|
|
|
|||||||||||||||||||
|
Contact:
rhegie2@planet.nl |
|
|||||||||||||||||||
|
Spinazie is net poep |
|
|||||||||||||||||||
|
|
|
|
||||||||||||||||||
|
|
Bladwijzers Hoofdstuk 1 ٭ Hoofdstuk 2 ٭
Hoofdstuk 3 ٭ Hoofdstuk 4 ٭ Hoofdstuk 5 ٭ Hoofdstuk 6 ٭ Hoofdstuk 7 ٭ Hoofdstuk 8 ٭
|
|
||||||||||||||||||
|
Ga je mee naar Larilo? Deel 2 Door Carin van Aken en Piet Gielen |
|
|
||||||||||||||||||
Voor achtergronden van de methode en kennismakingstestje zie
de website: www.rhegie.com Copyright tekst Carin van Aken en Piet Gielen Copyright opzet met reliëfwoorden Piet Gielen 2006 |
|
||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 1 Spinazie is net poep |
Luisterversie Overzicht
► |
Als je het overzicht open laat staan, kun je het bij elk hoofdstuk opnieuw gebruiken. |
|
||||||||||||||||||
" Wat een rotdag " , zegt Pika. " En vanavond eten we ook nog eens spinazie. Spinazie is net poep. Bah. " " Ik vind spinazie lekker " , zegt Kapi. “Net groene slagroom”. Ineens gaan hun wipneuzen de lucht in. Ze hebben dus een plannetje . Pika is een meisje . Ze
heeft blonde krullen en een wipneus . Ze steekt die neus vaak de lucht in . Kapi
is een jongetje . Hij
heeft blonde krullen en een wipneus . Ook
hij steekt die neus wel eens de lucht in .
Een
tweeling , zeg je? Nee hoor. Dat dacht je maar. Dat denken veel mensen. Vandaag is dit wel handig. Dat merk je zo wel. Kapi en Pika zijn nog nooit bij elkaar thuis geweest. Ze zijn ook geen familie. Maar buiten zijn ze altijd samen. “We ruilen eerst onze broeken”, zegt Pika. “Dan onze shirts, en dan ook nog onze schoenen”. Ze moeten erg lachen. “Mijn schoenen zijn altijd dubbel gestrikt”, zegt Kapi. “Ik kan wel dubbel strikken hoor”, zegt Pika. “Wat een domme jongensschoenen heb ik nu aan. Nu moet jij ook nog mijn haarband om”. “Dat vind ik nou eens leuk”, lacht Kapi. Nu is Kapi Pika. En Pika is Kapi. En nu hoeft Pika vanavond geen spinazie te eten. Want ze gaan vandaag hun moeders en vaders ruilen. Ze gaan voor een nacht in elkaars huis wonen. Ze gaan eerst naar oma Knot, om te kijken of die iets in de gaten heeft. “Willen jullie een zacht koekje of drie”, vraagt oma. “Wat ben je toch een knap meisje met die haarband om, Pika”. De echte Pika moet zo hard lachen, dat de tranen haar over de wangen rollen. “Je lacht die Pika nu wel uit, Kapi. Maar je kunt beter je schoenen eens goed schoon maken met al die lachtranen.. Het zijn echt van die vuile jongensschoenen, Kapi”. Nu moet de echte Kapi keihard lachen. Oma is er ingetrapt. Of toch niet? “Er is iets “, zegt oma. “Hoe komt het eigenlijk dat je nagels zo schoon zijn, Pika?” O jee, dat zijn ze vergeten. De echte Pika heeft altijd vieze nagels. Ze vertellen oma dan wat er aan de hand is. En oma helpt ze met de nagels. De nagels van de onechte Pika moeten vuil worden. En die van de onechte Kapi moeten schoon worden, en dat laatste is nog het meeste werk. ”Toi toi kinderen ”, zegt oma. En daar gaan ze. Kapi gaat nu naar het gele huis, waar Pika woont. “Dag Pika, zegt de moeder tegen Kapi. Hij vindt het ineens een beetje eng. Hij kijkt wat bangig naar de grond Heel zacht zegt hij: “Daaaag”. Dan hoort hij een zware stem die roept: “Pika, schiet nou op. We zitten al aan tafel, en we wachten op jou.” Kapi loopt naar binnen. Hij ziet een vreemde man aan tafel zitten. Dat is vast de vader hier. Wat kijkt hij streng. Kapi durft bijna niet te gaan zitten. “Toe ga gewoon zitten en treuzel niet zo. Ik weet wel dat je spinazie niet zo lekker vindt. Maar dan hoef je nog niet zo te treuzelen.” “Ik zal jou een klein schepje geven”, zegt de moeder. “Maar dan moet je dat wel helemaal opeten.”” Hij gaat snel zitten, en heel snel eet hij zijn bord leeg. Kapi schrikt er zelf van. Hij durft niet meer naar de vader en de moeder te kijken. Hij kijkt voorzichtig naar de broek van Pika, die hij aan heeft. Daar heeft hij een klodder spinazie op geknoeid. Het was ook zo lekker. “Wie wil er nog een schepje?” vraagt de moeder. “Ik”, zegt Kapi. De vader en de moeder snappen er niks van. Alle twee kijken ze Kapi aan. Kapi begint bijna te huilen. Je hóéft niet meer te eten”, zegt moeder. ”Je bent zo stil, en nu eet je ook ineens zo goed spinazie. Wat is er aan de hand?” “Eh,…eh, ik weet het ook niet”, zegt Kapi. Na het eten wil hij weg. Kijken of hij weer kan ruilen met Pika. Maar daar komt niets van in. Hij moet de vader helpen met afwassen. En dan moet hij sommen maken op de computer. Kon hij maar even met Pika msn’ -en. Maar hij weet niet hoe dat hier gaat. En hij durft het ook niet te vragen. Een uur later staat Kapi in de badkamer. De moeder van Pika wil hem in bad doen. Zijn gezicht is vuurrood van schrik. “Straks ziet ze dat ik geen meisje ben”, denkt Kapi. “Ik kan wel alleen in bad”, zegt Kapi. “Dat heb ik vaker gehoord, maar daar komt niks van in”, zegt de moeder. “Zulke meisjes als jij vergeten altijd hun oren te wassen, en de shampoo uit hun haar te spoelen. Daar gaan we”. Ze neemt Kapi bij de hand. Heel langzaam doet Kapi zijn kleren uit. Hij begint bijna te huilen. Als hij de kleren uit heeft, weet de moeder niet hoe ze het heeft. “Maar je bent een jongetje. Je bént Pika niet. Wie ben jij? En waar is Pika?” “Pika is bij ons thuis. Wij eten geen spinazie, en jullie wel. En ik vind spinazie juist lekker, en Pika niet”, zegt hij zacht. De moeder moet dan ineens heel hard lachen. De vader komt naar boven om te kijken, wat er allemaal zo leuk is. Als hij het verhaal hoort, moet de vader ook hard lachen. . Kapi is nu helemaal opgelucht, en begint te schateren. Beneden gaat de bel. Hij hoort daar de stem van zijn vader. De echte Pika is er ook bij, maar die heeft niet zo veel praatjes, als anders. Haar haren zijn nat. Ze is ook in bad geweest. En ze is toen ook betrapt. Kapi’s ouders moesten ook erg lachen. “Wat hebben we toch slimme kinderen”, zeggen ze tegen de ouders van Pika. “Alleen hebben ze bij hun plannetje niet aan het bad gedacht! Daar waren wij ze te slim af.” |
