdiensthaters’…… “

Vervolgens wordt de Belgische situatie in die tijd uitgelegd.

“In dit onrustige getij komt bij de abt van het trappistenklooster Westmalle, Dom Benedictus Wuyts, de gedachte op om in Limburg een klooster te stichten…..

Hij verlangt naar een veilige plek. ..…

“Als we maar een toevluchtsoord voor akelige tijden hebben”, citeert de Kroniek van Westmalle de abt.”

… de wens van de trappisten om elders een vluchthaven te creëren….

blz. 86-87, 93.

 

 

Niet alleen de biografie van dom Amandus en de geschiedenis van zijn klooster vormen de inhoud van Rhebergens boek, maar ook de ruimere cisterciënzer- en trappistengeschiedenis. Voor een schrijver van protestantse huize en een zelfverklaarde agnost, is dit op zijn minst vreemd te noemen.

Zijn boek, dat de anekdote met de historie vermengt en dom Amandus met enige regelmaat zelf ‘op prikkelende wijze’ aan het woord laat, vertoont helaas alle kenmerken van een gebrek aan Beschränkung.

 

Andreas A. Inderwisch: Uit het verslag van Rhebergen kan bovendien ternauwernood worden afgeleid dat De Coninck geen leek of bedrijfsleider was, maar een seculiere geestelijke die spiritueel directeur was van de Zusters van Liefde in Waregem.

In het boek lezen we:

De Coninck is voor hem (dom Benedictus Wuyts van Westmalle) geen onbekende. Ze hebben elkaar leren kennen toen de laatste abt was van Westvleteren. De Coninck was toen rector in Waregem.  Dom Benedictus kent zijn geschiedenis, weet dat de priester ooit als novice bij de benardijnen was begonnen…. blz. 87.

En bij het vertrek van De Coninck uit Ulingsheide wordt gemotiveerd: “Het is ook niet goed dat een seculier priester de dienst uitmaakt in een klooster.”…. blz. 101.

 

 

Zo doemt er midden in de historie van de zeventiende-eeuwse hervorming van La Trappe ineens een verhaaltje op over een bezoek aan een café in Soligny-la Trappe.

De hachelijke – en overigens onnauwkeurige navertelde – geschiedenis van de trappisten tijdens de Franse revolutie is dan weer gelardeerd met de vermelding van de zeven erkende trappistenbieren (intussen zijn er dat acht) en de bereidingswijze van de abdijkaas van Westmalle.

 

Andreas A. Inderwisch: Voorts vergist de auteur zich aangaande meer zakelijke gegevens van deze onderneming. De financier, een zekere De Coninck, bood dom Benedictus Wuyts geen 15.000 gulden, maar 30.000 franken aan.

P. Stephanus Vancraynest schrijft in zijn boek over de eerste 25 jaar van het klooster Ulingsheide: “’t Was in die droeve omstandigheden van 1884, dat, bevreesd zijn vermogen door een vijandig bestuur te zien verdwijnen en het willende verzekeren van godsvruchtig priester van Waregem, Kortrijk in West-Vlaanderen, met name De Coninck, die vroeger novice bij de Benardijnen was geweest, den abt Dom Benedictus de som van ongeveer 15.000 gulden kwam aanbieden, ten einde in den vreemde een klooster te stichten  en alzoo deze som te waarborgen.”….. blz. 59.

 

 

 

Maar erger nog dan al die overbodige zijsprongetjes en details, is de weinig exacte beschrijving van het stichtingsverhaal van het klooster van Tegelen zelf.

Rhebergen vergeet bijvoorbeeld te vermelden dat het huis aanvankelijk bedoeld was als toevluchtsoord voor de communiteiten van Westmalle en Westvleteren.

Voorts vergist de auteur zich aangaande meer zakelijke gegevens van deze onderneming. De financier, een zekere De Coninck, bood dom Benedictus Wuyts geen 15.000 gulden, maar 30.000 franken aan.

Uit het verslag van Rhebergen kan bovendien ternauwernood worden afgeleid dat De Coninck geen leek of bedrijfsleider was, maar een seculiere geestelijke die spiritueel directeur was van de Zusters van Liefde in Waregem.

De argeloze lezer zal het dan ook ongerijmd vinden dat de abt van Westmalle De Coninck een gezaghebbende positie toevertrouwt over de jonge communiteit van Tegelen.

 

 

Andreas A. Inderwisch: Zo meent hij dat novicen afgescheiden leefden van de priestergemeenschap. Natuurlijk hadden de novicen weinig contact met de ‘cisterciënzergemeenschap’, maar die laatste bestond wel uit koormonniken en lekenbroeders.

In het boek lezen we:

Het trappistenklooster in Tegelen had tot het eind van de jaren tachtig nog steeds een aantal novicen, maar achteraf kunnen we vaststellen dat er maar weinigen zijn gebleven, om tal van redenen. De oude garde, inclusief de abt, had een groot aantal jaren het kloosterleven vormgegeven. Zij hadden met een zeker enthousiasme vele vernieuwingen doorgevoerd en waren tevreden over wat zij hadden bereikt. Zij stonden weinig open voor hen die opgegroeid waren onder het behoudende bewind van de nieuwe bisschoppen. Voor de jongeren waren de vernieuwingen van de jaren zestig en zeventig geschiedenis geworden en zij waren met andere dingen bezig.

