Wim Rhebergen Interviews ► Home ► Contact: rhegie1@planet.nl |
|
Maud, 1954 *)
Alex
Luigjes |
|||
|
|
|
|||
Birkbode februari
1999
|
|
Alex Luigjes, 85 jaar, glazenier, schilder en geboren Amersfoorter, woont nu in Puntenburg, Amersfoort. Hij
exposeerde van 21 januari tot 4 maart dit jaar in de Vijverzaal van de
Puntenburg. Een vermelding van de
expositie hebt u in de vorige Birkbode kunnen
lezen. Als ik hem opbel voor een interview, nodigt hij mij uit om op zijn
kamer te komen. Hij heeft daar ook nog wat werk dat hij mij graag zou willen
laten zien. Op zijn kamer zie ik dan twee zelfportretten: een op jongere
leeftijd, een op oudere leeftijd. Wat opvalt, is de overeenkomst: zijn
zelfbewuste blik, de kracht waarmee hij in deze wereld kijkt, zijn
vitaliteit. Dan begint ons gesprek. De
wortels van het kunstenaarschap “Als kind was ik al een beetje een eenling. Ik
rommelde wat in de sloten buiten, was druk in de weer met stekelbaarsjes,
torretjes, vliegjes, slakjes en had een eigen tuintje, waarin ik me
uitleefde. Ik zag er soms niet uit. Mijn vader zei wel eens spottend: “Heb
jij vergeten je kleren uit te trekken?” Ik ging op in mijn eigen spel.
Urenlang kon ik door een stukje gekleurd glas kijken. Fascinerend hoe
raadselachtig mooi de wereld dan kon worden! Als je door rood glas kijkt,
wordt de wereld rood. Ik ontdekte dat de wereld een wereld van kleuren is. In
deze jonge jaren liggen de wortels van mijn kunstenaarschap.” Zien
en verstaan “Ik was twaalf jaar toen ik in het glas- en
lood atelier aan de Korte Bergstraat kwam te werken. Het was hard werken,
maar behalve hard werken leerde mijn baas me ook kleuren te zien. Er
zijn zoveel kleuren en schakeringen van kleuren. Je moet ze stuk voor stuk ontdekken
en eigen maken. Kleuren moet je proeven, tasten, voelen, met al je zintuigen
opsnuiven en in je lichaam opnemen, ik noem dat proces wel eens: ”Zien en verstaan”. Mijn vader was een
schilder die aan de kurk proefde welke soort verf in de pot zat: rauwe,
lichte lijnolie of gekookte, donkere lijnolie. Dat bedoel ik.” Het
glas en het licht “In het atelier stonden beneden de grote
glasplaten, daarboven de halve platen en op de bovenste plank schoenendozen
met kleine stukjes gekleurd glas. De kunst is om oog te krijgen voor de
werking van het licht in het glas: fel licht, wijkend licht, stilstaand en
bewegend licht. Het Noorderlicht staat stil, maar het licht in het Oosten,
Zuiden en Westen beweegt, het verandert voortdurend. Elke kleur heeft zijn
eigen toonwaarde - tussen donkerblauw en lichtblauw ligt een hele wereld. In
de glazenierkunst is kracht en beweging van licht en tijd een essentieel gegeven. Mijn schilderen is daarvan een
voortzetting. Als je stukjes verschillend gekleurd glas over elkaar legt, ben
je in feite al aan het schilderen. Het schilderspalet kent geen zwart. Het
donker moet je zelf maken. De schoonheid van het duister is de kracht van de
herinnering.” Glas
en de glazenier “Glas ontstaat bij blikseminslag; de aarde
smelt en verglaast. De Feniciërs ongeveer 500 jaar voor Christus maakten
reeds allerlei voorwerpen van glas. Het was een kunstzinnig volk, waarvan we
tegenwoordig nog bekers en schalen terug vinden bij de diverse opgravingen.
Het glazeniersvak stamt uit de tijd van de Middeleeuwen,
en ontwikkelde zich sterk in de tijd dat men de kathedralen bouwde. Hele
families trokken van plaats tot plaats. Iedereen werkte mee aan het bouwwerk:
men schilderde, maakte beelden, maakte kleurige ramen met vaak bijbelse voorstellingen. Er wordt wel eens gezegd dat we
tegenwoordig niet meer die kleuren van toen kunnen maken. Waarom zegt men
dat? Deze stelling heeft me altijd geïntrigeerd en heeft uiteindelijk geleid
naar een scriptie die ik heb geschreven onder de titel: “Van aarde tot venster”. Later heb ik door het hele land lezingen
gehouden over dit onderwerp. Bij de opkomst van de kleurenfotografie ben ik
herhaaldelijk gevraagd iets over mijn kennis van kleuren te vertellen.” Ik
heb het vak moeten leren “Ik heb het vak moeten leren. Verschillende
meesters hebben een aandeel gehad in mijn ontwikkeling. In de loop van de
tijd groeit je persoonlijkheid. Je leert nieuwe dingen, je gaat scherper
zien, je let op andere zaken. Van nature ben ik een nieuwsgierig man. Ik
blijf niet op mijn kamer zitten, ik trek er op uit, ik wil weten hoe iets is.