|
||||||||||||||||||||
|
Maak je eigen
tekening bij dit hoofdstuk. Of zoek een clipart. |
|
|||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 2 Koninklijke honing |
Luisterversie Overzicht
► |
Als je het overzicht open laat staan, kun je het bij elk hoofdstuk opnieuw gebruiken. |
|
||||||||||||||||||
In
de tuin van oma Knot staat een fleurige kabouter. Hij
heeft grasgroene sloffen aan, een
rood t-shirt en een blauwe kuitbroek. Hij
heeft een rare muts op zijn hoofd, net
een bijenkorf. De
muts is knalgeel, Oma
heeft hem gebreid. De
kabouter is er apetrots op. Kapi en Pika stappen de tuin in. De
kabouter neemt zijn hoed af als
een echte heer. Kapi en Pika weten niet wat hen overkomt “Welkom”,
zegt hij. “U
ook “, grinnikt Kapi Kapi en Pika buigen hun wipneuzen naar
beneden, want
de kabouter is erg klein. “Waarom
heeft u niet gewoon een puntmuts op?”, vraagt
Pika nieuwsgierig. “Tja
dat is een heel verhaal”, zegt de kabouter. Hij
wrijft eens over het blaadje, dat
op zijn neus geplakt zit. “Heeft
dat blaadje op uw neus soms
ook met het verhaal te maken?”, vraagt
Kapi. “Wel
zeker, ik zal het jullie allemaal vertellen”, zegt
hij. “Ga
zitten, en plak ook eens een blaadje van
die kleine struik op je neus”. Dat
doen ze maar al te graag. Met
een kloddertje spuug plakken
ze het blaadje vast. En
de wipneuzen gaan met blaadje en al omhoog. De
kabouter begint te vertellen. “Achter
in de tuin van oma Knot staat een bijenkorf. Ik
ben erg bevriend met de bijen. Dat
komt omdat ik op een keer het
leven van de bijenkoningin heb gered”. De
kabouter steekt trots zijn puntbaardje omhoog. “Ik
heet trouwens Kollor”, zegt
hij. “Aangenaam.” “De
koningin was toen erg ziek. Ze
was zo plat als een eurocent. Ze
was onder de neus van agent
Blom terecht gekomen. Jonge
agent Blom is namelijk erg nieuwsgierig. Hij
is ook een echte sufferd, en
hij doet vaak domme dingen. Hij
wilde wel eens weten, hoe
zo’n bijenkorf er van binnen uit ziet. Daarom
stak hij zijn neus erin. Bovenop
de koningin. De
bijen schrokken er vreselijk van. Enkelen
staken van schrik in Bloms neus. Blom
begon te krijsen als een politiesirene. En
zijn ogen draaiden als blauwe zwaailampen. Hij
rende hard weg. Oma
Knot moest natuurlijk weer te hulp schieten. En
de neus met een dikke klodder zalf insmeren. Intussen
zaten de bijen met een platte koningin. Zoemen
was er niet meer bij. Hun
vleugeltjes hingen bedroefd naar beneden. Ze
wisten zich geen raad. Bijen
kunnen nu eenmaal niet zonder
een koningin leven. Wat
te doen? De
koningin moest gauw beter worden. Maar
hoe? Zelfs
de slimste bijen wisten niet , hoe
ze de koningin moesten helpen. Op
een dag kreunde zij: “Alleen
koninklijke honing kan mij helpen”. De
bijen deden hun uiterste best om
de koninklijke honing te vinden. Elke
dag trokken zij erop uit maar
ze vonden geen druppel koninklijke honing.” De
kabouter pauzeerde even. “Op
een dag rustte ik toevallig uit bij deze boom. Ik
hoorde een bijtje zingen. “O,
genezende koninklijke honing. Welke bloem is uw woning? O gouden nectar, u wordt gezocht door elke bij en elke dar.” Ik
vroeg: “Bijtje, waarom
zing je toch zo’n droevig zoemlied?” Toen
hoorde ik dus wat er aan de hand was. Ik
vertelde hem van de nachtgeur. Dat
is de naam van een prachtige bloem. Je
ruikt die bloem alleen ’s nachts. Hij geurt zo heerlijk. alsof
er wel honderd regenboogjes door
je neus wandelen. En
die lekkere geur komt van de …” “Koninklijke
honing”, roepen Kapi en Pika
tegelijk. “Precies”,
antwoordt kabouter Kollor trots. “Ik
wees de bij aan, waar de nachtgeur stond. De
koningin was binnen enkele dagen weer
de oude, dat snap je wel. Al
gauw zat ze weer lekker rond op
haar koninklijke …” “Kont”,
roepen Kapi en Pika
tegelijk. “Ik
bedoelde, op haar gouden honingraattroon”. “Hebben de bijen u nog bedankt?” , vragen
Kapi en Pika. “Ja
zeker. Na een week mocht de koningin van
de bijendokter weer naar buiten. Ze
kwam met al haar bijen naar me toe. Ik
plakte vlug een bloemblaadje op mijn neus. Anders
zouden ze schrikken van mijn neus, en
me prikken. Net
als agent Blom. De
bijen zongen speciaal voor mij het
koninklijke zoemlied. Dat
wordt alleen bij speciale gelegenheden tot
klinken gebracht. En
ik kreeg een schilfertje van
de honingraattroon in een doosje. Oma
Knot was erg trots op mij. Ze
breide speciaal voor mij deze muts, in
de vorm van een bijenkorf. Ik
ben er heel blij mee. Ik
hou veel van kleur. Daarom
heet ik ook Kollor. Die
naam kende mijn moeder van een
waspoeder. Sinds
de gebeurtenissen hier, kom
ik vaak terug voor een praatje. Met
de bijen ,en met oma Knot. Kapi en Pika vinden het een mooi
verhaal. “Misschien
wil oma Knot voor ons ook
wel zo’n muts breien”, zeggen
ze tegen elkaar. “Dan
kunnen wij ook eens een praatje maken met de bijen .. Als
oma later alleen in de tuin is, geeft
ze kabouter Kollor een knipoogje. “Ik
brei voor hen ook een bijenkorfmuts”, zegt ze. |
|
|
|||||||||||||||||||
|
Maak je eigen
tekening bij dit hoofdstuk. Of zoek een clipart. |
|
|||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 3 De oudste boom ziet het niet meer zitten |
Luisterversie Overzicht
► |
Als je het overzicht open laat staan, kun je het bij elk hoofdstuk opnieuw gebruiken. |
|||||||||||||||||||
In
Larilo, midden op het plein, staat
een stokoude boom. Hij
zit nog vol met bladeren. Deze
boom is wel duizend jaar oud. Hij
is heel groot en dik. Je
kunt er wel met zijn tienen omheen staan. Er
is iets bijzonders met deze boom. Hij
geeft ieder kind van Larilo een leuke droom, iedere
week. Zo
zijn de kinderen van Larilo altijd vrolijk.