Daarbij moeten we ons ook realiseren dat het noviciaat en de priestergemeenschap in zekere gescheiden leefeenheden vormden, waarbij het onderlinge contact beperkt was…. blz. 374

Toelichting: De zin is uit de context gehaald. De koristen bestonden in deze tijd op een enkeling na uit priesters. De onderscheiden groepen in het klooster: koristen, broeders en novicen zijn al eerder in het boek genoemd en beschreven.

 

 

Op ettelijke bladzijden laat de auteur zich kennen als iemand die geen weet heeft van monastieke ontwikkelingen en geplogenheden.

Zo meent hij dat novicen afgescheiden leefden van de priestergemeenschap. Natuurlijk hadden de novicen weinig contact met de ‘gesettelde’ cisterciënzergemeenschap, maar die laatste bestond wel uit koormonniken én lekenbroeders.

 

Ook gebruikt de auteur de term ‘strikte observantie’ om de historische reformbeweging van Cîteaux te typeren, terwijl een beetje ingewijde in de geschiedenis van de spiritualiteit toch weet dat die term thuishoort in de context van de afbakening van drie trappistencongregaties van cisterciënzers van de ‘gewone observantie’, een proces dat pas in 1892 afgerond was.

 

 

Andreas A. Inderwisch: Ook gebruikt de auteur de term ‘strikte observantie’ om de historische reformbeweging van Cîteaux te typeren, terwijl een beetje ingewijde in de geschiedenis van de spiritualiteit toch weet dat die term thuishoort in de context van de afbakening van drie trappistencongregaties van cisterciënzers van de ‘gewone observantie’, een proces dat pas in 1892 afgerond was.

In het boek lezen we:

“Op 20 juli 1892 beval een pauselijk decreet de vergadering van een volledig Generaal Kapittel dat de eerste oktober daarop te Rome gehouden moest worden. Men kwam bijeen in het Franse seminarie Santa Chiara aldaar. De bijeenkomst stond onder het voorzitterschap van kardinaal Mazella. Het klooster in Tegelen, dat toen al bestond, werd vertegenwoordigd door zijn prior Dom Bernardus Maria Dieltjens. Men stemde voor de eenwording.

De vertegenwoordigers van Casamari (Italië) wilden niet aan de stemming deelnemen. De belangrijkste reden daarvoor was de nationaliteit van Casamari. De Italianen voelden zich niet thuis in een Franse orde. Hun houding had echter geen gevolgen voor de besluitvorming. Op 8 december 1892 richtte het Generaal Kapittel de ‘Orde van de Cisterciënzers van de Strikte Observantie’ op, ook genoemd: ‘Orde der hervormde Cisterciënzers van O.L.V. van La Trappe’. Hoewel de orde behoorde tot de familie van de cisterciënzers, onderscheidde deze zich doordat zij gebaseerd was op de hervorming van De Rancé.”

 

 

 

En er zijn nog meer ‘ongerechtigheden’ in dit boek. Bladzijde na bladzijde rijgt het onjuiste gebruik van de het monastieke en katholieke vocabulaire zich tot een lang snoer aaneen.

En dan nog zijn er de grove fouten waarvan een becommentarieerde inventaris – God sta de samensteller bij! – het volume van Rhebergens boek wel eens zou kunnen overtreffen.

Zo wordt de Parijse magister Pierre Abélard een dominicaanse theoloog genoemd. Onzin natuurlijk. Abaelardus stierf in 1142 en de dominicanerorde werd opgericht in 1216.

Nog enkele voorbeelden. De Antwerpse bisschop die in 1794 enkele trappisten warm maakte voor een stichting in zijn diocees heette niet Névis (blz. 76), maar Nelis. De naam van de bisschop van Münster was niet Fockenburg (blz. 126) maar Poggenburg en Willibrordus van Dijk (blz. 295) was ‘monseigneur’ noch kruisheer, maar abt van Koningshoeven.

En werkelijk storend zijn de verkeerd geschreven namen maar van liefst 35 leden van de communiteit van Tegelen!

 

 

Andreas A. Inderwisch: Willibrordus van Dijk (blz. 295) was ‘monseigneur’ noch kruisheer, maar abt van Koningshoeven.

We lezen in het boek:

De kruisheren zijn vertegenwoordigd door mgr. Willibrordus van Dijk.

Toelichting: De bron van het bericht is het Dagblad voor Noord-Limburg, donderdag 28 augustus 1956. Monseigneur: titel van hoge geestelijken, zie Kramers Nederlands. Hoewel het begrip meestal voor bisschoppen wordt gebruikt, komen we deze ook tegen bij mgr. Augustinus Marre, generaal abt.

Er wordt niet gezegd dat Dom Willibrordus van Dijk kruisheer is, slechts dat hij de kruisheren vertegenwoordigt.Dom Willibrordus van Dijk, abt van Koningshoeven, wordt voorts genoemd op bladzijde 313 en 315.

(Waar een mens zich al niet druk om kan maken!)

 

Andreas A. Inderwisch

En werkelijk storend zijn de verkeerd geschreven namen maar van liefst 35 leden van de communiteit van Tegelen!

Commentaar: Dom Amandus en ik hebben geen idee waarop de schrijver doelt.

