Main page course   Home

 

Text        spoken version

 

Words Dutch + Translation

 

Hoofdstuk  2    

De  lachspiegels

 

Pika kijkt om zich heen.

Niemand ziet haar.

Dan tilt ze stiekem het tentzeil omhoog.

Ze gluurt naar binnen.

Ze kijkt nog even om.

Niemand in de buurt.

En hups , daar kruipt ze

onder het zeil van de grote tent door.

Ze weet niet wat er allemaal

nog gaat gebeuren.

Binnen staat een lange rij

rare spiegels.

Geen een is hetzelfde.

Pika kijkt in een bolle spiegel.

Net de achterkant van een lepel,

lijkt het wel.

Maar dan een reuzenlepel.

Pika vindt het erg maf.

Zij steekt haar tong uit.

In de spiegel lijkt die

net wel een nijlpaardentong.

Ze schudt van het lachen.

De nijlpaardentong zwiept mee.

Zou niemand Pika horen lachen?

Ze lacht zo hard.

 

Even later staat ze

voor een holle spiegel.

Net de binnenkant van een lepel

lijkt het wel.

In de spiegel staat Pika

op haar kop.

Ze loopt heen en weer voor de spiegel.

Dat ziet er raar uit in de spiegel.

Net of ze op haar kop loopt.

Zou ik in je neusgaten kunnen kijken,

vraagt ze aan de spiegelPika.

Ze doet haar best.

Wat leuk is het hier, denkt ze.

Wat zou er nog meer staan?

In het hoekje staat een heel lange spiegel.

Net de stang van een reuzenstofzuiger.

Pika kijkt er in.

Ze heeft nu een nek als een giraf .

O wat maf toch .

Ben ik dat wel zelf?

Even is Pika bang

dat ze iemand anders is.

Ik heb zulke lange benen.

Ik hoef nu nooit meer stelten te kopen.

Dit denkt ze allemaal.

 

Plotseling hoort ze nog iemand in de tent.

Ze schrikt zich een hoedje.

Ze houdt zich heel sti .

Haar hart bonkt als een kerkklok.

Als ze haar maar niet zien of horen.

Pika wil de tent wel uithollen.

Maar dat kan dus niet.

Dan horen ze haar vast .

 

In het andere deel van de tent is Kapi .

Hij ziet veel spiegels daar.

Het zijn allemaal gewone spiegels.

Die zitten tegen de wand ,

tegen het plafond, en opde vloer.

Je ziet jezelf wel vijfenzeventig keer.

Als je het hoofd beweegt,

bewegen er vijfenzeventig  hoofden

in de spiegels.

En die hoofden doen allemaal hetzelfde.

Je weet op het laatst niet meer,

wie je zelf bent .

Kapi moet hard lachen.

Hij schudt zijn blonde krullen

heen en weer.

 

Pika loopt zachtjes naar het andere stukje

van de tent.

Want ze hoort Kapi lachen.

En dat klinkt vreselijk grappig.

Ze durft nu naar binnen te gaan.

Ik zie vijfenzeventig  Pika’s,

roept ze .

En ik allemaal Kapi’s ,

roept Kapi .

Ze moeten hard lachen.

Wat cool .                                                             

Zouden de kermismensen hen niet horen ?

 

 

 

Pika lijkt precies op Kapi.

En Kapi precies op Pika.

Ze hebben dezelfde  blonde krullen.

Ze hebben een wipneus.

In de spiegels zie je wel

vijfenzeventig keer een tweeling.

Nou ja niet echt een tweeling, natuurlijk .

Want een tweeling is familie

van elkaar .

Kapi’s en Pika’s zie je .

Pika probeert naar Kapi toe te lopen.

Dat is erg moeilijk

met al die Kapi’s en Pika’s .

Daar loopt Pika al tegen een spiegel op.

Ze heeft een dikke buil.

Maar ze moet er om  lachen.

Het bloedt niet.

Het is net of ze 

twee wipneuzen heef .

Boven elkaar dan.

Gelukkig is de spiegel niet kapot.

Dan komen ze bij elkaar.

Zal ik je hand vasthouden ?, zegt Pika.

Zo raken we elkaar niet kwijt.

 

 

 

Pika vindt het niet meer zo eng

in de spiegeltent.

Omdat ze nu bij Kapi is.

Zullen we samen op de kermis

gaan kijken ?, vraagt ze.

Ja, dat doen we , zegt Kapi .

Hun wipneuzen gaan tegelijk de lucht in.

Ze hebben dus een plannetje .