Als schilder ga ik de natuur in. Ik bestudeer hoe iemand op zijn fiets stapt
en hoe iemand er afvalt. Er zijn heel veel dingen in het leven die heel
gewoon zijn, maar waarvan je toch niet weet hoe dat nu precies gaat. De kleur
van het daglicht heb ik zelf ontdekt. Als ik dan ‘s avonds de lucht aan de
horizon bestudeer, zie ik kleuren en lijnen; roze dat groen wordt in het
verdwijnpunt.” Sport
en beweging “Een ander aspect is de sport. Ik heb altijd aan
sport gedaan. Atletiek, boksen, worstelen (Grieks en Romeins), gewichtheffen,
zwemmen - ik ben nog altijd lid van de reddingsbrigade. Ik tennis ook altijd
nog. De boksclub kwam bijeen in het oude postkantoortje aan de Stadsring,
achter het oude politiebureau. Ik zat toentertijd in het jeugdwerk,
begeleidde de zogenaamde asfaltjeugd,
jongens die gewend waren om met elkaar te knokken. Ik moest uitleggen wat
sportiviteit was. En als ik zo aan het vertellen was, zag ik hoe aandachtig
ze naar mij luisterden - al wilden sommigen dat niet laten blijken. In de
sport leer je hoe je met je verlies moet omgaan.” Ilona “In mijn hele leven heb ik op jonge mensen
gelet. Hoe belangrijk is het niet dat zij zich goed ontwikkelen! Mensen
kunnen door het leven verprutst worden. Ik houd van vertellen, ik wil anderen
graag iets leren, dingen laten zien. En als we het over mijn werk hebben - zo
kan ik zeggen - zijn kleuren enorm belangrijk. Kleuren kunnen je
gemoedstoestand beïnvloeden, gevoelens in je opwekken, rust geven, genezen.
In het schilderen - met glas of verf - komt dat allemaal bij elkaar:
ervaring, groei, beeld en verhaal, essentie, de beheersing van het ambacht en
de intuïtie. In de Vijverzaal hangt een portret van Ilona. Ze kwam mij hier
op mijn kamer het eten brengen. Ze zag mijn schilderijen en stelde allerlei
vragen, eerst een beetje schichtig en verlegen, maar mettertijd steeds
vrijer. Over alles en nog wat heb ik met haar gepraat. Op een gegeven moment
heb ik haar geschilderd. Als de tentoonstelling afgelopen is, mag ze het
portret hebben.” Het
schilderij met het amandelboompje “Dit amandelboompje, ook wel prunus genoemd, stond in de tuin van
mijn atelier en terwijl ik binnen zat met het zicht op het boompje, maakte ik
dit schilderij. Ja, wat er toen gebeurde, is moeilijk te zeggen. Misschien
was ik te sterk geconcentreerd, ik weet het niet, maar ineens was ik
geblokkeerd. Mijn sterke handen die altijd lood en zware kisten hadden
gedragen en nog nooit hadden geweigerd, konden het waterverfkwastje niet meer
vasthouden. Ik dacht - hoewel je eigenlijk helemaal niet kunt denken -, maar
iets was er toch in mijn gedachten van: “Ik moet naar die stoel daarginds,
weg van deze plaats van onheil”; mijn voeten stonden stil en bewogen zich
niet. Het was dinsdag 13 maart 1990, de verjaardag van mijn schoonmoeder. Ik
zal deze dag nooit meer vergeten. Drie maal heb ik een CVA gehad. Het is heel
hard werken geweest om te herstellen. Zo heb ik alles opschreven wat ik wist,
alles over het vak, de kleuren, blocnotes vol, want zo dacht ik maar steeds:
“Als je het niet meer weet, kun je het nazoeken!” Ik was mijn woordenschat
kwijt. Woord voor woord moest ik ze weer terughalen. Precies een jaar later
was ik zover dat ik mijn kwast weer kon vasthouden. Op de plek waar ik was
opgehouden, ben ik toen opnieuw begonnen. Vanuit dezelfde ooghoek schilderde
ik het boompje dat daar nog altijd stond, af. Deze periode is een
confrontatie met mezelf geweest. Ik ben een knokker - altijd geweest.” |