 

 

Over zorg voor de juiste spelling gesproken. Dit is compleet zoek in dit boek. Kijken we bijvoorbeeld naar de manier waarop Rhebergen een gedicht uit het Duitse boek van pater Maurus Back gedrukt bij de ‘Missionsbrüderei’ (sic!) in Steyl citeert (blz. 138). Maar met liefst tien spelfouten en twee ontbrekende dichtregels! Heel pijnlijk in dit geval, want op de tegenoverliggende bladzijde prijkt de afbeelding van het gedicht uit het oorspronkelijke werk, zodat Rhebergen echt met de billen bloot gaat.

En dat wordt er niet beter op als hij zich ook nog eens zeventien spelfouten veroorlooft in de tekst van het “O, reinste des Scheps’len’ (blz. 285-286). Dat grote aantal fouten doet de vraag rijzen naar het bronnenmateriaal waarvan de auteur zich bediend heeft, en wat blijkt?

 

Andreas A. Inderwisch: Kijken we bijvoorbeeld naar de manier waarop Rhebergen een gedicht uit het Duitse boek van pater Maurus Back gedrukt bij de ‘Missionsbrüderei’ (sic!) in Steyl citeert (blz. 138). Maar met liefst tien spelfouten en twee ontbrekende dichtregels!

Het gedicht van Maurus Back kent dertien strofen. Slechts de eerste vier zijn in het boek opgenomen. Ik geef toe, misschien had dat vermeld moeten worden.

 

Andreas A. Inderwisch: En dat wordt er niet beter op als hij zich ook nog eens zeventien spelfouten veroorlooft in de tekst van het “O, reinste des Scheps’len’ (blz. 285-286).

In het boek lezen we:

En P. Placidus Staats dicht een ‘psalterke’.

De geheel eigen versie van P. Placidus Staats, monnik van het klooster, van het bekende lied dat elke goede katholiek wellicht kent, is in het boek opgenomen omdat het op een ontroerende wijze illustreert wat de komst van het beeld van de ‘Sterre der Zee’ aan de Ulingsheide voor hem betekent. Hoezo zeventien fouten?

In het boek staan nog enkele andere ‘psalterkes’ van P. Placidus Staats.

 

 

Van veel passages die duidelijk uit andere publicaties komen, wordt geen bron vermeld. (Gaat het over iets dat op Wikipedia te vinden is? Of iets uit het archief van Tegelen?)

Als we kijken naar de karige bronnen die wel met name worden genoemd, dan valt op dat de wezenlijke literatuur voor de geschiedschrijving van de cisterciënzerorde nagenoeg geheel ontbreekt.

Zo wordt nergens melding gemaakt van het standaardwerk van Jan Baptist van Damme, Geschiedenis van de Trappistenabdij te Westmalle (1794-1956) uit 1977, waarin een gedetailleerd hoofdstuk over de stichting van Tegelen. En geen spoor van het toegankelijke standaardwerk van Louis J. Lekai, De orde van Cîteaux. Cisterciënzers en trappisten. Idealen en werkelijkheid, uit 1980.

Dat Rhebergen het verzuimde Peter DinzelbachersBernhard van Clairvaux, Leben und Werk des berühmten Zistercziensers uit 1980 te raadplegen, verklaart dan weer de al lang weerlegde clichés die hij rondstrooit over Bernardus van Clairvaux. Zo klopt het bijvoorbeeld niet dat Bernardus Cîteaux van de ondergang redde, zoals Rhebergen beweert. Cîteaux begon al te bloeien vóór de intrede van Bernardus en zijn gezellen, getuige de stichting van de eerste dochter La Ferté in 1113. Dat er een beeld van Bernardus bestaat waarvan de hagiografen zich vaak bedienden om het proces van canonisatie te bespoedigen, een rigoureus beeld dat niet strookt met de echte, bezorgde en goedmoedige abt van Clairvaux, blijkt Rhebergen ook niet te beseffen. Hij neemt liever voor waar aan wat in boutades kan worden gegoten.

Of hij bezondigt zich aan simplistische voorstellingen. Zo bewijst hij met zijn bewering dat Bernardus Europa in een foute oorlog heeft meegesleept, alleen maar dat hij het fenomeen van de kruistocht niet in de toenmalige tijdgeest kan plaatsen en dat hij de rol van Bernardus grovelijk overschat. De abt van Clairvaux werd op het toppunt van zijn moreel prestige door paus Eugenius III gesommeerd de predicatie van de tweede kruistocht op zich te nemen. Slechts tegen zijn zin en op grond van de canonieke gehoorzaamheid heeft hij zich van zijn opdracht gekweten. Voor Bernardus lag Jeruzalem in Clairvaux en was de reis naar het Heilige Land verloren moeite. En dat vertelde hij ook aan zijn monniken. Maar goed, Rhebergen beschikte dus duidelijk niet over een aantal wetenschappelijke tijdschriften, zoals Collectanea Cisterciensia, Cistercian Studies of Cistercienser Chronik, die hem uit nare dromen hadden kunnen helpen.

Indien de auteur zich beperkt had tot het schrijven van de biografie van dom Amandus Prick, met op de achtergrond natuurlijk het Tegelse trappistenklooster, dan was de kritiek op zijn werk ongetwijfeld positiever uitgevallen. Want Rhebergen schrijft niet onaardig.