De
oude boom is ook heel wijs. De
burgemeester komt hem soms om goede raad vragen. En
als de kinderen te wild zijn in de klas, vragen
de leraren hem advies. Daarom
loopt alles in Larilo op rolletjes. De
vogels hebben het gemakkelijk. De
boom vertelt ze precies, wanneer
ze eitjes moeten leggen. Hij
zit altijd vol met vogels. Niemand
van Larilo kan hem missen. Het
is eind november. De
eerste sneeuw ligt er al in Larilo. Maar
er is iets geks met de oude boom. Hij
zit nog vol met bladeren. Normaal
strooit hij die in de herfst gewoon weg. Je
kunt dan in die hopen bladeren leuk
verstoppertje spelen. De
mensen snappen er niets van. Er
ligt nog geen blaadje op de grond. Iedereen
van Larilo gaat elke dag even
bij de boom kijken. Je
zou bijna denken dat hij ziek is. Ook
dokter Prikgraag denkt dat. Daar
loopt hij al met zijn stethoscoop naar het plein. “Allemaal
stil wezen, anders kan ik niks horen”, zegt
hij. Hij
houdt de stethoscoop tegen de dikke stam. “Er
zitten geen waterpokken of mazelen op de bast. En ik hoor ook geen gerochel of zo. Een spuitje helpt hier echt niet. Het zal wel met de boomgeest te maken
hebben. Misschien is de boom moe en verdrietig. In
ieder geval is het een ernstig probleem. De
kinderen hebben ook al twee weken geen
leuke droom meer gehad.” “Ik
droom niet meer leuk”, zegt Kapi. “Ja,
alleen maar akelige dromen”, zegt Pika. “Ik
durf bijna niet meer te gaan slapen.” Zo
is het nu met alle kinderen van Larilo. De
vaders en moeders worden er langzamerhand helemaal
kriebelig van. De
burgemeester kijkt bezorgd. Hij
heeft stress. Wie
moet hij nu om raad vragen? Iedereen
in het gemeentehuis heeft ruzie. Dat
komt omdat ze allemaal doodop zijn van
de onrustige nachten van de kinderen. De
vergaderingen worden een puinhoop. Ze
vergaderen tot ’s avonds laat. Maar
ze kunnen het nooit eens worden. En
’s morgens zijn ze niet goed wakker. De
vogels zijn ook erg in de war. Ze
vliegen met takjes in het rond. Ze
gaan een nestje bouwen. Terwijl
het al bijna winter is. De
oude boom bemoeit zich er helemaal niet mee. Dat
zou hij anders wel doen. Hij
zou het verbieden, als
de vogels domme dingen doen. “Als
ze nou maar geen eitjes gaan leggen”, zegt
de oude agent Jopermans bezorgd. “Straks
worden de jonge vogeltjes snipverkouden. Of
ze bevriezen.” Iedereen
in Larilo wordt steeds zenuwachtiger. Alles
staat op zijn kop. En
het gaat zo maar door. Agent
Blom vergeet de sirene van de politiewagen uit te zetten. Dat
geeft een kabaal van jewelste in Larilo. De
bakker laat voortdurend brood aanbranden. De
brandweer is al drie keer voor
niets uitgerukt naar de bakkerij. Op
school is het ook niet leuk meer. De
onderwijzers zijn helemaal tureluurs van
de drukke kinderen. Alles
is afgeschaft. Ook
de kringgesprekken. De
kinderen moeten de hele dag de
tafel van drie opzeggen. Ook
de hoogste klas. Bij
gymnastiek mogen ze alleen maar huppen. Nou
ja zeg. Het
is allemaal heel vervelend. Alleen
in het huisje van Oma Knot is alles rustig. Want
oma is op vakantie. Vandaag
komt ze trouwens terug. Als
ze daar maar geen spijt van krijgt, want
ze weet nog van niets. Daar
komt de bus van drie uur. Hij
stopt bij het plein. Oma
stapt uit. Ze
ziet meteen dat er iets niet klopt in Larilo. Met
de koffers in de hand loopt ze naar de boom. Ze
wordt nog bijna omver gereden door
agent Blom. Die
kan nog net uitwijken, en
knalt dan tegen een lantaarnpaal. “Het
komt allemaal door die stomme boom”, moppert
hij. “Hij
heeft last van zijn boomgeest, en
daardoor staat heel Larilo op
zijn kop.” “Wat
zijn jullie toch een stelletje sukkels”, zegt
Oma. “Die
boom heeft er de balen van. Dat
kun je zo wel zien. Als
je al duizend keer je blaadjes hebt laten vallen, dan
wil je ook eens wat anders. Dat
snapt een kind. We
moeten hem gewoon een handje helpen. Een
boom is ook maar een boom. Breng
jij mijn koffers maar naar huis, Blom. Dan zal ik dat wel eens gaan regelen.” Oma
stapt op de school af. De
kinderen kun je al van ver horen. 1
x 3 = 3 2
x 3 = 6 3
x 3 = 9 Vanuit
de gymzaal hoort ze: “ Hup hup hup
“. “Zo
kinderbeul”, zegt Oma. Dat
slaat op de leraar, die
ze stevig aan zijn kraag trekt. “Kunnen
jullie niet verder dan tot drie tellen? Lever
mij eens zes maal dertig kinderen. En
zes maal drie ladders. En
dat in 2 maal drie tellen.” Alle
kinderen stappen vervolgens achter oma aan. Op
naar het plein. “We
klimmen met de ladders in de boom. En
dan kietelen maar in
de oksels onder de takken. En
pluk rustig aan de bladeren. Gooi
de bladeren naar beneden. Hupsakee.” Kapi en Pika klimmen meteen de ladder
op. Oma
zit een tak verderop. De
boom zit al gauw vol met
wel dertig maal drie kinderen. Dat
heeft hij nog nooit meegemaakt. Het
is een gekriebel van jewelste. De
boom schiet los uit zijn koude somberheid, en
begint te grinniken en te kraaien van plezier. De
takken zwiepen heen en weer en
de kinderen deinen vrolijk mee. De
bladeren vliegen in het rond. Het
hele dorp is uitgelopen. Het
duurt niet lang meer, voor de boom winterkaal is. De
kinderen zingen winterliedjes. De
oude boom moet huilen. Hij
ziet weer hoe fijn het eigenlijk is op het plein. Hij
kan er weer duizend jaar tegen. Vannacht
zal hij de kinderen allemaal drie
leuke dromen geven. En
de vaders en moeders, die
kunnen weer eens diep en rustig slapen.
|
|
||||||||||||||||||||
|
Maak je eigen
tekening bij dit hoofdstuk. Of zoek een clipart. |
|
|||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 4 Rode pieten |
Luisterversie Overzicht ► |
Als je het overzicht open laat staan, kun je het bij elk hoofdstuk opnieuw gebruiken. |
|
||||||||||||||||||
Vandaag
komt Sinterklaas op de school van Larilo. De
kinderen gaan verkleed naar school. Iedereen
komt als ‘ liegbeest ‘. En
de kinderen gaan allemaal een
jokkebrokverhaal vertellen aan de Sint. Op
de straat lopen twee kinderen. Hun
rode wipneusjes steken in de lucht. Hun
gezichten zijn helemaal rood. Dat
is niet van de kou. Nee, ze zijn helemaal rood geschilderd. Met
de lippenstift van Oma Knot. Ze
hebben een pietenpak aan. Daar
gaan rode Kapi en rode Pika. Twee
rode liegbeestpieten. Ze
hebben nu al lol. Ze
vinden het ook een beetje eng. Een
jokkebrokverhaal vertellen aan Sinterklaas. Pika heeft een bosje tulpen in de hand. Die
zijn voor de Sint. Om
negen uur zit de hele gymzaal vol met liegbeesten. De
kinderen zingen uit volle borst sinterklaasliedjes. Het
is wel een vrolijk gezicht, al die verklede kinderen. Daar