 

om zich heen ( rond) - apkārt

niemand - neviens

zien  - skatīt

haar  - viņas

dan - tad

optillen - pacelt

stiekem - slepeni

tent zeil - telts brezents

omhoog - augšup

gluren - palūrēt

naar binnen - uz iekšu

omkijken - atskatīties atpakaļ

nog - tālāk

even - īsi

in de buurt - tuvumā

hups - ātri

daar - tur

kruipen - rāpo

onder - zem  

groot - liels

weten - zināt 

niet  - ne

allemaal - viss

gebeuren - notikt

lang - garš

rij - rinda

rare - dīvains 

spiegel - spogulis

geen - neviens

hetzelfde - tas pats

bolle - pusapaļais   

achterkant - aizmugures

lepel  - karote

lijkt - šķiet

reus  - gigants

vinden - domāt

maf - muļķīgs

uitsteken - izbāstārā

tong  - mēle

net - tā kā

nijlpaard  - hipopotams

schudden - kratīšana

lachen - smiekli

zwiepen - smieties

horen - dzirdēt

hard - grūts 

later - vēlāk

hol - dobjš, dobjo

binnenkant - Iekšpuse

op haar kop - kājām gaisā

heen en weer - turp un atpakaļ

neusgat - nāss

vragen - jautāt

zijn / haar best doen - veikt iespējams          vislabāk

wat = zo - patiesi

leuk - glīts

hier - šeit

zou - būtu  

meer - vēl

staan -  atrasties

hoekje - neliels kakts, stūris

heel - ļoti

lang - garš

stofzuiger - putekļusūcējs

kijken - apskatīt

nek - kakls

even - brīdis

bang - baiļpilns

iemand - nejaušs persona

anders - atšķirīgs

been - kāja

hoeven - nepieciešama

nooit - nekad

stelt - ķekatas

kopen - pirkt

plotseling - pēkšņs

horen - dzirdēt

schrikken - nobijies

een hoedje = erg - ļoti

houdt zich - ir

stil - nedzirdams

haar - viņas

hart - sirds

bonken - sitiens

klok - baznīcas zvans

als - kā

maar - tikai

willen - gribēt

hollen - skriet

uit - ārā / ne iekšā

dus - tādējādi

vast (=zeker) - noteikti

andere - cits

deel - daļa

gewoon - normāls

tegen - pie

wand - siena

plafond - griesti

vloer - grida

keer - reizes

hoofd - galva

bewegen - kustība

hetzelfde - tas pats

weten - zināt

op het laatst - beidzot

zelf - sevi

hard - grūts

lachen - smiekli

zachtjes - viegli

andere - cits

stukje - gabals

want - jo

klinken - izklausās

vreselijk = erg - pretīgs = ļoti

grappig - smieklīgs

durven - uzdrīkstēties

binnengaan - iet uz iekšu / iet iekşā

cool - labas forš

kermismensen - ļaudis no gadatirgus

hen - viņiem

niet - ne

horen - dzirdēt

elkaar - viens otru

proberen - mēģinu

naar toe lopen - pieiet

moeilijk - grūti

tegen op - pret

dikke - biezs / liels

buil - puns

bloeden - asiņošana

twee - divi

boven - virs

gelukkig - labi

kapot – iznīcina

bloeden - asiņošana

 

zal - varu

hand - plauksta

vasthouden - turēt

kwijtraken - zaudēt

niet meer - ne vairāk

eng - šausmīgs ,šausminoš

samen - kopā

Words in syllables

 

Hoofdstuk 2

woordenlijst

 

 

 

ach.ter.kant

 

plot.se.ling

al.le.maal

 

pre.cies

an.de.re

 

pro.beert

an.ders

 

ra.ken

be.we.gen

 

ra.re

be.weegt

 

reu.zen.le.pel

bin.nen.kant

 

reu.zen.stof.zui.ger

bol.le

 

sa.men

de.zelf.de  

 

stel.ten

dik.ke

 

stie.kem

e.ven

 

stuk.je

el.kaar

 

te.ge.lijk

fa.mi.lie

 

tent.zeil

ge.beu.ren

 

ui.ter.ste

ge.luk.kig

 

vast.hou.den

gi.raf

 

vijf.en.ze.ven.tig

grap.pig

 

vre.se.lijk

heb.ben

 

wip.neu.zen

het.zelf.de

 

zacht.jes

ho.ren

 

zou.den

hoed.je

 

zul.len

hoek.je

 

 

hol.le

 

 

hoof.den

 

 

ie.mand

 

 

ka.pot

 

 

kerk.klok

 

 

ko.men

 

 

ko.pen

 

 

la.chen

 

 

la.ter

 

 

lan.ge

 

 

le.pel

 

 

moe.ten

 

 

moei.lijk

 

 

neus.ga.ten

 

 

nie.mand

 

 

nijl.paar.den.tong

 

 

om.hoog

 

 

on.der

 

 

pla.fond

 

 

 

CheckStat