De stukje waarin hij anekdotes van Dom Prick vertelt, zijn best genietbaar. Vaak zijn ze geestig en als document humaine  zetten zij soms aan tot nadenken.

Toch kunnen die lezenswaardige stukjes de vele uitschuivers van Rhebergen geenszins goedmaken.

Er zijn zoveel onnauwkeurigheden en storende fouten, en zoveel structurele onvolkomenheden in dit boek, dat de lectuur ervan een regelrechte beproeving betekent voor al wie enigszins vertrouwd is met de monastieke geschiedenis in de Lage Landen of met de abdij van Tegelen. Jammer dat zo’n werk nu het fonds van een – voor het overige betrouwbare – uitgeverij komt ontsieren.

 

Andreas A. Inderwisch: Zo bewijst hij met zijn bewering dat Bernardus Europa in een foute oorlog heeft meegesleept, alleen maar dat hij het fenomeen van de kruistocht niet in de toenmalige tijdgeest kan plaatsen en dat hij de rol van Bernardus grovelijk overschat. De abt van Clairvaux werd op het toppunt van zijn moreel prestige door paus Eugenius III gesommeerd de predicatie van de tweede kruistocht op zich te nemen. Slechts tegen zijn zin en op grond van de canonieke gehoorzaamheid heeft hij zich van zijn opdracht gekweten.

In het boek lezen we:

Het is duidelijk dat Bernard van Clairvaux uit heel ander hout was gesneden dan de vaders van Cîteaux. Robert de Molesme, Albericus en Stephanus Harding kozen voor een ascetische levenswijze binnen de kloostermuren en iedereen die hun levenswijze wilde volgen, kon zich bij hen aansluiten……

Hoe anders is dat met Bernard van Clairvaux, die zich met iedereen en alles bemoeide. Hij komt uit de geschiedenis naar voren als een agressieve, tomeloze man, een mens met teveel aan energie, die er niet voor terugdeinsde pausen en koningen de weg te wijzen, ketters en vermeende ketters aan te klagen en uiteindelijk Europa in een foute oorlog mee te slepen – want zo zou je de kruistocht waartoe hij opriep toch wel kunnen noemen. Hij had de wereldgeschiedenis een wending gegeven die op de dag van vandaag nog voelbaar is in de tegenstelling tussen christendom en islam. Waarom wordt hij door de kerk en de orde als een voorbeeld voor anderen naar voren geschoven? Waarom is hij heilig verklaard? Ik zeg tegen Dom Amandus dat ik veel moeite heb met Bernard van Clairvaux. Wat is volgens hem de betekenis van deze man. Ook in Tegelen stond hij immers op een voetstuk.

Dom Amandus wijst vervolgens op zijn mystieke geschriften.

 

Ten aanzien van de Tweede Kruistocht lezen we in het boek:

De paus vond dat er wat moest gebeuren en schakelde Bernardus in…. blz. 57

 

Vraag: Bij mij wordt bij deze reactie wel de vraag opgeroepen wat er zo heilig is aan een man die mensen oproept tot een oorlog waarin hij zelf niet gelooft. Het zij zo.

 

P.S.

Andreas A. Inderwisch is niet consistent in zijn schrijfwijze. Zo schrijft hij de naam van de Parijse magister Abélard ook als Abaelardus.

 

 

 

 

 

 

Trouw

27 februari 2013

 

Wolter Huttinga

Vergeten paradijsvogels uit katholiek verleden

 

………………

Zijn thematiek

De titel van het boek is wat verwarrend. In eerste instantie verwacht je vooral veel interviews met de oude trappist en het boek begint ook biografisch. Het is duidelijk dat Rhebergen intensieve gesprekken heeft gevoerd met Dom Amandus, de laatste abt van Tegelen. Maar dan begint een complete geschiedenis van de cisterciënzer kloosterorde. Pas in hoofdstuk 3 begint het verhaal waar het boek echt over gaat. Rhebergen heeft de geschiedenis beschreven van het opgaan, blinken en verzinken van het Limburgse klooster Ulingsheide, dat bestond van 1884 tot 2003 en dat in 2007 definitief door de laatste monniken verlaten werd. Het boek is, zoals de abt van de cisterciënzerabdij van Lilbosch het in zijn voorwoord noemt ‘een schriftelijk monument van de abdij van Tegelen’. Je maakt alles mee: het prille rommelige begin, de eerste bouw en uitbreidingsfase, de verheffing tot abdij, de impact van de Eerste en vooral de Tweede Wereldoorlog en natuurlijk de veranderingen na het Tweede Vaticaans Concilie, waarvan de minst vrolijke is dat het klooster langzaam maar zeker uitsterft.

 

Mooiste zin

“Laten we nederig constateren dat we zo fijn carnaval kunnen vieren omdat we in de grond eigenlijk dwaas zijn, jonge kuikentjes die Jezus ook de hemel wel in zal smokkelen ….”