wordt op de deur gebonkt. En
ja hoor, er komen wel tien pieten tegelijk
de gymzaal binnen. Alle
kinderen beginnen nu Turkse liedjes te
zingen. Enkele
kinderen dansen erbij, en
zwaaien met zakdoekjes in de lucht. En
weet je wat? De
Sint danst met ze mee, en
hij zingt de liedjes ook uit
volle borst mee. Er
komen een paar tranen in zijn ogen. En
weet je hoe dat komt? De
Sint komt helemaal niet uit Spanje. Iedereen
die dat zegt, is
een liegbeest. De
Sint komt uit Turkije. Uit
de oude stad Myra, die
nu Demre heet. En
daarom is de Sint blij en ontroerd, nu
hij Turkse liedjes hoort. En
dan stappen rode Kapi en Pika
naar voren. Ze
gaan de tulpen aanbieden. “Dit
zijn tulbandbloemen”, zegt Kapi. “Liegbeesten”,
roept de klas. “Dat
zijn Hollandse tulpen.” “Ik
geloof dat jullie zelf liegbeesten zijn”, zegt
de Sint tegen de klas. “Jullie
weten zeker niet dat tulpen vroeger
uit Turkije kwamen. Ik
ben er dan ook erg blij mee. Mijn
moeder vond ze ook heel mooi. Maar
vertel eens, hoe
komen jullie zo rood? Dit
is voor de eerste keer dat
ik rode pieten zie.” Nu
moeten zij hun jokkebrokverhaal vertellen. “Nou”,
zegt Pika: “Wij
wilden ons verkleden als zwartepiet. Toen
was er een van uw pieten jaloers, en
die deed rode verf in de waterleiding bij ons. Het
is die piet daar. Daarom
zijn we nu knalrood. Het
gaat er niet meer af.” “Dit
is zeer ernstig”, zegt de Sint. “Die
piet moet in de zak. en
mag er voorlopig niet uit”. De
jaloerse zwartepiet wordt
spierwit van schrik. Dat
vindt hij niet leuk, want
hij wil geen wit mens zijn. Maar
de Sint zegt: “In
de zak jij. Kruip er maar zelf in”. Het
wordt muisstil in de gymzaal. Dit
was ook weer niet de bedoeling. Ze
waren vergeten dat de Sint altijd
gelooft wat een kind zegt. Kapi en Pika geven de Sint een hand en
gaan terug naar hun plekje. Ze
zijn er een beetje beduusd van. Dan
gaat Roebie naar voren. “Waarom
ben jij vandaag op mijn verjaardag als elfje verkleed?”, vraagt de Sint. Roebie vertelt haar verhaal: “Vorig jaar kreeg ik van die piet daar poëzieplaatjes
van elfjes in de schoen. Het
zijn rare plaatjes. Als
je ze in de album plakt, vliegen
de elfjes weg. Floeps! En
ik vind ze nooit terug. Ik
zoek dan overal.” “Die
piet moet ook in de zak”, zegt de Sint. Even
later staat er weer een piet te
bibberen in de zak. De
volgende jokkebrok is Mirthe. Ook
een meisje. Ze
is verkleed als konijn. “Vorig
jaar kreeg ik een konijn van
die piet daar met dat groene petje. Maar
het is een konijn met de slappe lach. Ook
’s nachts. Wij
kunnen er niet van slapen. Wij
hebben het hele jaar geen oog dicht gedaan. Mijn
ogen prikken helemaal van de slaap.” Het
duurt niet lang, of
de piet met het groene petje zit ook in de zak. Zo
gaat het maar verder, tot
er negen pieten in de zakken zitten. Allemaal
op een rij. “Wat
gek”, zegt de Sint. “Ik
dacht dat ik met tien pieten hier was. Waar
is piet Kees ?” Alle
kinderen zoeken nu naar piet Kees. Ze
kijken overal, maar
hij is niet te vinden. “Als
we nu allemaal even stil zijn”, zegt de Sint. “Dan
kunnen we hem misschien horen..” En
inderdaad. In
de schoorsteen is een benauwd geluid te horen. Daar
zit piet Kees dus. Hij
durft er niet uit. Hij
heeft schoorsteenangst gekregen. En
dat voor een zwartepiet. “Wat
doe jij in de schoorsteen, piet Kees?”, vraagt
de Sint. “Ik,
ik, ikke … wilde niet in de zak. en
nu durf ik niet meer naar beneden. “ Tja
daar zit die arme piet dan. “Dat
is me wat”, zegt de Sint. “Er
is nu geen enkele piet meer vrij om
cadeautjes uit te delen. Dat
worden dit jaar geen cadeautjes voor
de kinderen van Larilo.” Iedereen
schrikt zich suf. Daar
zitten de liegbeesten van Larilo met
hun aparte pakjes aan . Hun
monden hangen open. De
Sint moet vreselijk lachen. “Dit
was dan mijn jokkebrokverhaal, ha,
ha. “ Alle
pieten uit de zakken. En
piet Kees ons toneelstukje is af. Ze
zijn hier wel wat geschrokken. Delen
jullie zo meteen de cadeautjes maar uit. “ Maar
eerst klimmen drie pieten in
de schoorsteen op elkaars schouder. En
ze halen piet Kees naar beneden. Die
moet heel erg lachen, als
hij weer in de gymzaal is. “Het
was een mooi jokkebrokverhaal “ , zegt
hij. “Zwartepieten
met schoorsteenangst. Die
bestaan gewoon niet.” En
wil je weten welk cadeautje Kapi en Pika krijgen? Ze
krijgen allebei een bijenkorfmuts. Met
een gedichtje van kabouter Kollor erbij. “Hoe
weet Sint nou wat mijn fantasieverhaal is?”, vraagt
Kapi aan Pika. Zou
oma Knot iets verklapt hebben? |
|
||||||||||||||||||||
|
Maak je eigen
tekening bij dit hoofdstuk. Of zoek een clipart. |
|
|||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 5 Lentekriebels |
Luisterversie Overzicht
► |
Als je het overzicht open laat staan, kun je het bij elk hoofdstuk opnieuw
gebruiken. |
|
||||||||||||||||||
Dit
hoofdstuk is een soort sprookje over Kapi en Pika. Waarschijnlijk
ken je wel een sprookje dat
een beetje op het volgende verhaal lijkt. Niets
beweegt meer in Larilo. Het
lijkt wel, of
het hele dorp ineens in slaap gevallen is. Zelfs
de klok op het gemeentehuis staat stil. De
mensen zijn net poppen. Bakker
Lachebrood zit stokstijf op de toonbank. Met
voortdurend een vinger in zijn neus. Roerloos
zit hij daar. Agent
Blom staat al een hele tijd met een bekeuring in zijn hand. Hij
is precies een standbeeld. De
burgemeester staat onder de douche, terwijl
de waterstralen maar niet door willen plenzen. Het
water hangt gewoon stil aan de douchekop, zou
je kunnen zeggen. De
burgemeester beweegt zelf trouwens ook niet. Hij
is net een bevroren vis in ijsstralen. Hij
heeft zijn burgemeesterketting om. Die
hangt losjes op zijn blote borst. Alleen
Kapi en Pika en oma Knot
lopen normaal
door het stille dorp. Zij
zijn de enigen van heel Larilo, die
niet stil staan. Kapi en Pika hebben hun bijenkorfmutsen
op. “Wat
een maf gezicht hè, al die stokstijve mensen”, zegt
Kapi. “We
kunnen overal naar binnen, en
de mensen merken er niets van”, zegt Pika. “Weet
je wat, we gaan lekker slagroom eten bij
bakker Lachebrood. Dan
zal hij raar lachen als hij wakker wordt. Want
hij ziet natuurlijk meteen, dat
de slagroom weg is. En
dan vraagt hij zich af, wie
dat allemaal gedaan heeft. En
hoe hij al die lege taarten moet
verkopen?” Zo
gezegd, zo gedaan. Als
ze weer uit de bakkerij komen, zitten
hun gezichten onder de slagroom. En
de bakker heeft nu ook een mop slagroom op zijn neus. “Weet
je wat”, zegt oma. “We