Woorden uit een recente preek van Dom Amandus die aan het einde van het boek worden geciteerd, lieflijk en kinderlijk uit de mond van de 95e jarige abt. Je bent dan als lezer op een moment aangekomen dat het doek al is gevallen voor het klooster en Dom Amandus in het verzorgingshuis met de prachtige naam Maria Auxiliatrix verblijft. Je voelt je wat verdrietig na zoveel verhalen, anekdotes en gebeurtenissen die beschreven zijn in het besef dat dit allemaal definitief voorbij is. Gelukkig pept Dom Amandus ons weer op met een lichtvoetig geluid. Zo leerden we de trappisten toch al een beetje kennen in dit boek: behalve een orde van existentiële contemplatieve godzoekers is het soms ook gewoon een stelletje carnavaleske grapjassen.

 

Opvallendste eigenschap

Het boek mag met recht een ‘schriftelijk monument’ heten. Het is een pracht van een boek, lekker groot en lekker dik, een boek waar het woord ‘kloek’ voor uitgevonden is. Het geeft dan ook veel te bladeren en te genieten, met name door de vele foto’s die Rhebergen uit het archief heeft opgevist en geplaatst.  Ook wemelt het van verhaaltjes geschreven door de kloosterlingen zelf. Sommige broeders schreven kinderverhalen, anderen juist devotionele artikelen en een heel aantal heeft gedichten achtergelaten. Rhebergen vond het allemaal terug en laat ons delen in zijn vreugde.

 

Reden om dit boek niet te lezen

……

Verder is het weliswaar verbazend knap dat Rhebergen als (vermoedelijk) agnostisch ex-protestant zo invoelend schrijft over het katholieke leven in een klooster, maar je mist de verbinding met de spirituele traditie van de Trappisten. Rhebergen en nota bene Dom Amandus zelf lijken het erover eens te zijn dat de woestijnvaders en de middeleeuwse contemplatieven maar een stelletje gekken waren en dat het maar goed is dat het allemaal maar een beetje ‘relaxed’ geworden is vandaag de dag. Juist op dit punt mist het boek de urgentie dat deze tijd echte gedreven, stille en heilige plekken als Ulingsheide zo node mist en dat het dus eeuwig zonde is dat het klooster zijn deuren heeft moeten sluiten.

 

Reden om dit boek wel te lezen

Het boek is een schatkistje met oude prentbriefkaarten, kattebelletjes en kleine miniatuurtjes over een groep volstrekt vergeten paradijsvogels uit het katholieke verleden.

 

 

NBD|Biblion recensie

Drs. J.M. de Jong

 

'Wo ganz am Rand von Niederland / Im Süden einst ein Häuslein stand / Umgeben von der dürren Weide /die nur genannt: die Uhlingsheide' (pagina 138). Zie hier de enigszins verdichte vorm van de ontstaansgeschiedenis van dit mooie oord bij Tegelen (Limburg).

Zijn soms relativerende en ironische zienswijze is verfrissend. Dom Amandus Prick wil dat de geschiedenis van zijn klooster ook in deze tijd nog wordt verteld. Daarvoor was hij bereid de kloosterarchieven te openen.

….

Bij alle menselijkheden is dit boek ook een rëele getuigenis van Christus die concrete mensen roept tot het cisterciënzer monnikenleven. Geïllustreerd met vele zwart-witfoto's en voorzien van eindnoten, een literatuuroverzicht en register op persoonsnamen.

 

 

 

Vox Humana

april 2013

Eppo van Veldhuizen

Oud-voorzitter HVN

 

Wim Rhebergen en Dom Amandus Prick

De lezers van de Vox Humana kennen allemaal Wim Rhebergen. Of persoonlijk of van zijn bijdragen aan de Vox of als mens en schrijver beide. Wat niet alle lezers zullen weten, is dat deze zo bezige en plezierige en heel goede hoofdredacteur ook buiten de Vox schrijver is. Al lang en regelmatig en sinds kort meer dan ooit. Nog in 2012 verscheen zijn magnum opus, zijn belangrijkste werk: “Dom Amandus Prick - Een sprekende trappist - Een geschiedenis van trappistenklooster Ulingsheide”.

In een gedegen, rijk geïllustreerd en mooi geschreven boek van 439 bladzijden trekken het leven van Dom Amandus en zijn klooster in Tegelen bij Venlo aan de lezer voorbij.

Grondig, gedocumenteerd wordt de geschiedenis van dit Cisterciënzer klooster belicht. In de titel ligt ook de enorme verandering al besloten.

Deze trappist die als abt - vader, leider - van een strenge, zwijgende, overvlijtige orde ging spréken.

Het pleit voor Wim Rhebergen dat hij deze hoogbejaarde, minzame, milde, erudiete, wijze en geestige monnik ontdekte, ontmoette, met hem in gesprek raakte en in dialoog met deze priester tot het plan kwam over hem en zijn in 2002 gesloten klooster diepgaand te schrijven.

Het pleit voor Dom Amandus - de lief te hebben heer - dat hij deze Wim Rhebergen, ‘vijand’ immers - gekscherend gezegd -  als protestant, risico als ‘alles opschrijvende’, tenslotte zonder  schroom en openhartig in zijn leven toeliet. Opmerkelijk, wonderlijk en ook vermakelijk is dat deze eens hervormde Wim Rhebergen en deze teruggetreden abt van de “Orde der Hervormde Cisterciënzers “ (Trappisten) elkaar hebben gevonden.