schrijven wat op die bekeuring van agent Blom. Kun
je lachen als
dat standbeeld weer levend wordt. Ik
weet al wat.” Met
mooie, sierlijke letters schrijft ze in
het boekje van Blom: BIJ
INLEVERING VAN EEN KUSJE OP MIJN WANG ZIJN
DE BEKEURINGEN VANDAAG GRATIS. Ze
stopt de pen weer tussen zijn vingers. Bij
dokter Prikgraag verstoppen ze alle spuitjes die
niet direct nodig zijn.. “Dan
hebben de kinderen van Larilo even rust, want
die man geeft zo graag spuitjes. Die
geeft al een spuitje bij een kleine bloedneus”, zegt
Kapi. Dat
laatste heeft hij zijn vader onlangs horen zeggen. De
burgemeester die nog steeds in zijn niksie onder
de douche staat, spuiten
ze vol met doucheschuim. “Die
moet straks lang naar zijn ketting zoeken”, zegt
Pika. “Dat
zal me een hoop schuim geven, als het water weer gaat doorplenzen. Het
hele stel staat nu in de tuin bij oma Knot. “Ik
denk, dat ze nu wel gauw hier zijn”, laat
oma dan weten. Ze
wijst naar de lucht. En
ja, daar is iets te zien, wat
op een regenboog lijkt. Het
is geen regenboog maar een zwerm lentemannetjes. Die
vliegen met hun prachtig gekleurde vleugels naar
de tuin van oma Knot. Je
kunt hun pretoogjes al bijna zien. In
hun witte handjes houden zij gouden zakjes. Daar
zitten de lentekriebels in. Dit
zijn de lentekriebels voor de mensen van Larilo. Elk
jaar in maart komen de lentemannetjes om
de kriebels over de mensen uit te strooien. Daardoor
voelen de mensen dat het lente is. Ze
worden er vrolijk van. En
de wintermoeheid is dan meteen weg. Alleen
oma, en Kapi en Pika
kennen de lentemannetjes. Dat
is hun geheim. De
mannetjes kunnen de kriebels alleen uitstrooien, als
alles stilstaat. Oma
Knot, Kapi en Pika hebben
geen lentekriebels nodig. Zij
hebben altijd al genoeg kriebels. Daarom
mogen zij gewoon bewegen als
de mannetjes er zijn. Zo
lang ze maar niet in de weg lopen. “Willen
jullie eerst een colaatje, voor
jullie gaan strooien?”, vraagt oma. Oma
heeft wel drie kratten met flessen cola staan. Die
voorraad is gauw op. Want
waar de lentemannetjes vandaan komen, daar
heb je geen cola. De
lentemannetjes kunnen er ook niet goed tegen. Ze worden er een beetje dronken van. Zwieberend vliegen ze even
later over het dorp. Sommige
mensen krijgen nu wel erg veel lentekriebels. De
mannetjes zien alles een beetje wazig door
de cola. Zo
gooien ze ook kriebels op lantaarnpalen telefooncellen
en brievenbussen. Dat
zal me straks wat geven als
alles weer gaat bewegen…. Nu
zijn de gouden zakjes leeg. Hoog
in de lucht is nog een trillend regenboogje te zien. Dat
zijn de lentemannetjes. Ze
gaan weer verse lentekriebels halen voor het volgend dorp. En
Larilo wordt weer wakker. Lachebrood
peutert verder in zijn neus. “Dat
smaakt dit keer naar slagroom”, denkt
hij. Ineens
ziet hij beteuterd zijn kale taarten. “Nou
ja , het is lente”, mompelt hij. En fluitend klopt hij nieuwe slagroom”. “Hier
is uw bekeuring”, zegt agent Blom tegen
de oude dame die
geen bel heeft op haar fiets. Het
oude dametje kijkt op de bekeuring, wat
het gaat kosten. Ze
kleurt als ze het leest, en
zegt: “Dat is mooi goedkoop. Hier
heeft u uw lentekusje agent Blom”. Ze
moet er hard om lachen. “Schrijft
u nu maar op de bekeuring, dat
die voldaan is.” Agent
Blom kijkt naar de bon en krijgt een rode kleur. “Nou
ja het is lente” , denkt hij. Bij
het huis van de burgemeester staan een heleboel mensen. Ze
kijken hun ogen uit, want
uit alle ramen en deuren komt sop. Het
doucheschuim is lekker gaan bruisen, toen
het water weer stroomde. In
een wip was het hele huis vol met sop. De
burgemeester kan de weg naar buiten moeilijk
vinden. Eindelijk
staat hij in zijn tuin. Met
alleen zijn ketting om. Hij
kan niets zien door het schuim in zijn ogen. Zijn
ogen prikken, en hij moppert erop los. Hij
wrijft zijn ogen schoon. En
nu ziet hij dat de mensen van Larilo rondom
zijn huis staan. Ze
gieren allemaal van het lachen Pika en Kapi staan er ook. Ze
geven elkaar een knipoogje. De
volgende dag staat er een bericht in de krant van Larilo: BURGEMEESTER
GEEFT STARTSCHOT VOOR GROTE LENTESCHOONMAAK Er
staat ook in de krant dat
er vreemde dingen zijn gebeurd in Larilo. Lantaarnpalen
waren verliefd op elkaar geworden. Ze
zwiepten heen en weer om elkaar kusjes te geven. De
telefoons in de cellen gingen elkaar opbellen. Het
was een gerinkel van jewelste in het dorp. En
de brievenbussen riepen steeds: “Papier
hier. Papier hier” En
als iemand post in de bus deed, zeiden
ze: “Dank je wel”. En
dan moesten alle brievenbussen heel hard lachen. “Zo’n
leuk begin van de lente hebben we nog nooit gehad “, zegt
Pika tegen Kapi. De
enige die geen goed humeur heeft, is
dokter Prikgraag . Hij
heeft gisteren geen enkel kind een
spuitje kunnen geven. Er
was amper nog een spuitje te vinden. Gelukkig
was geen enkel kind ziek. Lentekriebels
zijn immers erg gezond. En
dan moet de kippendag nog komen. Maar
daar weet Pika nog niets van …. |
|
||||||||||||||||||||
|
Maak je eigen
tekening bij dit hoofdstuk. Of zoek een clipart. |
|
|||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 6 Kippendag |
Luisterversie Overzicht
► |
Als je het overzicht open laat staan, kun je het bij elk hoofdstuk opnieuw gebruiken. |
|
||||||||||||||||||
Uit
de boerderij van boer en boerin Kukel komen
twee kinderen. In
hun handen houden zij een emmer. Hun
wipneuzen wijzen richting kippenhok. Het
zijn Kapi en Pika. Ze
logeren op de boerderij, en
ze gaan nu verse eieren rapen. De
kippen gaan altijd naar de legbak, als
ze voelen dat er een ei komt. Het
is daar een drukte van belang. “Tok,
Tok,of is het meer Tuk , Tuk, wat
die kippen zeggen?”, vraagt
Kapi aan Pika. “Iets
er tussen in, denk ik”, zegt Pika “Als
ze zo flink geluid maken, dan
komt er meestal een ei aan. Het
geeft wel veel kabaal vind ik”. Het
eerste ei dat Kapi raapt, is
nog warm. Die
eierenmoeten voorzichtig opgepakt worden. Anders
breken ze. Ze
zijn voor de klanten. Aan
sommige eieren zit kippenpoep. Er
zit een stel eigenwijze kippen in de legbak. “Zouden
jullie ergens anders willen gaan leggen, zo
kunnen we niet rapen”, zegt Pika. De
kippen kijken haar nijdig aan. Wie
is hier eigenlijk de baas? Ze
blijven gewoon zitten. “Durf
jij ze met de handen weg te duwen ?”, vraagt
Kapi. Dat
lijkt Pika griezelig. Ze
heeft nog nooit een kip vastgepakt. “Weet
je wat, we pakken een stokje, en
dan duwen we ze voorzichtig weg”. Daar
staan ze dan met een stokje tegen
de kippen aan te prikken. Je
hoort van alle kanten hard getok. De
kippen fladderen op en
gaan boos ergens anders zitten. Kapi en Pika rapen gauw de laatste
eieren op. Ze
gaan met hun eieren naar boerin Kukel. Samen
maken ze dan de eieren schoon, voor
de biologische klanten. “Wist
je dat boer Kukel altijd met de kippen praat?”, zegt
de boerin. “Ze
vertellen elkaar hele verhalen”. Dat
willen Kapi en Pika ook
wel eens meemaken. Na
het schoonmaken van de eieren lopen
ze meteen naar het kippenhok. Ze
gaan gezellig in de legbak zitten. “Zo,
gaan jullie ook een ei leggen?”, vraagt
een dikke kip. “Dat
doen mensen niet”, zegt Kapi. “Woont
u hier graag mevrouw?” “Dat
zeker. We hebben familie in een legbatterij. Dat
is niks. Zo stads. Die
kippen hebben nog nooit gevlogen. Als
ze oud zijn, worden ze een kippenboutje in
de supermarkt. Wie
lust nou een kip, die
nooit gevlogen heeft?” “Wat
zielig voor die kippen”, zegt Pika. Ze
krijgt een traantje in haar ogen. “Slapen
jullie ook op een stok ?”, vraagt
de kip verder. “Mensen
kunnen niet op een stok slapen”, zegt Kapi. “Dat
is toch raar”, vindt de kip. “Hoe
slapen jullie dan?”. “Wij
gaan liggen bij het slapen”. Kapi en Pika doen het voor. Ze
gaan languit in de legbak liggen. “Heerlijk
op het stro”, vindt Kapi. Het
is er zo lekker warm, dat
ze gewoon indommelen in de legbak. De
dikke kip vindt er niets meer aan. Ze
trippelt maar naar buiten, en
kijkt niet naar Kapi en Pika
meer om. Pika droomt al van een bijzondere kippengebeurtenis. De
boer en boerin vieren een speciale
kippendag. De
legbakken worden versierd. De
kippen krijgen graantaart, en
drinken water met een rietje. Ook de koningin komt op bezoek. Ze
stapt uit een deftige auto, en
loopt over de rode loper naar
het kippenhok. Ze
zwaait naar de kippen, die
haar luid toetokken. Sommige
kippen zijn ongeduldig geworden van
het lange wachten. Er
zijn een paar kippen, die
op de schouders en de hoed van
de koningin gaan zitten. Zo
kunnen ze dichter bij de taart van
de koningin komen. En
bij de kersen op de koninklijke hoed. Ze
poepen ondertussen gewoon op haar hoed En
ook op haar mooie jasje. De
koningin moet er erg om lachen. “Wij
hebben veel reservehoeden en reservejassen in de volgauto’s”, zegt ze. “Maakt
u zich geen zorgen. Hopelijk
staat het goed op de film. Dit
vinden Eloewieze
en Amalia vast heel erg leuk. Hoe
is het trouwens met oma Knot, kinderen?” “Grappig,
dat ze oma Knot kent”, droomt
Pika verder. De
kippen drommen bij elkaar voor
het feestlied. “Dat
hebben wij geoefend, mevrouw
de koningin”, zegt Kapi. “Het
is speciaal voor u gemaakt”. Het
gaat zo: “De
snavels klinken wijd en zijd voor uwe majesteit. Tuk, tuk, tok, tok. Wij kippen slapen op een stok. Ei, ei, ei, leggen hoort erbij. Kukeleku, kukeleku, feesten doen we nu. De snavels klinken wijd en zijd voor uwe majesteit.” Alle kippen zingen mee. En boer en boerin Kukel doen tegelijk een kippenklompendans ”. “Het
lijkt vandaag wel Koninginnedag”, zegt
de lakei. “Hier
majesteit, is dit een goede reservehoed? Hij is gemaakt van prachtige kippenveren. En wat vindt u van dit reservejasje? Of wil majesteit nog eerst in de badkuip van de gastheer en gastmevrouw Kukel? “ Zo
gaat de droom van Pika steeds verder. In
de legbak is er nu geen plaats meer voor
de kippen om eieren te leggen. Kapi en Pika liggen daar languit te
slapen. Daarom
gaan de kippen maar bovenop hen zitten. Want
het is weer tijd om eieren te leggen. Kapi en Pika zitten al gauw helemaal
onder de kippen. Je
ziet ze bijna niet meer. Het
is een gekriebel van jewelste. En
dan worden ze wakker. De
kippen zijn niet allemaal klaar met leggen. Op
Kapi en Pika liggen een heleboel eieren Op
de buik van Kapi zit een kip te kakelen. “Mag
ik u even opzij zetten, mevrouw kip?”, zegt
Kapi beleefd. En
ja hoor hij pakt de kip beet, en
zet die naast de bak. “Mooi
dat ik dat durf”, zegt Kapi. “Zag
je dat Pika?”. Pika pakt nu ook een kip beet , die
parmantig op haar been zit. “Daar
gaat u, mevrouw, een
biologische kip mag vliegen”. En
Pika gooit haar in de lucht. Fladderend
landt de kip verderop
in het kippenhok. Krak,
Krak, doen de eieren. De
andere kippen in de legbak vliegen op. De
eieren rollen alle kanten uit. Kapi en Pika zitten helemaal onder de
eierkledder. De
haren, het gezicht, en de kleren. Nu
schrikken ze toch wel. Wat
zal boerin Kukel wel niet zeggen. Nou,
die kan er gelukkig om lachen. “Jullie
zien er heel biologisch uit”, zegt ze. “Ik
maak eerst een foto, en dan gaan jullie in de badkuip.” Klik
zegt de camera. “Jullie
staan er nu gekleurd op”, lacht de boerin. De
volgende dag staan Kapi en Pika
op
een grote foto in de krant. Helemaal
onder de eierstruif, en
met een vlaggetje in de hand. Ook
de lachende koningin staat op de foto. “Het
was toch een droom “, denkt Pika. “Nou”, zegt boer Kukel . ”Ik
heb de foto wat bijgewerkt op de computer, en
toen naar de krant gestuurd. Moet
je eens kijken wat voor bericht ze eronder zetten.” KAPI
EN PIKA ZIJN DE HELDEN VAN
DE KIPPENDAG. ZE
BEVRIJDEN DE KONINGIN VAN
OPDRINGERIGE KIPPEN. “s
Middags komen er allemaal mensen bij de boerderij om
Kapi en Pika te
feliciteren. “Nou”, zegt boer Kukel, “Dat mag u wel doen, maar
heeft u niet in de gaten dat het 1 april is?” |
|
||||||||||||||||||||
|
Maak je eigen
tekening bij dit hoofdstuk. Of zoek een clipart. |
|
|||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 7 Zingende bloemen |
Luisterversie Overzicht
► |
Als je het overzicht open laat staan, kun je het bij elk hoofdstuk opnieuw gebruiken. |
|
||||||||||||||||||
Bloemen
zijn eigenlijk nooit boos. Ze
zijn er gewoon. Ze
geven de wereld kleur en geur. En
ze vragen er nooit iets voor terug. Mensen
denken vaak: “Voor
wat hoort wat.” Ze
kunnen nog veel van de bloemen leren. Toch
zijn de bloemen van Larilo vandaag boos. Heel
boos. Het
is nog wel 1 juni. Dat
is eigenlijk een dag, dat
bloemen heel mooi horen te zijn in Larilo. Ze
zijn vooral kwaad op de burgemeester. De
bloemen in de tuin van de burgemeester schelden
dat het een lieve lust is. Om
hen heen hangt gewoon een
boze, onaangename stank, in
plaats van een zachte zomergeur. Het
stuifmeel schiet alle kanten op. Het
lijkt wel of er een stuifmeelmist hangt in de tuin. Je
kunt het grasveld niet eens meer zien. De
vlinders zijn gevlucht naar het volgende dorp. Ze
hebben echt geen zin in die opgefokte bloemen. Die
zijn trouwens ook niet meer goed te vinden door