Het boek heeft Wim Rhebergen ruim twee jaar gekost - de HVN heeft dat aan zijn inzet voor de vereniging niet gemerkt. In die korte tijd van schrijven is een lange, eeuwenoude, grensoverschrijdende geschiedenis de revue gepasseerd. De enorme veranderingen, vooral in die 20e eeuw.

Van het zo overrijke Roomse leven naar de ook letterlijke armoede van de christelijke kerk in het algemeen. Venlo, Tegelen, nog lang een eigen gemeente, de Ulingsheide, een gebied zó door en door katholiek - meer dan 80% KVP na de oorlog - dat de vraag rijst of de kerkelijke overheid de wereldlijke soms niet overschaduwde.

In dat ene jaar zijn, dat zal menig lezer opvallen, verteller en schrijver elkaar in dialoog en gesprek genaderd. De eerste in wijsheid accepterend dat en hoe dingen veranderd zijn.

De schrijver invoelend, meelevend, met verwondering kennismakend met onbekende vormen van geloof. Misschien mag de viering van het 100-jarig bestaan in 1984 - verteller en schrijver kenden elkaar toen nog niet - achteraf nog teken van toenadering zijn.

Dat intredelied, gezongen en in het Nederlands, zo nieuw toen voor Dom Amandus, zo vanouds bekend aan Wim Rhebergen, de 65e psalm, zij het in nieuwe vertaling  

                                  

De stilte zingt U toe, o Here

in Uw verheven oord.

 

De vraag naar zin en onzin van juist dit soort kloosters komt bij herhaling naar boven.

De zelfs in het klooster, toch al eenzaam op zich, gezochte eenzaamheid.

De ascese, het buitensluiten van de wereld met al haar verlokkingen.

Het bezig zijn voor diezelfde wereld ook, op de boerderij en in de brouwerij.

Grote bedragen werden zo voor die wereld buiten verdiend. 

De soms barre kou, de niettemin ervaren warmte.

De dagen vullende vroomheid van heel vroeg tot ’s avonds - van de metten en de lauden tot en met de vespers en completen. Alles ervaren door die zwijgende en zwoegende mannen, erg verschillende. Verschopte mensen en zonen van aanzienlijke families.

Wim Rhebergen, psycholoog, muziekkenner, heeft zich hier ook historicus getoond. Wel, soms, in balans zoekende beweging tussen die twee geschiedenissen: die van de abt en die van diens klooster.

Aan de geschiedenis van het oude klooster Ulingheide, de Abdij te Tegelen, is post mortem met dit boek een geschreven monument toegevoegd. Een monument dat een bijzondere plaats verdient in het kloostermuseum* dat vooral dankzij Dom Amandus’ aandacht nog aan het klooster herinnert.

 

 

 

Een reeks publicaties over klooster ‘Ulingsheide’ in de Trompetter- E3-journaal in de maanden juni-juli en augustus 2013.

“Dom Amandus Prick, een sprekende trappist’

wordt door de schrijver Sef Derkx regelmatig genoemd,

een ‘prachtboek’.

 

Lezers  vertellen hun ervaringen met de trappisten van Tegelen. 

Een van de reacties (gepubliceerd 10 juli 2013) is bijzonder interessant en een aanvulling op het boek.

 

‘Zij komen met hoge hoeden!’                               32- bevrijding

Foto- uit het kloosterarchief – en opgenomen in “Dom Amandus Prick, een sprekende trappist’

 

“Piet Janssen (1938) woonde als kind in de Sloot.

Vader had een functie bij de civiele bescherming in het zuidelijke deel van de stad.

Op zekere dag in het najaar van 1944 kreeg het gezin, als een van de laatste in de buurt, het consigne te vertrekken.

Piet Janssen: “We kregen onderdak bij de trappisten. Niet alles is mij bijgebleven van de evacuatietijd, maar ik herinner me dat ik een trappistenhabijt in miniuitvoering kreeg en een halskoord met kruisje.

Ik zat tussen de paters in de koorbanken en deed precies wat zij deden.

Zonder ergens benul van te hebben.

Met de andere kinderen speelde ik in de gangen waar de evacués huisden.

Het gezin Janssen had de abtkamer toegewezen gekregen.

Het zette kwaad bloed bij enkele Venlonaren, die meenden dat zij er op basis van hun positie in de samenleving meer recht op hadden.

Voor moeder Janssen werd op een bank een ziekbed opgemaakt, terwijl zij niets mankeerde.

Kleine Piet kreeg ingeprent dat hij nooit zonder eerst aan te kloppen, binnen mocht komen.

Een vreemde situatie. Pas jaren na de oorlog hoorde hij van het hoe en waarom van al die geheimzinnigheid.

Moeder hield onder de deken een radiozender verborgen.

Vanuit het trappistenklooster was een radioverbinding met Londen.

Waarschijnlijk werd het gebruikt om berichten over en weer te zenden over geallieerde piloten, die neergehaald werden en die door het Limburgs verzet door de linies werden geholpen richting bevrijd Europa.

Piet Janssen” “De Duitsers hadden de zender gepeild en daarop is een huiszoeking geweest in het klooster. In de abtkamer lag mijn moeder zogenaamd doodziek op bed.

Daar zijn zij dus niet lang gebleven. Ze hebben de zender niet gevonden, wel enkele radio’s waar illegaal naar werd geluisterd.