die deken van die stuifmeelmist. Boven
in de slaapkamer ligt de burgemeester te
hoesten en te proesten. Zijn
burgemeestersketting schiet heen en weer. Hij
is ziek van al dat stuifmeel. Hij
is benauwd en heeft hoge koorts. Dokter
Prikgraag staat naast zijn bed. “U
heeft een ernstige vorm van
stuifkoorts. En dat gaat voorlopig niet over. Dat is zo zeker als een bloemblaadje. Daar helpt zelfs een spuit met een dikke
naald niet tegen.” Naast
het bed van de burgemeester staat
de rode telefoon. Dat
is een telefoon voor rampen. De
burgemeester vindt dat
er nu toch echt sprake is van een ramp. Nu
hij zo ziek is, kan
hij Larilo niet fatsoenlijk besturen. En
wat gebeurt er dan wel niet met
Larilo, nu
hij uitgeschakeld is? De
burgemeester vindt dat niemand zo goed Larilo
kan besturen, als hijzelf. “Ik
ben de beste burgemeester voor Larilo”. Dat
zegt hij tenminste altijd in zichzelf. Proestend
belt hij de secretaris van
het gemeentehuis. “Uch, uch, kuch, start het
rampenplan. Zet
in de krant en op teletekst dat
ik ernstig ziek ben. Iedereen
moet binnen blijven tot
ik beter ben. Uch, uch, kuch ,kuch. Dat
ik ziek ben, is
de schuld van die rotbloemen. Uch, uch, kuch nog aan toe. Bovendien
hebben die krengen stuifmeel, hatsjie,
daar kan ik niet tegen. De
beste bloemen zijn gewoon plastic bloemen.” Nu
wil je natuurlijk weten waarom
die bloemen boos zijn. Dat
is even een verhaal. Normaal
vieren ze in Larilo feest op
1 juni. Het
zomerbloemenfeest. Het
feest van de zingende bloemen. Want
wie goed stil kan luisteren, weet
dat bloemen kunnen zingen en
ook muziek maken. Dat
kun je soms aan hun namen zien. Viooltjes,
fluitenkruid, trompetnarcis, grasklokje. En
in Larilo kunnen ze goed stil luisteren. En
de bloemen vinden het fijn om
een keer per jaar samen
met de mensen van Larilo te zingen op
het zomerbloemenfeest. Iedereen
zingt en danst dan in kringen rond de oude boom. De
kinderen met bloemenkransen in hun haar. Bakker
Lachebrood spuit bloemen
van slagroom op zijn taarten. Dit
jaar is er geen feest. Het
geld van de gemeente is bijna op. De
burgemeester wil er geen stuiver voor uitgeven. En
bovendien houdt hij niet van bloemen. Hij
kan dan ook niet stil luisteren. Hij
luistert meestal alleen maar naar zichzelf. De
bloemen heeft hij dus nog nooit horen zingen. Alleen
soms luistert hij naar de raad van de
oude boom. Wanneer
een bestuurszaak zelfs
voor deze burgemeester te moeilijk is. Maar
dit jaar heeft hij dat vergeten. De
burgemeester heeft dus het feest afgeschaft. Oma
Knot heeft ook nog gedemonstreerd. Ze
zat met een spandoek in het gemeentehuis. Het
heeft niets geholpen. De
burgemeester was zo eigenwijs, dat
hij het niet nodig vond naar
oma te luisteren. Toen
de bloemen er de vieze lucht van kregen, werden
ze woest. Kapi en Pika moeten op last van de
burgemeester ook
binnen blijven. Maar
hun ouders vinden dat onzin. “Aan
die malle fratsen van onze burgemeester hoef
je niet te gehoorzamen”, zeggen ze. “Een
mens moet zijn eigen verstand ook gebruiken”. Niemand
in Larilo blijft trouwens binnen Kapi en Pika zitten nu gezellig bij oma
Knot met
een zacht koekje in de hand. Op
de tafel van oma ligt de krant open, bij
het bericht van de burgemeester. “Eigen
schuld dat hij ziek is”, zegt Oma. “Je
kunt best een feest vieren als
er weinig geld is. Je
hebt bloemen en je hebt mensen. Dat
is genoeg voor een feest. Bij
een feest smaakt zelfs water nog feestelijk. Wat
moeten de bloemen wel niet van ons denken.” Kapi en Pika knikken. Zij
balen ook dat er geen feest is. “Als
we nou eens proberen te praten met de bloemen. Misschien
willen ze dan toch zingen, oma.” ”
Weet je wat”, zegt oma,” we vragen ze om vanavond om
zeven uur zo hard mogelijk met
de mensen van Larilo te zingen. Misschien
dat de burgemeester ze dan ook hoort. Hij
ligt nu zo stil in zijn bed Hij
is te ziek om alleen maar naar
zichzelf te luisteren. En
als hij de bloemen en de mensen hoort zingen, ontdekt
hij misschien, hoe
dom hij eigenlijk is ”. Even
later kruipen oma en alle kinderen van
Larilo door de mistige tuinen van het dorp. Ze
spreken iedere bloem aan. Het
is een hele klus om de bloemen rustig te krijgen. En
ze stinken, nu ze boos zijn. Qua
lucht lijkt Larilo wel een ziekenhuis vandaag. Het
hele dorp is vol met vreemde, vieze luchtjes. De
neuzen van de kinderen zitten onder het stuifmeel. “Luister
eens even”, zegt
oma tegen een mopperende geranium. “Niet
zeuren, je zorgt maar dat je meezingt. Iedereen
moet gewoon meezingen. Wat
krijgen we nou toch?” En
ja hoor. Om
klokslag zeven uur klinkt in heel Larilo het
bekende bloemenlied: “Luister
even … het
is hier lekker leven… in
elk bloembed. De
azalea heeft altijd pret. En
de narcis speelt trompet. Dus
burgemeester kom maar gauw uit je bed”. De
laatste regel hebben de bloemen er vandaag bij bedacht. Ze
zingen het lied telkens weer. De
burgemeester merkt dat hij meer lucht krijgt. De
stuifkoorts zakt weg. “Het
lijkt wel of ik muziek hoor”, denkt hij. Hij
moet ineens huilen. De
melodie komt hem bekend voor. Zo
zong zijn moeder vroeger ook, als
hij ziek was. Dan
werd hij altijd gauw beter. Was
zijn moeder er nog maar. Die
wist altijd wel raad met hem als
hij eigenwijs was, of boos, of
narrig van ongeduld. Dan
werd hij meteen rustig. Hij
hoort nu ook de woorden van het lied. “Warempel,
het zijn de bloemen die
zingen. Ze
zingen speciaal een regel voor mij. Ik
kan ze nu ook horen. Ik
hoor er nu echt weer bij. Ik
hoor bij de bloemen van Larilo, bij
de bomen, en bij alle andere planten. En
ook bij de dieren, en
bij de mensen van Larilo. De
mensen van Larilo zijn heel rijk, want
zij kunnen de bloemen horen zingen, in
de stilte. De
burgemeester wordt heel kalm
en rustig van binnen. In
zijn pyjama stapt hij het balkon op. Zijn
neus is nog een beetje rood van de stuifkoorts . Vandaag
houdt hij geen toespraak. Hij
wil alleen nog naar het bloemenlied luisteren. En
de lucht ruikt weer naar zomerbloemen. De
mensen zijn heel blij. En
voor de zon onder gaat, zijn
de vlinders weer terug in Larilo. En
de burgemeester, die
zit tot diep in de nacht heel stil op het balkon. Totdat
vanuit de sterrenhemel zijn moeder zachtjes
naar hem lacht. Dan
gaat hij rustig slapen, net
zoals vroeger. |
|
||||||||||||||||||||
|
Maak je eigen
tekening bij dit hoofdstuk. Of zoek een clipart. |
|
|||||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||||||
Hoofdstuk 8 Oma Knot is verliefd |