Van mijn moeder hoorde ik dat de kloosterling die de zender bediende, ‘ome Vaan’ was. waarschijnlijk is het zijn ‘codenaam’ geweest. 

 ……

Het verhaal over de zender is interessant. In het boek ‘Dom Amandus Prick, een sprekende trappist’ van Wim Rhebergen, wordt ook van een zender gerept.

In de abdij ging in de laatste weken van de bezetting een merkwaardig verhaal rond.

Er werd gefluisterd dat de geallieerde soldaten die het klooster zouden komen bevrijden, hoge hoeden zouden dragen.

Het was een even merkwaardig als hardnekkig gerucht, dat een eigen leven ging leiden.

Op 2 maart 1945 reden de bevrijders met vrachtauto’s bij Ulingsheide voor en inderdaad ….  twee Amerikaanse militairen droegen een hoge hoed.

Het blijft gissen, maar waarschijnlijk is het ooit een keer gekscherend gezegd in het geheime radiocontact met Londen.

 

Wim Rhebergen: ‘Ome Faam’ is Pater Nivardus, lid van de communiteit van Achel, die tijdens de oorlog onderdak had in het trappistenklooster in Tegelen.

Pater Nivardus was verzetsman. In het boek leest u meer over hem.  

 

 

Trajecta

 

1 augustus 2013

 

Jan Y. H. A. Jacobs:

 

 

Recensie over: Wim Rhebergen, Dom Amandus Prick,

een sprekende trappist.

Een geschiedenis van trappistenklooster Ulingsheide. Nijmegen: Valkhof Pers, 2012, 463 p. in: <http://www.trajectaportal.eu>

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

"Ik beschouw me als een spons, die alles opzuigt wat hij zegt en doet".

Met deze, op het eerste gezicht van weinig wetenschappelijke distantie getuigende woorden wordt het laatste hoofdstuk van deze levensschets ingeleid (p. 423).

Het zijn woorden die in elk geval duidelijk maken, dat de auteur van dit levensverhaal zich geheel ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn `object’.

Dat object, dom Amandus Prick zoals hij expliciet genoemd wil worden, was de tweede en tevens laatste abt van het voormalige trappistenklooster `Onze Lieve Vrouw Onbevlekt Ontvangen’, beter bekend als abdij `Ulingsheide’ in Tegelen bij Venlo.

Hij vervulde dit ambt van 1956 tot 2002, een veelbewogen periode uit de Nederlandse kerkgeschiedenis die, hoe kan het anders, ook een stempel heeft gedrukt op zijn abbatiaat.

Omdat de auteur aan die bredere sociaal-culturele en kerkelijke context ook de nodige aandacht schenkt, maar dan vooral bezien vanuit het perspectief van zijn hoofdpersoon, wint dit boek aan kracht en relevantie.

Die auteur was jarenlang werkzaam als psycholoog in de ouderenzorg en heeft over uiteenlopende onderwerpen, ook buiten zijn eigenlijke vakgebied, gepubliceerd.

Hij noemt zichzelf een "moderne agnosticus" (p.61), zij het "van huis uit protestant" (p. 9).

Of hij daarmee de meest gekwalificeerde persoon is om een boek als dit te schrijven is de vraag.

Maar hij heeft in elk geval wel het vertrouwen weten te winnen van zijn `held’, Dom Amandus.

En dat is cruciaal.

Want de emeritus abt vormt de belangrijkste bron waaruit Rhebergen bij zijn schrijven heeft geput.

Diens spreken, even openhartig als relativerend, maakt hem tegen de achtergrond van de gewijde stilte die eigen is aan het trappistenleven, overigens wel tot "een atypische monnik", zoals zijn medebroeder Malachias Huijink, abt van de trappistenabdij Lilbosch bij Echt in het Voorwoord terecht opmerkt (p. 7).

Dat atypische wordt in zekere zin nog versterkt door Amandus’ eigen opmerking dat het voornaamste motief om trappist te worden voor hem gelegen was in de stilte die hij in het trappistenklooster hoopte te vinden, "de stilte waarin God spreekt" (p. 178).

Waarschijnlijk wilde hij daarom pas spreken, toen zijn abdij wegens het uitblijven van nieuwe roepingen was opgeheven en hijzelf zijn leven als trappist moest zien te verzoenen met een wonen in een verpleeghuis.

Dit laatste is een thema dat in dit boek niet aan de orde komt.

Hubertus (Baer) Prick werd geboren op 9 mei 1917 in Sint-Pieter, toentertijd een kerkdorp aan de voet van de Sint Pietersberg bij Maastricht, en werd op 7 augustus 1938 in Ulingsheide ingekleed.

Hij kreeg toen de door hem zelf gesuggereerde naam Amandus naar de Middeleeuwse bisschop Amandus van Maastricht (648-651), "een kleine referentie aan de stad Maastricht, die mij altijd dierbaar is gebleven" (p. 178). Dit citaat laat iets zien van Rhebergens werkwijze.

Hij heeft dit levensverhaal namelijk voor een groot deel opgebouwd vanuit een aantal letterlijk opgetekende dialoogfragmenten, waardoor hij dicht bij de gebiografeerde zelf komt.

Het boek krijgt in en via dat sprekend opvoeren van de hoofdpersoon bijna het karakter van een autobiografie.

Titel en ondertitel wijzen er trouwens ook op dat het werk in feite op meerdere gedachten hinkt.

Het is een (deels autobiografisch) levensverhaal, maar ook een geschiedenis van een klooster en zelfs een, zij het beknopte geschiedenis van het benedictijner ordeleven.

Met name hoofdstuk 2, getiteld `De geschiedenis van een weg’, biedt de lezer in vogelvlucht een overzicht van het monastieke leven vanaf de woestijnvaders en -moeders tot en met de oprichting van de Orde van de Cisterciënzers van de Strikte Observantie, beter bekend als de trappisten, in 1892.

Maar ook in dit hoofdstuk geeft de auteur aan Dom Amandus alle ruimte om eigen kanttekeningen te maken, kanttekeningen die soms zelfs een rechtstreekse kritiek behelzen op de visie van de auteur zoals waar deze het kloosterwezen typeert als "een welhaast gesloten sociaal systeem", waarbij "de stap van een gesloten systeem naar een gesloten cultuur erg klein is. Zwijgen wordt verzwijgen en toedekken". (p. 45).

Dom Amandus is het hiermee in het geheel niet eens.

"Het klooster: de gebouwen, de mensen en dat wat ze doen, de aankleding, alles staat in dienst van God," riposteert hij onmiddellijk, waarna Rhebergen er bijna beschaamd het zwijgen toe doet (p. 46).

 Jammer is overigens dat in dit tweede hoofdstuk geen aandacht wordt geschonken aan de andere vestigingen van trappisten in Nederland, te weten Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven in Tilburg vanaf 1881, Onze Lieve Vrouw van St. Jozef (het al genoemde Lilbosch) in Echt vanaf 1883, Sion in Diepenveen eveneens vanaf 1883 en Maria Toevlucht in Zundert vanaf 1900. Ook de Sint Benedictus Abdij in Achel, beter bekend als de Achelse Kluis, vanaf 1844/46 gevestigd op de grens van Nederland en Belgie onder Valkenswaard en moederklooster van Lilbosch en Diepenveen, wordt hier niet genoemd.

Eigenlijk krijgt alleen de abdij van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart in Westmalle, het moederklooster van Ulingsheide, enige aandacht (zie p. 76, waar sprake is van bisschop Nevis, hetgeen uiteraard Cornelis Franciscus Nelis moet zijn, en ook p. 79).

Tussen de genoemde abdijen en Ulingsheide bestaan namelijk wel contacten, die vanaf een bepaald moment werden geïnstitutionaliseerd in de zogenoemde Nederlandse regio.

Hieraan schenkt Rhebergen wel enige aandacht.

Maar de invloedrijke Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL) die hij in dit verband noemt, werd niet in 1976 opgericht, maar al op 8 juli 1967 (zie p. 309).

En het ook door hem vermelde samenwerkingsverband van de Nederlandse abten (ook p. 309) was de zogenoemde Overstenvergadering die op 12-13 juni 1967 voor het eerst bijeenkwam.

Hieraan werd echter al heel snel deelgenomen door alle oversten van benedictijnen, benedictinessen , cisterciënzers en cisterciënzerinnen, trappisten en trappistinnen zowel uit Nederland als uit Vlaanderen.

De hoofdstukken 3 en 4 zijn gewijd aan de stichting en de verdere geschiedenis van het klooster Ulingsheide, inclusief de verheffing tot priorij (op 15 juli 1888) en die tot abdij (op 8 december 1933): allemaal gebeurtenissen van voor de tijd van Dom Amandus.

Zijn stem klinkt hier dus ook niet door.

En dat is ook niet het geval in hoofdstuk 6 , gewijd aan de Tweede Wereldoorlog.

Vanaf medio november 1940 kreeg de abdij met een Duitse inkwartiering te maken, hetgeen voor de toenmalige abt aanleiding was om Amandus samen met de andere novicen een tijdlang naar Koningshoeven te sturen.

Rhebergen heeft voor deze (en andere) hoofdstukken inzage gekregen in het "tamelijk goed geordende" archief van de abdij.

Spijtig is echter dat hij in zijn bibliografie waaraan hij de titel `Bronnen’ heeft gegeven, geen onderscheid maakt tussen bronnen en literatuur en ook geen melding maakt van de aard van de door hem geraadpleegde archivalische bronnen. Het notenapparaat biedt in dit opzicht ook weinig soelaas.

De hoofdstukken 7, 8, 9 en 11 worden echter juist zoals hoofdstuk 5 grotendeels bepaald door de visie en inbreng van dom Amandus zelf. Zo verwijst hij in hoofdstuk 5 naar het boek De roep van de stilte dat hem er in 1938 toe gebracht heeft in te treden.

Dat boek kan dus niet uit 1947 dateren zoals de auteur vermeldt (p. 443, noot 1 en p. 452 onder Hieronymus Rongen).

Van het door Dom Amandus in 1953 geschreven "pamflet" waarnaar op p. 185 en ook al op p. 58 verwezen wordt en dat getuige de bespreking heel typerend is voor Amandus’ visie op het trappistenleven, ontbreken trouwens alle bibliografische gegevens.

Deze en andere, ook inhoudelijke onvolkomenheden doen jammer genoeg afbreuk aan dit boeiende en eerlijke levensverhaal, dat bovendien met veel vaart is geschreven.