Luisterversie Overzicht
► |
. |
|
||||||||||||||||||
Oma
Knot doet een beetje vreemd de laatste dagen. Eergisteren
heeft ze ingebroken bij bakker Lachebrood. Zij
maakte daarbij veel lawaai. Ze
zong het hoogste lied. Nu
is Lachebrood een goede slaper. Zeker
als hij weer eens droomt van
de wandelende krentenbollen. Maar
van oma Knot werd hij toch wel wakker. Hij
stapte meteen naar beneden, want
hij is niet bang uitgevallen. Oma
zat daar met een mond vol taart in de etalage. “Wat
gaan we nu beleven?”, zei hij. “Ik
breek in”, zei oma. “Ziet
u dat dan niet? U
moet meteen de oude hoofdagent Jopermans erbij
roepen”. “Nou
nee”, zei Lachebrood. “Inbreken
is niets voor u. Bent
u misschien aan het slaapwandelen? Zal
ik u eens in de arm knijpen?” “
Liever niet”, zei oma. “Wat
is er dan aan de hand?”, vroeg Lachebrood. “Niets”,
zei oma, maar ze kreeg wel een rode kleur. “Als
er niets aan de hand is, kunt
u beter naar huis gaan. En
die taart krijgt u van mij cadeau. Ik
bak wel een nieuwe. Ik
ben nu toch op”. Teleurgesteld
ging oma naar huis. Eigenlijk
was het heel aardig van Lachebrood, dat
hij hoofdagent Jopermans er niet bij haalde. En
het was ook sympathiek, dat
oma de taart niet hoefde te betalen. Maar
ze vond het allemaal maar niks. Ze
kreeg er geen fijn gevoel van. Wat
was er toch met haar aan de hand? Ze
kende zichzelf niet meer zo goed terug. Je
snapt het natuurlijk wel. Die
oma Knot is gewoon verliefd op Jopermans. Ze
wil hem heel graag tegenkomen. Ze
ging er zelfs voor inbreken bij Lachebrood. Ze
hoopte, dat die Jopermans zou inschakelen. Oma
heeft nu verliefdheidskriebels in haar buik. Die
zijn nog sterker dan lentekriebels. Oma
is er dus een beetje van in de war. Daarom
doet ze gekke dingen. “Zie
je dat?”, zegt Kapi tegen Pika. “Daar
rijdt Oma Knot door het rode licht. En
wat ik helemaal vreemd vind, ze
heeft geen knot meer. Ze
heeft twee knalrode strikjes in het haar. Het
is maar goed dat
de oude hoofdagent Jopermans haar niet ziet. Ze
zou zo een bekeuring krijgen.” “Een
stukje verderop stopt oma. Ze
keert om, en fietst terug. Bij
het kruispunt staat het licht op groen. Oma
wacht met oversteken, tot
het licht op rood springt. “Ze
doet het expres”, zegt Pika. “He,
oma Knot wat doet u allemaal?”, roept Kapi. “O,
dag kinderen. Ik heb vandaag geen tijd voor
een praatje. Want
ik moet steeds door het rode licht rijden.” “Dat
mag u niet oma. Dat is levensgevaarlijk” “Ja
maar ik kijk wel uit, kinderen”, zegt oma snel. “Zo
krijgt u een bekeuring.”, merkt Pika op. “Ja
maar dat wil ik nu juist. En
dan graag een bekeuring van Jopermans. Hij
is zo’n aardige man”. De
kinderen schudden hun blonde krullen heen en weer. Dan
zegt Pika ineens: “Volgens
mij bent u verliefd op Jopermans“. Oma
Knot kleurt tot aan haar strikjes. Ze
kan niet uit haar woorden komen. “Verliefd? Wat? Hoe? Denk je?” “Nou,
dat is niet moeilijk te raden”, zegt Pika. Wij
zullen u wel helpen. We
gaan naar uw huisje om een plannetje te maken”. Oma
laat zich gemakkelijk overhalen. En
dan fietst ze naar huis met
Kapi en Pika achterop. En
ze steekt nu het kruispunt pas over, als
het licht op groen staat. “Eerst
zullen we de kanarie te eten geven”, zegt Pika. “Dat
bent u vast vergeten door uw verliefdheid.”. Oma
zit verlegen op de bank. Ze
heeft rode blosjes op haar wangen. Dat
heb je zo als je verliefd bent . Kapi’s wipneus gaat omhoog. “Weet
je wat?”, zegt hij. “U
gaat in de boom zitten in de tuin. En
dan gaan wij Jopermans vertellen dat
u er niet uit durft te komen. Dan
moet hij wel komen. Om
u met zijn sterke armen uit de boom te halen.” “Ja
hij heeft sterke armen hè “, zegt
oma. Oma
vindt alles best. Als
Jopermans maar komt. Ze
loopt meteen naar de tuin, en
klimt snel de boom in. Oma
zit al een half uurtje op een hoge tak. Als
een dromerig vogeltje kijkt ze over de straat uit, om
zien of Jopermans er al aankomt. Dan
hoort ze hem in de verte aankomen. Hij
zit in de politiewagen, en
de sirene loeit door het dorp. Kapi en Pika zitten ook in de wagen. Pika mocht van Jopermans de sirene
aanzetten. Want
dat vonden ze zo echt. “Zet
de sirene nu maar uit, Kapi, want
we zijn er. We
zullen dat varkentje wel eens even wassen.” Jopermans stapt uit. “U
bent anders toch niet zo bang uitgevallen”, roept
hij naar oma. “Ja
maar deze tak is wel erg hoog”, zegt oma zacht. Ze
kleurt tot achter haar strikjes. “Waar
staan hier de ladders?”, roept Jopermans . ”In
het schuurtje staat een flinke karweitrap”, zegt
oma met een hoog stemmetje. Jopermans zet de karweitrap tegen de boom. Parmantig
stapt hij erop. Dat
denkt hij tenminste. Want….. Hij
boerkukelt zo van de vijfde tree naar
beneden. Zijn pet vliegt van zijn hoofd. “Au”,
roept hij. Oma
schrikt. Ze
klimt als een aap heel gauw uit de boom. Ze
is even vergeten, waarom ze in de boom zat. Ze
helpt Jopermans overeind. “Kom
maar even thee drinken voor de schrik”, zegt
ze. Kapi en Pika staan te grinniken. Agent
Jopermans kijkt verstoord naar hen. “Een
oude agent uitlachen”, zegt hij. “Die
kinderen van tegenwoordig. Ze
hebben geen respect meer voor een politiepet”. “Wij
buigen er zelfs voor”, zegt Kapi. En
hij raapt de pet van Jopermans op. “Alstublieft”. “Wij
lachen u niet uit”,zegt Pika. “U
moest oma komen redden, en
nu redt oma u. Dat
is toch grappig!”. “Dat
is waar ook”, zegt Jopermans tegen oma. “Hoe
kwam u eigenlijk in die boom terecht? “ Oma
krijgt weer een kleur en stamelt: Nou
.., nou…, kijk mijn kanarie was, geloof
ik, weggevlogen.” “Hoe
kan dat? Wat
zit daar in die kooi? Daar
binnen“, lacht Jopermans. “Dat
moet wel een heel slimme kanarie zijn. Want
hij is teruggekomen en hij heeft zelf het deurtje dicht gedaan.” Zijn
stem buldert van het lachen. Op
oma Knot kan hij niet boos worden. Zij
is zo grappig en lief. Dan
slaat hij pardoes zijn agentenarm om oma heen. Er
is bij hem ook een lichtje opgegaan. Een
verliefdheidslichtje is bij hem gaan branden, zou
je kunnen zeggen. Dat
is weer eens wat anders, dan bekeuringen geven. Hij
lust nog wel een kopje thee van oma Knot. Kapi en Pika vinden, dat het nu hoog
tijd is om weg te gaan. Hun
wipneuzen wijzen al naar de laatste regels van het boek. Gelukkig
hebben oma Knot en Jopermans elkaar gevonden, nog
net voor het boek uit is. Dag
Larilo, Tot
ziens |
|
||||||||||||||||||||
|
Maak je eigen
tekening bij dit hoofdstuk. Of zoek een clipart. |
|
|||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||||||||